ECLI:NL:GHAMS:2004:AR6614

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1168/04
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Voncken
  • W. Wigleven
  • A. Beukers-Van Dooren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouders niet-ontvankelijk in hoger beroep van beslissing tot verlenging machtiging van de uithuisplaatsing van hun dochter

In deze zaak hebben de ouders hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Haarlem, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van hun dochter werd verlengd. De ouders zijn van mening dat hun dochter in 'De Argonaut' geplaatst moet worden, omdat zij van mening zijn dat de huidige opvang bij de familie [A] niet geschikt is. De ouders stellen dat de familie [A] niet bijdraagt aan het herstel van het contact tussen hen en hun dochter, en dat de dochter al meer dan een jaar niet naar school gaat. De gezinsvoogdij-instelling, Stichting Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJA), heeft echter aangegeven dat er momenteel een onderzoek loopt naar de geschiktheid van de familie [A] en dat contactherstel in een pril stadium verkeert. BJA is van mening dat de huidige situatie niet gewijzigd moet worden en dat de dochter in de huidige opvang moet blijven.

Het hof heeft de zaak op 4 november 2004 behandeld en na beraad heeft het hof besloten dat de ouders niet-ontvankelijk zijn in hun hoger beroep. Het hof overweegt dat het hoger beroep van de ouders zich niet richt tegen de uithuisplaatsing zelf, maar tegen de uitvoering daarvan door de gezinsvoogdij-instelling. Dit verzoek van de ouders vindt geen steun in de wet, aangezien zij geen rechtsmiddel hebben tegen de uitvoering van de beschikking van de kinderrechter. Het hof benadrukt dat de dochter haar medewerking moet verlenen aan het vinden van een geschikte onderwijsinstelling en aan een persoonlijkheidsonderzoek, en dat indien zij hieraan niet meewerkt, plaatsing in een gesloten inrichting tot de mogelijkheden behoort.

