GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 3 februari 2005 in de zaak onder rekestnummer 448/2004 GDW van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTE
1. [geïntimeerde],
2. [geïntimeerde],
gerechtsdeurwaarders te [plaats],
3. [geïntimeerde],
toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [plaats],
GEïNTIMEERDEN.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 9 april 2004 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - van appellante, verder te noemen klaagster, waarbij zij tijdig hoger beroep instelt tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 9 maart 2004, waarbij de klacht van klaagster tegen de geïntimeerden, verder te noemen de gerechtsdeurwaarders, gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel aan de gerechtsdeurwaarders.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarders is op 4 mei 2004 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 december 2004, alwaar klaagster en gerechtsdeurwaarder sub 2 – mede namens de overige gerechtsdeurwaarders – zijn verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de behandeling van de zaak in eerste aanleg, alsmede van de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in haar beslissing van 9 maart 2004 heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt zodat ook het hof van deze feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klaagster
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij haar – ter zake van de inning van een vordering - exorbitant hoge kosten in rekening hebben gebracht, terwijl klaagster van mening is dat de debiteur aansprakelijk is voor de kosten.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarders
De gerechtsdeurwaarders betwisten gedeeltelijk de stelling van klaagster. De gerechtsdeurwaarders stellen daartoe dat klaagster wist dat er - gelet op de algemene voorwaarden - kosten bij klaagster in rekening zouden worden gebracht. Voorts hebben de gerechtsdeurwaarders in hun verweerschrift een overzicht van de verrichtte werkzaamheden verschaft. Bovendien hebben de gerechtsdeurwaarders hun nota gemodereerd en hebben zij klaagster slechts de afwikkelingskosten in rekening gebracht, hetgeen een forfaitair bedrag is.
6.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
Het hof voegt hieraan toe dat de juistheid van de door de gerechtsdeurwaarders in hun verweerschrift opgevoerde lijst van verrichtingen door klaagster niet is betwist. Dit overzicht van verrichtte werkzaamheden in het dossier van klaagster komt het hof niet onredelijk voor.
6.2. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.3. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.L.G.A. Stille en P.J.N. van Os en in het openbaar uitgesproken op donderdag 3 februari 2005.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 9 maart 2004 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de klacht met zaaknummer 35.2003 van:
[ ],
wonende te [ ], gemeente [ ],
klaagster,
1. [ ],
2. [ ],
gerechtsdeurwaarders te [ ],
3. [ ],
toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagden,
van wie [ ] de verdediging op zich heeft genomen.
Bij brief met bijlagen van 14 februari 2003 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna de gerechtsdeurwaarder.
Bij brief van 17 maart 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder een reactie gegeven op de klacht.
De klacht is behandeld ter terechtzitting van 20 januari 2004, alwaar klaagster en gerechtsdeurwaarder [ ] zijn verschenen.
Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 9 maart 2004.
Gronden van de beslissing
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a) In een proces-verbaal van comparitie van partijen partijen gehouden op 23 april 1999 bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam heeft de ex-echtgenoot van klaagster ter afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden erkend aan haar verschuldigd te zijn een bedrag van f 42.000,- te voldoen in 168 opeenvolgende maandelijkse termijnen ad f 250,-. Dit bedrag wordt onmiddellijk in zijn geheel opeisbaar indien de ex-echtgenoot na sommatie gedurende langer dan een maand in gebreke blijft met de tijdige betaling van de overeengekomen maandelijkse aflossingstermijnen.
b) Bij exploot van 28 februari 2001 heeft de gerechtsdeurwaarder op verzoek van klaagster de grosse van voormeld proces-verbaal aan haar ex-echtgenoot betekend.
c) Bij brief van 18 juli 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een declaratie verzonden voor een bedrag ad € 2.477,90. Dit bedrag is opgebouwd uit de posten betekening vonnis ad € 53,11, opgave bron van inkomsten ad € 21,79 en incassoprovisie ad € 2403,00.
d) Bij brief van 29 januari 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een herinnering gestuurd, thans voor een bedrag ad € 1.792,62.
e) Op 27 augustus 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster het aanbod gedaan binnen twee weken na dagtekening te betalen een bedrag ad € 685,28 gespecificeerd als volgt: betekening vonnis € 53,11, afwikkelingskosten € 610,37, opgave bron van inkomsten € 21,79. Voormeld bedrag is door klaagster op 30 september 2002 voldaan.
f) Bij brief van 29 januari 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een betalingsherinnering verzonden voor een bedrag van € 1.792,62.
Klaagster klaagt -samengevat- over de exorbitante kosten die de gerechtsdeurwaarder in rekening heeft gebracht.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt dit verweer hierna besproken.
4. Beoordeling van de klacht
4.1 Uit de stukken en de daarop ter zitting gegeven toelichting is de Kamer het volgende gebleken. In opdracht van klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder op 28 februari 2001 een in executoriale vorm gegeven proces-verbaal (in het exploot staat abusievelijk vermeld de grosse van een vonnis) betekend aan de ex-echtgenoot van klaagster.
Aangezien het restant verschuldigde blijkens het proces-verbaal eerst geheel opeisbaar was bij in gebreke blijven gedurende langer dan één maand na sommatie, is de ex-echtgenoot van klaagster kennelijk nog een aantal malen aangeschreven, waarna uiteindelijk de maandelijkse betalingen zijn hervat en min of meer zijn gecontinueerd.
Op het moment dat de gerechtsdeurwaarder zijn declaratie bij klaagster heeft ingediend, had klaagster ongeveer een bedrag ad € 4.400,= rechtstreeks van haar ex-echtgenoot ontvangen.
