Parketnummer: 21-004443-03
Uitspraak dd.: 7 oktober 2004
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Utrecht van 12 september 2003 in de strafzaak tegen
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van
22 september 2004 en 23 september 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich niet met het vonnis, waarvan beroep, zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
Aan verdachte is, na wijziging, telastegelegd dat:
feit 1
primair
hij op of omstreeks 21 december 2002 in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, en/of in de gemeente Almelo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om - in een woning gelegen aan [straat]-
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een bedrag van ongeveer 300.000 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer onbekend gebleven pers(o)on(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer onbekend gebleven pers(o)on(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer onbekend gebleven pers(o)on(en) te dwingen tot de afgifte van een bedrag van ongeveer 300.000 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer onbekend gebleven pers(o)on(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
als volgt heeft/hebben gehandeld,
zijnde en/of hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
• overleg gevoerd en/of afspraken gemaakt met betrekking tot de handelwijze bij het "rippen"/beroven/afpersen van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
• (vervolgens) zich naar voornoemde woning begeven en/of
• één of meer vuurwapen(s) meegenomen en/of in die woning gebracht en/of
• één of meer kabelbinder(s) en/of zogenaamde tie-wraps
meegenomen en/of in die woning gebracht en/of
• nadat voornoemde [slachtoffer 1] bij die woning was aan- en/of
binnen (vervolgens) gekomen die [slachtoffer 1] met één of meer
vuurwapen(s) bedreigd en/of
• (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] gefouilleerd en/of hem gesommeerd zijn zakken leeg te maken en/of
• met een vuurwapen (van/op zeer korte afstand) één of meer kogel(s) afgevuurd op/in en/of in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1],
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
tengevolge waarvan [slachtoffer 1] werd gedood;
hij op of omstreeks 21 december 2002 te De Meern, gemeente Utrecht althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk, met een vuurwapen (van/op zeer korte afstand) één of meer kogel(s) afgevuurd op/in en/of in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] , tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
hij op of omstreeks 21 december 2002 in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld en/of afpersing en/of doodslag, opzettelijk voorwerpen kennelijk bestemd tot het begaan in vereniging van dat/die misdrijf/misdrijven, te weten:
• een of meer (geladen) vuurwapen(s) en/of
• een of meer kabelbinder(s) en/of zogenoemde tie-wraps
heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 21 december 2002 in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere wapen(s) van categorie III, te weten
• een pistool (merk Zastava, kleur zwart, kaliber 9 mm type PARA M70
41549) en/of
• een pistool (chroomkleurig, Mod. GT 28, kaliber 8 mm, type A salve) en/of
• een pistool (merk Mauser, kleur grijs-zwart, model 90 DA, kaliber 9 mm Parabellum)
en/of een of meerdere scherpe patro(o)n(en), bestemd voor en/of behorende bij (een van de) voornoemde wapens voorhanden heeft gehad;
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair telastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat het relaas van [medeverdachte 1], inhoudende dat hij samen met [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], verdachte en wellicht ook met [medeverdachte 4] een ripdeal op touw had gezet, zodanige inconsistenties en ongerijmdheden bevat, dat de mogelijkheid aanwezig wordt geacht dat er geen plan tot een ripdeal tot stand is gekomen. Het hof acht niet uitgesloten dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en hun metgezellen naar De Meern zijn gekomen zonder criminele bedoelingen (behalve het vuurwapenbezit van [verdachte]).
Met betrekking tot het onder 1 subsidiair telastegelegde overweegt het hof het volgende.
Het hof heeft kennis genomen van de resultaten van het technisch onderzoek, in het bijzonder naar de hulzen en kogels, en van de relevante afgelegde verklaringen inzake de afgevuurde schoten. Het hof komt aan de hand daarvan tot het oordeel, dat niet is komen vast te staan, dat [slachtoffer 1] fataal getroffen is door een kogel, afgevuurd uit de door [verdachte] gehanteerde Mauser. Er is voorts niet gebleken, dat er sprake is geweest van een zo intense samenwerking van verdachte met een of meer anderen, gericht op het doden van het slachtoffer, dat van medeplegen van doodslag zou kunnen worden gesproken.
Ook voor het meer subsidiair ten laste gelegde, voorbereiding van diefstal met geweld, afpersing, en/of doodslag acht het hof onvoldoende bewijs aanwezig.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 2 telastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 december 2002 in de gemeente Utrecht een wapen van categorie III, te weten
een pistool (merk Mauser, kleur grijs-zwart, model 90 DA, kaliber 9 mm Parabellum) en meerdere scherpe patronen, bestemd voor en/of behorende bij voornoemd wapen voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met een vuurwapen van categorie III.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een met scherpe patronen geladen Mauser. Hij heeft verklaard, dat hij zich van dat wapen heeft voorzien in het bewustzijn, dat zich een gevaarlijke situatie zou kunnen voordoen, hetgeen inhoudt, dat hij onder omstandigheden bereid zou zijn het wapen te hanteren. Daaruit vloeit voort, dat het voorhanden hebben van het pistool een bijzondere gevaarzetting met zich brengt. Daarin ziet het hof aanleiding tot oplegging van de na te noemen onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een lichtere straf acht het hof niet in overeenstemming met de ernst van dit feit.
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met betrekking tot welke het onder 2 telastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Bij [medeverdachte 1] wordt een beslissing genomen met betrekking tot de overige inbeslaggenomen voorwerpen, die zijn aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair telastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 2 telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De in beslag genomen voorwerpen
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een pistool, MAUSER, model 90 DA 9 mm.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een bril, VERSUS, model 27 col.73 m 45 vierkant 18;
- een telefoon, kleur blauw, merk PANASONIC.
Voorlopige hechtenis
Het hof heeft de voorlopige hechtenis waarin verdachte zich ten tijde van de behandeling nog bevond, opgeheven bij afzonderlijke beschikking, gedateerd 5 oktober 2004.
Aldus gewezen door
mr Denie, voorzitter,
mrs Dee en Barels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Van Ek, griffier,
en op 7 oktober 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.