De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 4 november 2004, waarbij de ouders niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 4 november 2004 in de zaak met rekestnummer 1168/04 van:
1. [...],
2. [...],
beide wonende te [woonplaats],
DE OUDERS,
procureur: mr. D.A.J. Sturhoofd,
t e g e n
STICHTING BUREAU JEUGDZORG AGGLOMERATIE
AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
BJA.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. De ouders zijn in hoger beroep gekomen van de beschikking van 29 juni 2004 van de rechtbank te Haarlem, met zaaknummer 102782/2004.
1.2. BJA heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. De dochter, nader te noemen, heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. De zaak is op 4 november 2004 ter zitting behandeld.
1.5. Na sluiting van de behandeling ter terechtzitting heeft het hof, na zich te hebben beraden, terstond mondeling zijn beslissing in het openbaar meegedeeld.
2. De feiten
2.1. Uit het huwelijk van de ouders is op 19 januari 1989 de dochter geboren. De ouders oefenen van rechtswege het ouderlijk gezag uit over de dochter.
2.2. De dochter heeft tot 17 september 2003 bij de ouders gewoond. Zij heeft de lagere school te [woonplaats ouders] doorlopen. Vervolgens is zij in 2001 met VWO-advies naar de gemengde brugklas van de OSG in [...] gegaan.
2.3. Vanaf april 2002 is de dochter meerdere keren flauwgevallen. Hiervoor is zij enige malen in het ziekenhuis te [...] opgenomen. De ouders werd geadviseerd de dochter voor nadere psychiatrische observatie te laten opnemen.
2.4. De dochter is van 16 juni 2002 tot 6 augustus 2002 ter observatie opgenomen geweest in het Triversum, jeugdpsychiatrisch ziekenhuis te [...]. Het advies was opname voor behandeling.
2.5. Vervolgens is de dochter in behandeling geweest bij een hypno-therapeut en een haptotherapeut. In april 2003 is de dochter via de polikliniek van het Triversum in [....] doorverwezen naar “De Argonaut”, de jeugdpsychiatrische afdeling van het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam, alwaar zij op de wachtlijst voor behandeling is geplaatst.
2.6 In maart 2003 heeft de dochter een intelligentietest gedaan, waaruit bleek dat zij hoogbegaafd is.
2.7. In de zomer van 2003 is de dochter onderwijs gaan volgen bij een Iederwijsschool, zijnde een school waar les wordt gegeven volgens een vraaggericht systeem in plaats van een aanbodgericht systeem. Op 17 september 2003 is de dochter bij haar ouders weggelopen en ingetrokken bij de familie [A] in [...], waarna de dochter en de ouders lange tijd geen contact hebben gehad. Mevrouw [A] was begeleidster op voornoemde Iederwijsschool.
2.8. Bij beschikking van de rechtbank Haarlem van 9 maart 2004 is de dochter onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling thans nog voortduurt tot 9 maart 2005.
2.9. Bij beschikking van de rechtbank Haarlem van 9 maart 2004 is voor de duur van drie maanden machtiging verleend de dochter gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor crisisopvang als bedoeld in artikel II lid 1 van de Bijlage behorende bij de Wet op de Jeugdhulpverlening, welke machtiging bij beschikking van 9 juni 2004 is verlengd voor de duur van één maand.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is de duur van de machtiging tot plaatsing van de dochter in een voorziening voor crisisopvang als bedoeld in artikel II lid 1 van de Bijlage behorende bij de Wet op de Jeugdhulpverlening met ingang van 9 juli 2004 tot 9 december 2004 verlengd.
3.2. Het appel van de ouders strekt ertoe de dochter te plaatsen in “De Argonaut”, de jeugdpsychiatrische afdeling van het Amsterdams Medisch Centrum.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. De ouders zijn van mening dat de dochter in “De Argonaut” geplaatst moet worden, omdat door het verblijf van de dochter bij de familie [A] de door de gezinsvoogdij gestelde in het kader van de ondertoezichtstelling geformuleerde doelen niet verwezenlijkt kunnen worden. De ouders stellen daartoe dat de familie [A] niet geschikt is om te fungeren als een voorziening voor crisisopvang. De familie zet zich niet in om het contact tussen de ouders en de dochter te herstellen, om de dochter een persoonlijkheidsonderzoek te laten ondergaan of om de dochter weer onderwijs te laten volgen.
De dochter gaat al meer dan een jaar niet naar school. Er is door het Regionaal Expertise Centrum (REC) geprobeerd de dochter weer naar school te krijgen, maar de dochter weigert medewerking. Zij wordt hierin gesteund door mevrouw [A], die blijft volhouden dat de dochter bij een instelling voor hoogbegaafden onderwijs moet volgen [...] te [...].
Voorts heeft de gezinsvoogd niet de juiste handelwijze voor ogen. De dochter moet eerst een persoonlijkheidsonderzoek ondergaan, alvorens tot een schoolkeuze kan worden gekomen. Door plaatsing bij “De Argonaut” kan door één instelling een persoonlijkheidsonderzoek worden gedaan, de diagnose worden gesteld en onderwijs ter hand worden genomen, aldus de ouders.
4.2. BJA stelt dat zij op dit moment geen uitspraak kan doen over de geschiktheid van de familie [A] als voorziening voor crisisopvang. Er loopt op dit moment een onderzoek naar de geschiktheid van de familie. Ten aanzien van het contactherstel stelt BJA, dat dit herstel zich in een pril stadium bevindt. Alle betrokkenen hebben zich inmiddels bereid verklaard mee te werken aan contactherstel. In deze fase acht BJA het dan ook niet wenselijk om de dochter in een andere woon/leefsituatie te plaatsen.
BJA ziet het belang van een persoonlijkheidsonderzoek in, maar heeft voorrang gegeven aan een onderzoek van het REC naar plaatsing bij een geschikte onderwijsinstelling. In dit onderzoek zou tevens een persoonlijk-heidsonderzoek kunnen worden betrokken.
BJA stelt dat de beschikking waarvan beroep in stand moet blijven.
4.3. De dochter stelt dat de familie [A] geschikt is als voorziening voor crisisopvang. Mevrouw [A] werkt de doelstellingen van BJA niet tegen, maar stimuleert de dochter juist. Voorts stelt zij dat de ouders met hun beroep een beslissing beogen die niet haalbaar is. Deze rechter kan geen beslissing nemen tot plaatsing in “De Argonaut”, aldus de dochter.
4.4. Het hof overweegt als volgt.
4.5. Het hoger beroep van de ouders richt zich niet tegen de uithuisplaatsing van de dochter als zodanig, maar tegen de uitvoering die daaraan is en wordt gegeven door de gezinsvoogdij-instelling door (continuering) van de plaatsing van de dochter in het gezin van de familie [A]. De ouders wensen immers middels dit hoger beroep plaatsing in “De Argonaut” te bewerkstelligen. Een dergelijk verzoek vindt echter geen steun in de wet. Aan de ouders komt immers geen rechtsmiddel toe tegen bedoelde uitvoering van de beschikking van de kinderrechter door de gezinsvoogdij-instelling anders dan in de gevallen en op de wijze zoals is bepaald in artikel 1:263 tweede lid en verder van het Burgerlijk Wetboek. De ouders zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in hun hoger beroep.
4.6. Daarnaast acht het hof het voor partijen van belang te weten dat het hof de beschikking waarvan beroep een juiste beslissing vindt. Immers, thuisplaatsing is gezien de houding van de dochter jegens haar ouders op dit moment niet aan de orde. Er bestaan echter ernstige zorgen over het gegeven dat de dochter al meer dan een jaar niet naar school gaat en het gegeven dat de dochter nog steeds geen persoonlijkheidsonderzoek heeft ondergaan. Het hof acht het dan ook zeer belangrijk dat de dochter haar volle medewerking verleent aan het vinden van een geschikte onderwijsinstelling en aan een persoonlijkheidsonderzoek. Het hof merkt hierbij op, dat indien de dochter niet wenst mee te werken aan hetgeen de ouders en de gezinsvoogdij-instelling in het belang van de dochter achten, plaatsing in een gesloten inrichting tot de mogelijkheden behoort.
4.7. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
verklaart de ouders niet-ontvankelijk in hun hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Voncken, Wigleven en Beukers-Van Dooren in tegenwoordigheid van mr. Levie als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2004.