4.2 Klaagster stelt dat haar nooit is gewezen op het feit dat zij een rekening zou krijgen. In de aan haar ter hand gestelde voorwaarden staat vermeld dat de debiteur – derhalve haar tegenpartij - 15% van het totaalbedrag aan kosten betaalt. Daarom is klaagster ook akkoord gegaan met deze 15%. De debiteur heeft deze kosten echter niet betaald, maar de kosten zijn bij haar in rekening gebracht. De enige prestatie die door de gerechtsdeurwaarder is geleverd is het doen van aanmaningen die er toe hebben geleid dat de maandelijkse betalingen min of meer zijn hervat. Toen klaagster om uitleg van de aan haar verzonden rekening vroeg, werd haar medegedeeld dat zij al € 4.400,= had ontvangen en dat de rekening aan dat bedrag gerelateerd was
4.3 De gerechtsdeurwaarder stelt dat aan klaagster algemene voorwaarden zijn overhandigd waarin duidelijk staat vermeld dat er kosten bij haar in rekening zouden worden gebracht. Wanneer een vordering door toedoen van de gerechtsdeurwaarders wordt geïncasseerd worden incassokosten in rekening gebracht. Ter terechtzitting heeft de gerechtsdeurwaarder gesteld 20 declarabele uren aan deze opdracht te hebben besteed. Het zou daarbij gaan om het bestuderen van het vonnis (proces-verbaal), het versturen van aanmaningen en het maken van telefoonnotities. Bij afwijkende situaties worden de in rekening te brengen kosten soms verminderd tot de staffel van afwikkelingskosten. Na correspondentie is klaagster het aanbod gedaan een bedrag ad € 685,85 te voldoen in twee termijnen. Een misverstand over wat klaagster daadwerkelijk heeft ontvangen heeft geleid tot de hoge nota. Na beoordeling van de door klaagster ingediende klacht is de gerechtsdeurwaarder tot de conclusie gekomen dat de lage nota correct is. Aangezien dit bedrag reeds door klaagster is voldaan, wordt afgezien van een verdere vordering.
4.4 Voorop staat dat deurwaarders in beginsel vrij zijn om incasso- danwel afwikkelings-kosten in rekening te brengen. Bij de inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet op 15 juli 2001 zijn met behoud van waarborgen van de schuldenaar de prijsafspraken tussen een opdrachtgever en een gerechtsdeurwaarder vrijgelaten. De grondslag daarvoor was gelegen in vergroting van het concurrentie- mechanisme, waarbij aan de gerechtsdeurwaarders ruimte werd geboden om tot gedifferentieerde op de individuele opdrachtgever toegesneden prijsafspraken te komen. Op grond daarvan zijn de gerechtsdeurwaarder en de opdrachtgever volledig vrij iedere prijsafspraak te maken die hun goeddunkt. Blijkens de memorie van toelichting zal de tariefstelling echter wel altijd in een redelijke verhouding moeten staan tot de te leveren prestatie en kan excessieve tariefstelling leiden tot tuchtrechtelijke maatregelen (Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 22 755, nr 16 p.13).
4.5 Ook indien ervan zou worden uitgegaan dat de deurwaarder de algemene voorwaarden met bijbehorende prijslijst aan klaagster heeft overhandigd –zoals door de gerechtsdeurwaarder gesteld en door klaagster bestreden- is de Kamer van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder daarin niet zonder meer de vrijheid kon vinden om het tarief in rekening te brengen zoals hij dat in eerste instantie in rekening heeft gebracht. In zijn algemeenheid ligt het op de weg van een gerechtsdeurwaarder om een niet professionele opdrachtgever op de juiste wijze te informeren en met enige indringendheid te wijzen op het kostenaspect. Professionele opdrachtgevers, voor wie de huidige vrije markt voldoende transparant is, kunnen zich een goede onderhandelingspositie verschaffen bij een gerechtsdeurwaarder. Dit geldt in veel mindere mate voor niet-professionele opdrachtgevers, zoals klaagster. Zij hebben geen onderhandelingspositie en kunnen bovendien de gevolgen van een opdracht als de onderhavige vaak niet goed overzien.
In casu geldt bovendien dat de deurwaarder zich bij het aangaan van de opdracht heeft moeten realiseren welke kosten deze opdracht eventueel mee zou brengen. Het betrof hier immers de (eventuele) executie van een in een proces-verbaal vastgelegde overeenkomst tot betaling, waarbij maandelijks bedragen moesten worden overgemaakt. Zoals gebleken is, leidt declaratie op uurbasis (ervan uitgaande dat het door de gerechtsdeurwaarder genoemde urenaantal aan de zaak is besteed) ertoe dat het in rekening gebrachte tarief omgerekend vrijwel gelijk is aan het door klaagster op grond van de in het proces-verbaal vastgelegde dading toekomende maandbedrag. De door klaagster aan de deurwaarder verstrekte incasso-opdracht kan niet geacht worden een dergelijk tarief te legitimeren.
4.6 De klacht over de exorbitante tariefstelling is in dit geval naar het oordeel van de Kamer dan ook gegrond. Overigens heeft de gerechtsdeurwaarder dit ook ingezien en het in rekening gebrachte bedrag aan incassokosten ad € 2477,90 teruggebracht naar een bedrag van € 685,27 aan afwikkelingskosten. Onder die omstandigheden acht de Kamer het opleggen van een maatregel niet nodig.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht gegrond;
- laat het opleggen van een maatregel achterwege.
Aldus gegeven door mr. J.S.W. Holtrop, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A.H. Schotman en J.P.J.J. Timmermans, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 maart 2004 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.