ECLI:NL:GHAMS:2004:AR3197

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-004429-03
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Heutink
  • M. Schreuder
  • J. Houben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag van partner met vier jaar gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Alkmaar. De verdachte, geboren in 1934 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het opzettelijk doden van zijn echtgenote op 23 maart 2003 in Hoorn. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor doodslag. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het heeft gekeken naar de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte had een geschiedenis van psychische problemen, waaronder een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid, wat zijn gedragingen ten tijde van het delict beïnvloedde. Het hof oordeelde dat de verdachte zich in een staat van emotionele ontreddering bevond, wat leidde tot de fatale steekpartij. De verdachte werd vrijgesproken van de primair tenlastegelegde moord, maar het hof achtte het subsidiair tenlastegelegde doodslag wettig en overtuigend bewezen. De straf werd vastgesteld op vier jaar gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, zodat deze bij de burgerlijke rechter konden worden ingediend. Het hof heeft ook beslist over de inbeslaggenomen voorwerpen, waarbij een mes verbeurd werd verklaard en twee sokken aan de verdachte werden teruggegeven.

Uitspraak

arrestnummer ...
rolnummer 23-004429-03
datum uitspraak 1 juni 2004
tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Alkmaar van 25 november 2003 in de strafzaak onder parketnummer 14-010133-03 van het openbaar ministerie tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1934,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
feitelijk verblijvende in huis van bewaring De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 11 november 2003 en in hoger beroep van 18 mei 2004.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, verbetert het hof deze. De verdachte wordt daar¬door niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezengeachte
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 maart 2003 in de gemeente Hoorn opzettelijk zijn echtgenote [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een mes in haar buik en haar hals gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de straf¬baarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit straf¬baar is.
Het subsidiair bewezengeachte levert op:
Doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaar¬heid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft voorts de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zijn echtgenote met messteken om het leven gebracht. Hij is tot zijn daad gekomen nadat zijn echtgenote hem tijdens een ruzie, in een huwelijk dat gekenmerkt werd door conflicten, had gedreigd hem te verlaten. Verdachte heeft de wijze waarop zijn echtgenote hem op dat moment behandelde als buitengewoon vernederend en grievend ervaren. Het handelen van verdachte is buitengewoon schokkend. Het hoeft geen betoog dat de kinderen van het slachtoffer, die op haar geschreeuw afkwamen en hun moeder hebben zien overlijden, onherstelbaar leed is toegedaan.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Docu¬mentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 6 februari 2004, is verdachte eerder ter zake van een geweldsmisdrijf veroordeeld.
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de volgende met betrekking tot verdachte uitgebrachte rapporten.
Een voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, op 25 maart 2003 opgemaakt door J.P. Wouda, reclasseringswerker.
Een rapport van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Alkmaar, op 26 maart 2003 opgemaakt door I. Matthaei, forensisch psychiater. Dit rapport houdt onder meer in:
Verdachte is detentiegeschikt. Gezien zijn leeftijd en min of meer blanco justitiële voorgeschiedenis is het wenselijk om hem op een Bijzondere Zorg Afdeling te plaatsen. Door de aard en de ernst van het tenlastegelegde wordt een triple-rapportage geadviseerd.
Een rapportage Pro Justitia, op 23 juli 2003 opgemaakt door C. Jonker, gedragsneuroloog.
Een over verdachte uitgebrachte triple-rapportage van 8 augustus 2003. Deze rapportage houdt onder meer in:
1. Milieu-rapportage door J. Potter, verbonden als sociaal psychiatrisch werker aan Reclassering Nederland:
Het is mij in dit milieuonderzoek duidelijk geworden dat de ergernis over het gedrag van [benadeelde partij 2], de bij hem (het hof begrijpt: de verdachte) gegroeide overtuiging dat [slachtoffer] hem met geldzaken en met andere mannen bedroog, de voornaamste externe factoren waren, waardoor hij zich slachtoffer van de situatie en een mislukkeling voelde, terwijl hij zijn hele leven hard gewerkt had en in zijn beleving het beste met hen voorhad. Of zijn idee omtrent de ontrouw en het financiële bedrog van [slachtoffer] nu gegrond was of niet, voor hem was het realiteit. Naast de beschreven externe factoren is in dit milieuonderzoek duidelijk geworden dat betrokkene iemand is die problemen opkropt en wegdrukt door altijd maar actief te blijven.
