ECLI:NL:GHAMS:2005:AS8296

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1538/04 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.A.M. Schipper
  • A.L.G.A. Stille
  • P.J.N. van Os
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet ontvankelijk verklaard tegen beslissing kamer van toezicht over notarissen

In deze zaak heeft klaagster hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kamer van toezicht over notarissen te Breda, die op 30 september 2002 haar verzet tegen een eerdere beslissing ongegrond had verklaard. De oorspronkelijke klacht van klaagster was door de (plaatsvervangend) voorzitter van de kamer op 22 juli 2002 als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster heeft een aanzienlijke hoeveelheid producties ingediend ter ondersteuning van haar hoger beroep. De zaak is behandeld op een openbare terechtzitting op 9 december 2004, waar zowel klaagster als de notaris aanwezig waren en hun standpunten hebben toegelicht.

Het hof heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld. Op basis van artikel 107 lid 1 van de Wet op het notarisambt (WNA) staat in het algemeen hoger beroep open tegen beslissingen van de kamer. Echter, artikel 99 leden 2, 6 en 10 van de WNA stelt dat de (plaatsvervangend) voorzitter kennelijk niet ontvankelijke en kennelijk ongegronde klachten kan afwijzen, en dat tegen een dergelijke beslissing geen rechtsmiddel openstaat. Dit betekent dat als de kamer de klacht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, er geen mogelijkheid is voor hoger beroep.

Gelet op deze bepalingen heeft het hof geoordeeld dat het hoger beroep van klaagster niet ontvankelijk is. De beslissing van het hof is op 10 februari 2005 uitgesproken, waarbij klaagster niet ontvankelijk is verklaard in haar hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van toezicht over notarissen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 10 februari 2005 in de zaak onder rekestnummer 1538/2002 NOT van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTE,
t e g e n
MR. [geïntimeerde],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Door appellante, verder te noemen klaagster, is bij een op 2 oktober 2002 ter griffie ingekomen verzoekschrift hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Breda, verder te noemen de kamer, van 30 september 2002.
1.2. Bij die beslissing heeft de kamer ongegrond verklaard het verzet van klaagster tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de kamer van 22 juli 2002, waarin de (plaatsvervangend) voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.
1.3. Van de zijde van klaagster is een aanzienlijke hoeveelheid producties ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. Van de zijde van de notaris zijn op 10 september en 9 november 2004 een tweetal brieven ter griffie van het hof ingekomen.
1.5. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 december 2004. Verschenen zijn klaagster en de notaris. Zij hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde en bedoelde stukken.
3. De ontvankelijkheid van het hoger beroep
3.1. In het algemeen staat – op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 1 Wet op het notarisambt, verder te noemen WNA - tegen een beslissing van de kamer op een klacht het rechtsmiddel hoger beroep bij dit hof open. Artikel 99 leden 2, 6 en 10 bepalen echter, verkort weergegeven en voor zover hier van belang, dat de (plaatsvervangend) voorzitter kennelijk niet ontvankelijke en kennelijk ongegronde klachten alsmede klachten die naar zijn oordeel van onvoldoende gewicht zijn, kan afwijzen, dat tegen een dergelijke beslissing verzet kan worden gedaan bij de kamer en dat tegen de beslissing van de kamer dat het verzet ongegrond is geen rechtsmiddel openstaat.
3.2. Op grond van het voorgaande is het hoger beroep niet ontvankelijk.
3.3. Het vorenoverwogene leidt tot de navolgende beslissing.
4. De beslissing
Het hof:
- verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 30 september 2002.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.L.G.A. Stille en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 10 februari 2005.