Parketnummer: 21-003409-03
Uitspraak dd.: 23 november 2004
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Utrecht van 4 juli 2003 in de strafzaak tegen
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 november 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen nu het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van nadere omschrijving van de tenlastelegging bijlage IIb en voor de wijziging van de tenlastelegging bijlage IIc)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De raadsman heeft ter zitting betoogd dat na het telecommunicatieonderzoek verdachte ten onrechte als verdachte is aangemerkt.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit het proces-verbaal van politie blijkt -zakelijk weergegeven- dat de telefoonnummers 06-41100911 (het nummer van het toestel waarvan vermoed kon worden dat het in gebruik was bij verdachte) en 06-13429711 (het nummer van [medeverdachte] ) in de nacht van de overval meer dan twintig maal contact met elkaar hebben gehad. Tussen 00.01 uur en 05.33 uur is 26 keer contact geweest tussen beide nummers. De overval heeft plaatsgevonden tussen 02.00 uur en 03.08 uur en was mogelijk rond 02.45 uur al afgelopen. Opvallend is dat tussen de tijdstippen 00.41 uur en 02.45 uur -binnen welk tijdstip de overval heeft plaatsgevonden- geen telefonisch contact geweest is tussen beide nummers. Daarnaast blijkt uit de paallokaties, dat beide nummers zich, tijdens en na de overval, in het gebied in en rond [plaats delict] hebben bevonden.
Naar het oordeel van het hof volgt uit bovenstaand relaas dat bij de verbalisanten een redelijk vermoeden van schuld ten opzichte van verdachte bestond en kon bestaan en dat hij derhalve als verdachte kon worden aangemerkt.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Tevens heeft de raadsman betoogd dat, nu zijn cliënt ten onrechte als verdachte werd aangemerkt, geen (stelsematige) observatie en/of geen DNA onderzoek op de voet van artikel 151c en verder van het Wetboek van Strafvordering had mogen plaatsvinden. De raadsman stelt dat het hieruit verkregen bewijs onrechtmatig is verkregen en terzijde dient te worden geschoven en dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn strafvervolging.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Nu het hof heeft geoordeeld dat verdachte terecht als verdachte kon worden aangemerkt en naar het oordeel van het hof, tevens gelet op het opsporingsbelang, zwaarwegende redenen aanwezig waren een onderzoek ter bepaling van het DNA-profiel op de voet van artikel 151c lid 1 van het Wetboek van Strafvordering van verdachte te verrichten, dient dit verweer van de raadsman eveneens te worden verworpen.
Het niet-ontvankelijkheidsverweer strandt dan ook.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 08 maart 2002 te [plaats delict], gemeente [--], tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon en een portefeuille geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], en/of de [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of de [slachtoffer 3] welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
-die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] meermalen, (al dan niet met een of meer (op (een)) vuurwapen (s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of een of meer ander(e) voorwerp(en) op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, en die [slachtoffer 1] met zijn gezicht in een matras heeft/hebben geduwd, en
-een of meer (op (een)) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) heeft/hebben getoond en/of voorgehouden aan en/of gericht op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], en/of
-tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gezegd/geroepen - zakelijk weergegeven - dat zij hem/haar/hen kapot/dood zouden schieten, en een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet, en
-met een vuurwapen meermalen heeft/hebben geschoten op die [slachtoffer 1] en/of op/door een deur, waarachter die [slachtoffer 1] zich bevond, en een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet en/of gedrukt en
-de mond van die [slachtoffer 1] heeft/hebben getaped en
-die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgebonden en/of opgesloten in een kast (ruimte);
2.
hij op 11 oktober 2002 te [plaats delict],
-een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk CZ, type 38, kaliber 7.65 mm,
en
-een wapen van categorie I, te weten een geluiddemper, merk CZ,
en
-munitie van categorie III, te weten tweeëntwintig kogelpatronen, kaliber 7.65 mm,
voorhanden heeft gehad;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
De voortgezette handeling van:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een wapen van categorie III en een wapen van de categorie I
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot munitie van de categorie III.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van diefstal met geweldpleging, afpersing en het bezit van vuurwapens en munitie veroordeeld tot onder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte, eveneens ter zake van diefstal met geweldpleging, afpersing en het bezit van vuurwapens en munitie wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren.
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden, dat verdachte samen met mededader(s) in de nacht van 7 op 8 maart 2002 met een bivakmuts over hun hoofd een echtpaar in hun woning, een boerderij, overvallen hebben. Verdachte en zijn mededaders hebben zich de toegang tot de afgesloten boerderij verschaft door een slot van een toegangsdeur open te breken.
De beide bewoners werden in hun slaapkamer hard geslagen, bedreigd met vuurwapens en vastgebonden. De overvallers namen van een van de slachtoffers de portemonnee met geld en een mobiele telefoon mee. Het lukte een van de slachtoffers, op een moment dat de overvallers buiten de slaapkamer waren, de slaapkamerdeur af te sluiten. Toen de overvallers later merkten dat de slaapkamerdeur afgesloten was, hebben de overvallers door de deur geschoten. Onder bedreiging van een vuurwapen heeft een van de slachtoffers daarna de kluis, die zich in de slaapkamer bevond, geopend. Vervolgens hebben de overvallers een aanzienlijk geldbedrag weggenomen. Nadat het geld was weggenomen werden de slachtoffers opnieuw bedreigd met vuurwapens en werden zij op zolder naar een slaapkamer gebracht en vastgebonden in een kast, als oud vuil, achtergelaten.
Het is algemeen bekend dat een gebeurtenis als hiervoor omschreven grote psychische schade aanricht bij slachtoffers. Ter terechtzitting is gebleken dat dit onmiskenbaar het geval is.
Een geweldsdelict als het onderhavige veroorzaakt ook in de samenleving gevoelens van grote onveiligheid.
Daarnaast is bij de aanhouding van verdachte een doorgeladen vuurwapen, en geluiddemper en munitie aangetroffen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een grote bedreiging van de maatschappelijke veiligheid en dient als bijzonder gevaarzettend te worden beschouwd.
Het hof is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene en mede gelet op het ten name van verdachte staand uittreksel uit het algemeen documentatieregister waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder voor grove geweldsmisdrijven tot langdurige gevangenisstraffen is veroordeeld, dat voor de feiten als bewezen verklaard uitsluitend een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur in aanmerking komt.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 2 begane misdrijf werden aangetroffen en deze aan verdachte toebehorende
voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 5.600,00 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De vordering is naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 44.500,00 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade, bestaande uit € 9.500,--immateriële schade, vermeerderd met € 35.000,-- materiële schade, gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding ter zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 4.820,00, zijnde immateriële schade, ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36b, 36c, 36d, 36f, 56, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de in beslag genomen voorwerpen
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1 wapen, Browning CZ 38, 1 geluiddemper, kleur zwart en 22 stuks patronen, kaliber 7,65 mm..
de aan [slachtoffer 3] toegebrachte schade
Verklaart de benadeelde partij, [--], in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
de aan [slachtoffer 1] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 44.500,00 (vierenveertigduizend vijfhonderd euro).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 44.500,00 (vierenveertigduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 357 (driehonderdzevenenvijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
de aan [slachtoffer 2] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2], te betalen een bedrag van € 4.820,00 (vierduizend achthonderdtwintig euro).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 4.820,00 (vierduizend achthonderdtwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 96 (zesennegentig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr Roessingh-Bakels, voorzitter,
mrs Otte en Harteveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Van Lieshout-Witjes, griffier,
en op 23 november 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.