ECLI:NL:GHAMS:2004:AT7232

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-003883-03
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • I.J. IJland-Van Veen
  • H. Hartsuiker
  • W. Wabeke
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor cocaïnehandel met medeverdachten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 november 2004 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die eerder door de rechtbank te Amsterdam was veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij de handel in cocaïne. De verdachte, geboren in 1980 en thans gedetineerd, was samen met zijn broer en anderen betrokken bij het transport van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne naar Engeland. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, uit puur financieel gewin, heeft bijgedragen aan de internationale drugshandel, wat niet alleen de gezondheid van vele mensen in gevaar heeft gebracht, maar ook heeft geleid tot andere vormen van criminaliteit. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden van bepaalde feiten, waardoor hij daarvan werd vrijgesproken. De zaak is behandeld op verschillende zittingen, waarbij het hof de eerdere veroordeling van de rechtbank niet kon handhaven. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest, wat het hof gerechtvaardigd achtte gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De op te leggen straf is gebaseerd op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

arrestnummer:
rolnummer: 23-003883-03
datum uitspraak: 19 november 2004
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 16 oktober 2003 in de strafzaak onder parketnummer 13-067197-03 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1980],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen te Zutphen.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van verdachte is blijkens de mededeling van de verdachte op de terechtzitting van 12 maart 2004, niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 2 oktober 2003 en in hoger beroep van 12 maart 2004, 4 juni 2004, 11 juni 2004, 18 juni 2004, 3 september 2004 en 5 november 2004.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg van 2 oktober 2003 op vordering van de officier van justitie toegestane wijziging tenlastelegging. Van die dagvaarding en vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep – voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezengeachte
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2002 tot en met 18 januari 2003 te Amersfoort en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne tussen circa 1 en 3 kilo per uitvoer, immers hebben verdachte en zijn mededaders telkens opzettelijk een hoeveelheid in een vrachtwagen naar Engeland vervoerd.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezengeachte levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank te Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met onder meer zijn broer [medeverdachte] op grote schaal bezig gehouden met transporten van hoeveelheden cocaïne naar Engeland. Zij hebben hierbij de transporten feitelijk door anderen laten verrichten, waardoor niet zij maar die anderen het grootste risico liepen.
Door zijn handelen heeft verdachte uit puur geldelijk gewin bijgedragen aan de internationale handel in en verspreiding van harddrugs en aan de daarmee gepaard gaande vermogens- en andere criminaliteit. Bovendien heeft hij aldus – gemeten aan de grote hoeveelheid vervoerde drugs – de gezondheid van zeer veel personen op het spel gezet.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 4 februari 2004, is verdachte eerder ter zake van een misdrijf veroordeeld.
Het hof is van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf alleszins gerechtvaardigd is en juist is bepaald.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 (oud) en 10 (oud) van de Opiumwet en de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 meer of
anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de 7e meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. IJland-Van Veen, Hartsuiker en Wabeke, in tegenwoordigheid van Bisschop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 november 2004.
Mr. Wabeke is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.