2. Psychologisch rapport door J.M. Oudejans, psycholoog:
Betrokkenes achterdocht ten aanzien van het slachtoffer werd gaandeweg steeds sterker en is naar het zich laat aanzien ook wel buiten de oevers van het domein van het redelijke en reële getreden, hetgeen past in het beeld van de op basis van zijn zwakbegaafdheid en persoonlijkheidsstoornis in de kern slecht geïntegreerde man.
Gezien de aard van de beschreven karakterstoornis en de negatieve bevindingen van het gedragsneurologisch, neuropsychologisch en dementieel onderzoek is het praktisch uitgesloten dat een organisch cerebrale factor een rol van betekenis heeft gespeeld bij de totstandkoming van dit soort paranoïde reacties. Ook zijn er geen aanwijzingen voor een paranoïde-psychotische component. Gelet op de aard van de karakterstoornis en betrokkenes zwakbegaafdheid en analfabetisme lijkt er sprake van een achterdocht op basis van de beperkte cognitieve en integratieve vermogens van een man die gaandeweg steeds meer onder druk komt te staan en zich steeds weerlozer tegenover die druk voelt staan.
Bij de laatste confrontatie met het slachtoffer leed betrokkene, die toch al tot het uiterste getergd was, opnieuw in het bijzijn van anderen gezichtsverlies en voelde hij zich opnieuw beledigd en tot op het bot gekrenkt door het slachtoffer. Wanneer hij haar ter verantwoording roept, krijgt hij niet alleen ook dan niet de erkenning die hij wil, maar dreigt ze hem ook nog eens te verlaten. Die dreigende verlating is onverdraaglijk voor hem. Er is op dat moment betrekkelijk weinig ruimte meer voor betrokkenes habituele reactie bij krenkingen en conflicten: vermijden en zich terugtrekken. Na zich eerst teruggetrokken en ingehouden te hebben, voelt hij zich direct voorafgaande aan het tenlastegelegde voor de tweede keer door het slachtoffer uitgelachen, hetgeen leidt tot een doorbraak van agressieve impulsen ten tijde van het tenlastegelegde.
3. Psychiatrisch rapport door R. Ladee, psychiater:
Betrokkene is zowel affectief als pedagogisch verwaarloosd, is analfabeet en functioneert intellectueel op zwakbegaafd niveau. Het zelfgevoel is laag en extern bepaald, hetgeen betrokkene met name in relaties erg kwetsbaar maakt. Het karakter wordt bepaald door afhankelijke en vermijdende trekken die tezamen zo inperkend zijn voor betrokkene ten aanzien van zijn keuzevrijheid in het bepalen van zijn gedrag, dat gesproken mag worden van een persoonlijkheidsstoornis. De paranoïde van betrokkene treedt op in het kader van betrokkenes beperkte intellectuele en integratieve vermogens, waarbij analfabetisme ook een rol van betekenis speelt. Diagnostisch is er sprake van een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis met secundaire narcistische trekken, zwakbegaafdheid en analfabetisme.
Conclusie door de psycholoog en de psychiater:
Onderzochte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, in de vorm van een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis met secundaire narcistische trekken, in combinatie met zwakbegaafdheid en analfabetisme.
Ook ten tijde van het tenlastegelegde was onderzochte lijdende aan bovenomschreven gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Deze gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens beïnvloedde onderzochtes gedragskeuzes c.q. zijn gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde zodanig dat het tenlastegelegde daaruit verklaard kan worden.
