ECLI:NL:GHAMS:2004:AR3911
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Van de Merwe
- mr. De Rijk
- Rechtspraak.nl
Giftenaftrek en de vereisten voor notariële akte volgens de Wet inkomstenbelasting 2001
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 9 september 2004, ging het om een beroep van belanghebbende X tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst P, betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. De belanghebbende had in zijn aangifte een verzamelinkomen van € 19.442 en voerde een bedrag van € 8.569 aan als aftrekbare giften. De inspecteur accepteerde echter alleen de gift aan A als periodieke gift en beschouwde de overige giften als andere giften, die slechts tot 10% van het verzamelinkomen aftrekbaar zijn. Dit leidde tot een correctie van de aftrekbare giften met € 3.499, waardoor het verzamelinkomen werd vastgesteld op € 22.941.
Belanghebbende stelde dat de brochure van de belastingdienst onvoldoende duidelijk maakte dat voor elke periodieke gift een aparte notariële akte vereist was. Hij voerde ook aan dat eerdere giften in de jaren 2000 en 2001 waren geaccepteerd, wat hem het vertrouwen gaf dat zijn aangifte voor 2002 op dezelfde manier behandeld zou worden. Het Hof oordeelde echter dat de wet duidelijk voorschrijft dat periodieke giften moeten berusten op een notariële akte en dat de rechter niet de innerlijke waarde van de wet kan toetsen. De argumenten van belanghebbende werden verworpen, en het Hof verklaarde het beroep ongegrond.
Het Hof benadrukte dat de wettelijke regeling voor aftrekbare giften, die een maximum van 10% van het verzamelinkomen stelt, niet discriminerend is, maar een vastgestelde norm die door de wetgever kan worden gewijzigd. De uitspraak werd op 9 september 2004 vastgesteld door mr. Van de Merwe, lid van de belastingkamer, en de beslissing werd ter openbare zitting uitgesproken.