Bij de behandeling van de klacht wordt van het navolgende uitgegaan:
a. In juli 1998 heeft klaagster met mevrouw [naam] en de heer [naam] een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot het woonhuis aan het [adres] te [plaats].
b. De transportakte is op 1 september 1998 om 15.00 uur ten overstaan van de notaris door klaagster en de verkopers getekend, de hypotheekakte is slechts door klaagster getekend. De medeschuldenaar van klaagster, de heer [naam] (hierna te noemen: [naam]), zou krachtens de met de notaris gemaakte afspraak de hypotheekakte om 17.30 uur tekenen. Aangezien [naam] op genoemde datum en tijdstip niet is verschenen, is door de notaris met klaagster afgesproken dat [naam] zich op 3 september 1998 op zijn kantoor zou vervoegen. Aangezien [naam] evenmin op deze afspraak is verschenen, heeft de notaris de verkopers geadviseerd klaagster in gebreke te stellen en de woning, waarvan klaagster de sleutels reeds in bezit had, te vergrendelen.
c. Nadat door [naam] op 7 september 1998 de hypotheekakte is ondertekend, zijn op 10 september 1998 ten overstaan van de notaris alsnog de transport- en hypotheekakte gepasseerd.
d. De nota van afrekening van 10 september 1998 sloot, volgens de notaris in verband met de gevolgen van het niet door klaagster afnemen van de woning op
1 september 1998, op een hoger bedrag ( Fl 4.268,65) dan de voorlopige nota van afrekening van 1 september 1998. De notaris heeft dit meerdere bedrag, volgens klaagster zonder haar toestemming, in mindering gebracht op de hypotheekpenningen die de notaris onder zich had.
e. Naar aanleiding van de gang van zaken rond het transport heeft klaagster zich gewend tot mr D.C. Kooman, advocaat te Amsterdam. In zijn brief van 12 oktober 1998 aan de notaris heeft mr Kooman deze ondermeer het navolgende medegedeeld: “(…) Uw optreden in deze zaak is voor cliënte aanleiding geweest mij op te dragen om een klacht over u te deponeren. (…)”. In zijn schriftelijke reactie van 14 oktober 1998 heeft de notaris mr Kooman als volgt medegedeeld: “(…) Ik zie uw cliënte bij de Kamer van Toezicht. (…)”.
f. In juli 2002 is door de rechtbank Haarlem het faillissement van klaagster uitgesproken.
g. Op 24 september 2002 heeft de [bank] N.V., (hierna te noemen: de bank) de notaris, als destijds passerend notaris, opdracht gegeven over te gaan tot openbare verkoping ex artikel 3: 268 van het Burgerlijk Wetboek van het woonhuis van klaagster. Bij brief van 11 oktober 2002 heeft de notaris klaagster hierover geïnformeerd en voorts medegedeeld dat de veiling op 2 december 2002 zou plaats vinden.
h. In de brief van 21 oktober 2002 heeft de bank de notaris medegedeeld dat in overleg met de curator van klaagster is besloten om het woonhuis onderhands te verkopen.
i. In de brief van 10 december 2002 heeft de curator aan de bank medegedeeld dat de enige uitgebrachte bieding is ingetrokken en dat de veiling daarom zo spoedig mogelijk dient plaats te vinden.
j. Aangezien klaagster had medegedeeld dat zij de voorkeur gaf aan een onderhandse verkoop, heeft de bank klaagster vervolgens een periode van één week gegund om aan haar een getekend koopcontract over te leggen dat door de rechter-commissaris was goedgekeurd. Aan deze voorwaarde heeft klaagster niet voldaan.
k. Op 6 januari 2003 heeft de notaris klaagster telefonisch medegedeeld dat hij voortaan slechts schriftelijk met haar wenste te communiceren, omdat klaagster een klacht tegen hem had ingediend bij de Kamer van Toezicht.
l. In zijn brief van 16 januari 2003 heeft de notaris klaagster medegedeeld, dat de bank hem alsnog opdracht heeft gegeven haar woonhuis te verkopen en dat de openbare verkoping plaats zal vinden op 3 februari 2003. Voorts heeft de notaris klaagster ondermeer het navolgende medegedeeld: “(…) Potentiële kopers kunnen echter volgens de wet tot 14 dagen voor de veiling een bieding bij de veilende notaris uitbrengen, waardoor met instemming van de [bank] en met toestemming van de President van de rechtbank … de veiling kan worden voorkomen en het huis onderhands wordt verkocht. Voor verdere inlichtingen verzoek ik u kontakt op te nemen met de … faillissementscurator (…)”.
m. In deze periode heeft klaagster zich laten bijstaan door een advocaat en een bemiddelaar.
Via klaagster is binnen de periode van 14 dagen één bieding uitgebracht. De advocaat van klaagster heeft haar geadviseerd te bevorderen dat de kopers met behulp van een notaris een koopakte zouden op stellen.
n. In zijn brief van 27 januari 2003 heeft de notaris de voorwaarden voor een onderhandse verkoop herhaald en klaagster nog eens medegedeeld dat de bank potentiële kopers kan weigeren, indien deze door de bank niet gegoed bevonden worden.
o. De bank heeft het enige uitgebrachte bod geweigerd, aangezien de bieders geen bewijs van gegoedheid konden overleggen, na daartoe tweemaal in de gelegenheid te zijn gesteld.
p. Het woonhuis is op 3 februari 2003 executoriaal verkocht.