Door zijn persoonlijkheidsstoornis beschikte betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde over een beperkter aantal keuzemogelijkheden om zijn gedrag te bepalen dan de gemiddelde mens. Hij is door zijn psychische problematiek sociaal fors geïnvalideerd. Deze inperking werd nog eens versterkt door zijn zwakbegaafdheid en zijn analfabetisme waardoor hij ook in praktisch opzicht van zijn vrouw afhankelijk is. Betrokkene kon met zijn toenemende wanhoop, woede en toenemende achterdocht geen kant op. Als zijn vrouw dan dreigt hem te verlaten, wordt hij in zijn achilleshiel geraakt en breekt alle frustratie die niet op een andere manier heeft kunnen weg vloeien en daardoor gedurende jaren moest worden opgehoopt, in één keer door.
Ondergetekenden concluderen dat onderzochte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch minder dan de gemiddelde mens in staat is geweest zijn wil – overeenkomstig een dergelijk inzicht – te bepalen. Ondergetekenden concluderen dat onderzochte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, dat het tenlastegelegde hem slechts in verminderde mate kan worden toegerekend.
Vanwege het feit dat het recidiverisico als zeer klein wordt ingeschat zijn er geen gronden voor het uitbrengen van een advies voor begeleiding of behandeling in een strafrechtelijk kader.
Gegeven onderzochtes leeftijd en de meervoudige handicaps zou het aanbeveling verdienen indien hij na het vonnis in het Penitentiair Selectie Centrum wordt geplaatst, zodat aldaar kan worden bekeken of zijn leeftijd en beperkingen speciale aandacht in detentie vereisen. Daarnaast zou het aanbeveling verdienen indien onderzochte nog tijdens zijn detentieperiode psychologische begeleiding zou kunnen krijgen, waarbij onderzochte ook alsnog zou kunnen worden geleerd om te lezen en te schrijven. De verwachting is dan immers dat hij zich na ommekomst van zijn detentie beter zal kunnen redden, zelfstandiger zal worden en minder afhankelijk zal worden van de steun van een partner, waardoor de kans dat hij zich gebruikt voelt ook kleiner zal worden.
Het hof neemt de conclusie van dit rapport over en is, gelet op de ernst van het feit, van oordeel dat oplegging van een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur passend is.
Het hof houdt bij de duur van de strafoplegging met name rekening met de hogere leeftijd van de verdachte, de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit is begaan en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Gelet op deze omstandigheden zal het hof de in beginsel in aanmerking komende langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf enigszins matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Beslissing omtrent in beslag genomen voorwerpen
Het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een mes, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurdverklaard en is daarvoor vatbaar aangezien het subsidiair bewezengeachte met behulp van dit voorwerp is begaan.
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten twee sokken, dienen aan verdachte te worden teruggegeven.
Ten aanzien van de op de beslaglijst voorkomende damesfiets zal het hof geen beslissing nemen, nu uit het proces-verbaal van 23 juli 2003, opgemaakt door verbalisant R.J.D. Nijkamp, dat zich in het dossier bevindt, blijkt dat deze fiets reeds is teruggegeven aan de naaste familie, verblijvende [adres 2].
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij, [benadeelde partij 1], heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van € 6.214,74 zoals door haar ook in eerste aanleg is gevorderd.
De benadeelde partij, [benadeelde partij 2], heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van € 6.183,74 zoals door haar ook in eerste aanleg is gevorderd.
De verdachte heeft deze vorderingen betwist.
Het hof is van oordeel dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet van zo eenvoudige aard zijn, dat deze zich lenen voor behandeling in deze strafzaak. Het hof zal de benadeelde partijen dan ook niet ontvankelijk verklaren, zodat deze vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER (4) JAREN.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuit¬voerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
- en voorts -
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een mes.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: twee sokken.
- en voorts -
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de zesde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Heutink, Schreuder en Houben, in tegenwoordigheid van mr. Berk als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juni 2004.
Mr. Schreuder is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.