ECLI:NL:GHAMS:2004:AR4565

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-004442-03
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Denie
  • A. Dee
  • J. Barels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na inconsistenties in het bewijs rondom ripdeal en verboden wapenbezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 oktober 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De verdachte was beschuldigd van het voorbereiden van een ripdeal en verboden wapenbezit. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van de terechtzittingen op 22 en 23 september 2004. De verdachte had verklaard samen met medeverdachten een ripdeal te hebben voorbereid, maar het hof constateerde dat zijn relaas vol inconsistenties en ongerijmdheden zat. Hierdoor werd de mogelijkheid geacht dat er geen plan tot een ripdeal was ontstaan. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen, ondanks dat er wel strafbare feiten waren geconstateerd, zoals het bezit van vuurwapens. Het hof heeft tevens de in beslag genomen voorwerpen behandeld en besloten tot onttrekking aan het verkeer van de vuurwapens, terwijl andere voorwerpen voor bewaring ten behoeve van de rechthebbende werden gelast. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 21-004442-03
Uitspraak dd.: 7 oktober 2004
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Utrecht van 12 september 2003 in de strafzaak tegen
[Verdachte]
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang hoger beroep
Het openbaar ministerie heeft ter terechtzitting opgegeven dat het geen rechtsmiddel heeft willen instellen tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij verdachte ter zake van het onder 2 telastegelegde werd vrijgesproken, zodat het hof verstaat dat het hoger beroep van de verdachte en het openbaar ministerie uitsluitend is gericht tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij verdachte ter zake van het onder 1 telastegelegde werd veroordeeld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van
22 september 2004 en 23 september 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich niet met het vonnis, waarvan beroep, zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
De telastelegging
Aan verdachte is, na wijziging, voor zover van belang in hoger beroep, telastegelegd dat:
feit 1
primair
hij op of omstreeks 21 december 2002 in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, en/of in de gemeente Almelo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om - in een woning gelegen aan [straat]-
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een bedrag van ongeveer 300.000 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer onbekend gebleven pers(o)on(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer onbekend gebleven pers(o)on(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer onbekend gebleven pers(o)on(en) te dwingen tot de afgifte van een bedrag van ongeveer 300.000 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer onbekend gebleven pers(o)on(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
als volgt heeft/hebben gehandeld,
zijnde en/of hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
• overleg gevoerd en/of afspraken gemaakt met betrekking tot de handelwijze bij het "rippen"/beroven/afpersen van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
• (vervolgens) zich naar voornoemde woning begeven en/of
• één of meer vuurwapen(s) meegenomen en/of in die woning gebracht en/of
• één of meer kabelbinder(s) en/of zogenaamde tie-wraps
meegenomen en/of in die woning gebracht en/of
• nadat voornoemde [slachtoffer 1] bij die woning was aan- en/of
binnen (vervolgens) gekomen die [slachtoffer 1] met één of meer
vuurwapen(s) bedreigd en/of
• (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] gefouilleerd en/of hem gesommeerd zijn zakken leeg te maken en/of
• met een vuurwapen (van/op zeer korte afstand) één of meer kogel(s) afgevuurd op/in en/of in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1],
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
tengevolge waarvan [slachtoffer 1] werd gedood;
Subsidiair
hij op of omstreeks 21 december 2002 te De Meern, gemeente Utrecht althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk, met een vuurwapen (van/op zeer korte afstand) één of meer kogel(s) afgevuurd op/in en/of in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 21 december 2002 in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld en/of afpersing en/of doodslag, opzettelijk voorwerpen kennelijk bestemd tot het begaan in vereniging van dat/die misdrijf/misdrijven, te weten:
• een of meer (geladen) vuurwapen(s) en/of
• een of meer kabelbinder(s) en/of zogenoemde tie-wraps
heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het telastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof is tot de conclusie gekomen dat het relaas van verdachte, inhoudende dat hij samen met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en wellicht ook met [medeverdachte 4] een ripdeal op touw heeft gezet, zodanige inconsistenties en ongerijmdheden bevat, dat de mogelijkheid aanwezig wordt geacht dat er geen plan tot een ripdeal tot stand is gekomen. Het hof acht niet uitgesloten dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en hun metgezellen naar De Meern zijn gekomen zonder criminele bedoelingen (behalve het vuurwapenbezit van [medeverdachte 3]).
Het hof heeft kennis genomen van de omstandigheid dat verdachte op zeker moment ten tijde van het opsporingsonderzoek heeft bekend dat hij met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een ripdeal op touw heeft gezet en dat hij deze versie van het verhaal tot en met de terechtzitting in hoger beroep heeft volgehouden. Niettemin heeft het hof twijfels over deze geschetste gang van zaken, zodat het hof zich genoodzaakt ziet verdachte vrij te spreken. De vrijspraak heeft betrekking op alle varianten van het onder 1 telastegelegde feit.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit, waarvan verdachte werd verdacht, in de woning van verdachte zijn aangetroffen, terwijl deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Weliswaar wordt verdachte van het hem telastegelgde vrijgesproken, maar vastgesteld wordt dat een strafbaar feit is begaan (schieten en in ieder geval voorhanden hebben van een of meerdere vuurwapens).
Daarnaast wordt van een aantal andere voorwerpen de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelast.
BESLISSING
Het hof:
Verstaat, dat het door verdachte en het openbaar ministerie ingestelde rechtsmiddel niet is gericht tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij verdachte ter zake van het onder 2 telastegelegde werd vrijgesproken.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het telastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
De in beslag genomen voorwerpen
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een pistool, kleur zwart, ZASTAVA, 9 mm;
- een pistool, kleur zilver, FT 6.35.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een kabelbinder;
- 17 stuks kabelbinders;
- kabelbinders 39 cm lang en 0,7 cm breed;
- administratieve bescheiden;
- een schrijfmap en
- een agenda.
de voorlopige hechtenis
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr Denie, voorzitter,
mrs Dee en Barels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Van Ek, griffier,
en op 7 oktober 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.