ECLI:NL:GHAMS:2004:AR4577
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Goes
- mr. Van Schaik
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van beroepskosten en kosten van vermogensbeheer in het belastingjaar 2000
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 september 2004 uitspraak gedaan over de aftrekbaarheid van beroepskosten en kosten van vermogensbeheer voor het belastingjaar 2000. De belanghebbende, geboren in 1954, had aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen gedaan van een belastbaar inkomen van ƒ 112.703. De inspecteur had echter een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 220.173, wat resulteerde in een aanslag van ƒ 104.277. De belanghebbende had in 2001 kosten gemaakt voor beroepskosten van ƒ 82.250 en advieskosten van ƒ 16.391, alsook kosten voor vermogensbeheer van ƒ 8.829, die hij in 2001 had betaald. De inspecteur had deze kosten niet in aanmerking genomen voor aftrek in het jaar 2000, wat leidde tot het beroep van de belanghebbende.
Het Hof oordeelde dat de beroepskosten en kosten van vermogensbeheer niet aftrekbaar waren in het jaar 2000, omdat deze kosten pas in 2001 waren betaald. Het Hof verwierp de stelling van de belanghebbende dat er sprake was van negatief loon en dat het vertrouwensbeginsel was geschonden. Het Hof stelde vast dat de kosten niet in het onderhavige jaar waren betaald of verrekend, en dat er geen sprake was van een schending van het gelijkheidsbeginsel. De inspecteur had de aanslag bij de bestreden uitspraak op een hoger bedrag vastgesteld dan bij de definitieve aanslag, wat in strijd was met het verbod van reformatio in peius. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak, en verlaagde de aanslag tot ƒ 104.277. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 10 en werd het betaalde griffierecht van € 31 aan de belanghebbende vergoed.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om kosten tijdig te betalen om in aanmerking te komen voor aftrek, en bevestigt dat de wetgever de mogelijkheid heeft om verschillende regels voor ondernemers en werknemers vast te stellen. De uitspraak is gedaan door mr. Goes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van Schaik als griffier.