ECLI:NL:GHAMS:2004:AT9945

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
576/2003
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. Peeperkorn
  • W. Wigleven
  • A. Gras
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake echtscheiding tussen Marokkaanse partijen met betrekking tot toepasselijk recht en procedure in Marokko

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 15 januari 2004, betreft het een hoger beroep van de vrouw tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam. De vrouw is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 12 maart 2003, waarin de echtscheiding tussen haar en de man werd uitgesproken. Beide partijen hebben de Marokkaanse nationaliteit en hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland. De man heeft inmiddels in Marokko een tweede huwelijk gesloten.

De vrouw verzoekt het hof om de eerdere beschikking te vernietigen en de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot echtscheiding. De man daarentegen verzoekt om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof overweegt dat er een gemeenschappelijk nationaal recht is, namelijk het Marokkaanse recht, en dat een echtscheiding volgens dit recht mogelijk is. De vrouw heeft verklaard bereid te zijn om mee te werken aan een echtscheidingsprocedure in Marokko, mits deze niet via het Marokkaanse consulaat plaatsvindt.

Het hof concludeert dat de man in de gelegenheid moet worden gesteld om met medewerking van de vrouw een echtscheidingsprocedure in Marokko te voeren. De zaak wordt pro forma aangehouden voor een jaar, of eerder indien de man kan aantonen dat hij een echtscheidingsprocedure in Marokko heeft gevoerd of dat de vrouw niet meewerkt aan die procedure. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 15 januari 2004.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 15 januari 2004 in de zaak met rekestnummer 576/2003 van:
[...],
wonende te [woonplaats],
DE VROUW,
procureur: mr. M. Amrani,
t e g e n
[...],
wonende te [woonplaats],
DE MAN,
procureur: mr. S. Land.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. De vrouw is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 12 maart 2003 van de rechtbank te Amsterdam, met zaak- en rekestnummer 246994 / 02.3529.
1.2. De man heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. De zaak is op 4 december 2003 ter zitting behandeld.
1.4. De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen, maar wel zijn procureur.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn op [huwelijksdatum] in Marokko gehuwd. Uit hun huwelijk is geboren [de minderjarige] [in] 1986.
2.2. Partijen hebben de Marokkaanse nationaliteit.
2.3. Partijen hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland.
2.4. Bij beschikking van dit hof van 25 januari 2001 is onder verbetering van gronden bekrachtigd de beschikking van 22 december 1999 van de rechtbank te Amsterdam, waarbij de man niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek de echtscheiding tussen partijen –primair naar Nederlands recht, subsidiair naar Marokkaans recht- uit te spreken.
2.5. De man is inmiddels in Marokko getrouwd met een tweede vrouw.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is op verzoek van de man de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
3.2. Het appèl van de vrouw strekt ertoe de bestreden beschikking te vernietigen en de man alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn inleidend verzoek, althans dit verzoek af te wijzen.
3.3. De man verzoekt het verzoek van de vrouw in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Tussen partijen staat vast dat zij een gemeenschappelijk nationaal recht hebben, zijnde het Marokkaans recht. Partijen zijn het er over eens dat naar Marokkaans recht een echtscheiding mogelijk is.
4.2. De stelling van de man dat eerdere pogingen tot een echtscheiding in Marokko op verzet van de vrouw zijn gestuit, is door de vrouw gemotiveerd betwist. Zij heeft aangevoerd dat de man de zaak niet heeft doorgezet. Ter zitting in hoger beroep heeft de vrouw verklaard bereid te zijn mee te werken aan een echtscheiding naar Marokkaans recht onder voorwaarde dat deze niet via het Marokkaanse consulaat plaatsvindt. Bovendien heeft de vrouw onweersproken gesteld dat zij in een ongelijke positie ten opzichte van de man terecht zal komen, indien er geen echtscheiding naar Marokkaans recht zal worden uitgesproken. Immers, zij heeft onweersproken gesteld dat zij op grond van het Marokkaans recht niet een nieuw huwelijk kan aangaan, terwijl zij bovendien geen aanspraak kan maken op de financiële middelen van partijen die in Marokko aanwezig zijn. Voorts heeft de man niet aangeven welk belang hij er bij heeft om eerst een echtscheidingsprocedure naar Nederlands recht te voeren, alvorens een echtscheiding in Marokko te entameren.
4.3. Het hof overweegt dat op grond van de feiten en omstandigheden die hiervoor zijn vermeld en van hetgeen hiervoor is overwogen, de man in de gelegenheid moet worden gesteld om met medewerking van de vrouw een echtscheidingsprocedure in Marokko te voeren. De vrouw zal, zoals zij ter zitting heeft verklaard, domicilie kiezen bij haar procureur. Het hof zal derhalve de zaak pro forma aanhouden voor één jaar of zoveel eerder indien de man aantoont dat hij een echtscheidingsprocedure in Marokko heeft gevoerd of aantoont dat de vrouw niet meewerkt aan die procedure.
4.4. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
stelt de man in de gelegenheid om met medewerking van de vrouw een echtscheidingsprocedure in Marokko te voeren;
houdt iedere verdere beslissing pro forma aan tot 16 januari 2005 of zoveel eerder indien de man aantoont dat hij een echtscheidingsprocedure in Marokko heeft gevoerd of aantoont dat de vrouw niet meewerkt aan die procedure.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Peeperkorn, Wigleven en Gras in tegenwoordigheid van mr. Wolfrat als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2004.