ECLI:NL:GHAMS:2004:AR3381
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van de Merwe
- J. Nijhuis
- Rechtspraak.nl
Bepaling gebruikelijk loon voor aandeelhouder in een verlieslijdende onderneming
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 2 september 2004, is in geschil of het gebruikelijk loon van belanghebbende, die een hotelonderneming drijft, lager kan worden vastgesteld dan ƒ 84.000. De belanghebbende, die samen met haar echtgenoot een hotel exploiteert, heeft in 1999 geen beloning ontvangen voor haar werkzaamheden. De inspecteur van de Belastingdienst heeft echter het loon vastgesteld op ƒ 84.000, wat leidde tot een belastbaar inkomen van nihil na verrekening van verliezen uit voorgaande jaren. De belanghebbende betwistte deze vaststelling en voerde aan dat haar gebruikelijke loon ƒ 14.270 zou moeten zijn, en dat het hotel een structureel verlieslijdende onderneming was.
Tijdens de zitting op 19 augustus 2004 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. De inspecteur stelde dat er geen reden was om het gebruikelijk loon lager te stellen, omdat dit geen gevaar voor de continuïteit van de onderneming met zich meebracht. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat haar werkzaamheden vergelijkbaar waren met die van andere werknemers van het hotel. Bovendien werd de stelling van de belanghebbende dat het hotel structureel verlieslijdend was, niet onderbouwd. Het Hof concludeerde dat het gebruikelijke loon op ƒ 65.000 moest worden vastgesteld, wat leidde tot een vermindering van het verrekende verlies tot ƒ 61.259.
Het Hof heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 805 en gelast dat het griffierecht van € 31 aan de belanghebbende wordt vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van vergelijkbaarheid van werkzaamheden en de noodzaak om een realistische inschatting van het gebruikelijk loon te maken, vooral in situaties waarin een aanmerkelijk belang geen rol speelt.