ECLI:NL:GHAMS:2005:AT4391
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- W. Wiewel
- A. van Atteveld
- J. van den Bergh
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in strafzaken en de rol van de tenlastelegging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 april 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om van de tenlastegelegde feiten kennis te nemen, maar het hof oordeelde dat deze beslissing onterecht was. De zaak betreft de bevoegdheid van de rechtbank in relatie tot de plaats waar de verdachte zich bevond bij aanvang van de vervolging. Het hof benadrukte dat een rechtbank zich slechts onbevoegd kan verklaren indien er geen enkel aanknopingspunt voor bevoegdheid bestaat. De rechtbank had de plaats waar de verdachte zich bevond te beperkt geïnterpreteerd, wat leidde tot de onterechte conclusie van onbevoegdheid.
Het hof stelde vast dat de bevoegdheid van de rechtbank niet alleen afhankelijk is van de woonplaats van de verdachte, maar ook van andere factoren, zoals de plaats waar de tenlastegelegde feiten zich hebben voorgedaan. De rechtbank Haarlem had ten onrechte aangenomen dat de bevoegdheid was komen te vervallen omdat de verdachte zich niet in het arrondissement Haarlem bevond. Het hof oordeelde dat de rechtbank te Haarlem bevoegd was, omdat de vervolging was aangevangen door vorderingen tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek en tot inbewaringstelling van de verdachte, waarbij Schiphol als pleegplaats was genoemd.
Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde de rechtbank te Haarlem bevoegd om van de zaak kennis te nemen. De zaak werd vervolgens terugverwezen naar de rechtbank te Haarlem om deze op de bestaande dagvaarding af te doen. Deze uitspraak benadrukt het belang van een juiste interpretatie van bevoegdheidsgronden in het strafrecht en de rol van de tenlastelegging in dit proces.