ECLI:NL:GHAMS:2005:AT5833

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
629/2004 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.P. Lampe
  • R.P.G. Houterman
  • G.M.H.M. Pooters
  • M.M.L.H. Voncken
  • C.J. Leussink
  • N.A.M. Schipper
  • P.J.N. van Os
  • J.G. Gräler
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris wegens onrechtmatige verdeling van nalatenschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 mei 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een notaris die betrokken was bij de afwikkeling van een nalatenschap. Klager, een van de erfgenamen, had een klacht ingediend tegen de notaris omdat deze zonder zijn toestemming was overgegaan tot de verdeling van de nalatenschap. Klager was het niet eens met de slotafrekening die de notaris op 15 juli 2003 had opgesteld en had dit ook kenbaar gemaakt. De notaris had echter de verdeling van de nalatenschap doorgezet, wat volgens het hof tuchtrechtelijk verwijtbaar was. Het hof oordeelde dat de notaris niet had mogen overgaan tot verdeling, aangezien klager ondubbelzinnig had aangegeven het niet eens te zijn met de voorgestelde verdeling. Dit leidde tot de conclusie dat de notaris de tuchtrechtelijke maatregel van waarschuwing opgelegd kreeg. Het hof heeft ook vastgesteld dat de notaris de sieraden van de erflaatster onterecht had verdeeld zonder de instemming van alle erfgenamen, wat eveneens in strijd was met de gemaakte afspraken. De notaris had de goedkeuring van klager nodig om tot een verdeling over te gaan, en het niet verkrijgen van deze goedkeuring maakte zijn handelen onrechtmatig. De overige klachtonderdelen werden ongegrond verklaard, maar de notaris kreeg wel een waarschuwing voor zijn handelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 12 mei 2005 in de zaak onder rekestnummer 629/2004 NOT van:
MR. [naam],
notaris te [plaats],
APPELLANT,
gemachtigde: prof. mr. W.R. Meijer,
t e g e n
[geïntimeerde],
wonende te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof is op 6 mei 2004 een verzoekschrift ingekomen waarbij appellant, verder te noemen de notaris, tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Maastricht, verder te noemen de kamer, van 2 april 2004, verzonden op 22 april 2004. Bij deze beslissing is de klacht tegen de notaris gegrond verklaard, onder oplegging van de maatregel van waarschuwing aan de notaris.
1.2. Op 6 augustus 2004 is van de zijde van de geïntimeerde, verder te noemen klager, een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 maart 2005. Verschenen zijn klager en de notaris vergezeld van zijn gemachtigde. Partijen hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van de notaris aan de hand van een pleitnota.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
3.1. Op 14 februari 2002 is mevrouw [H], verder te noemen erflaatster, overleden. Haar vier kinderen, onder wie klager, zijn ieder voor een/vierde deel gerechtigd in de nalatenschap. De afwikkeling van de nalatenschap is in handen gelegd van de notaris.
3.2. Een eerste bespreking met betrekking tot de verdeling vond plaats op 4 maart 2002. Hiervan heeft de notaris een verslag gemaakt dat naar alle erfgenamen is gezonden. Van de zijde van klager is geen commentaar gekomen op de inhoud van het verslag. In dat verslag staat dat er geen taxatie van de inboedel zal plaats vinden, ook niet van de juwelen. De twee zusters van klager, verder te noemen: de zusters, hebben blijkens dit verslag de eerste keus uit de juwelen.
3.3. Ten behoeve van de aangifte voor het recht van successie zijn de juwelen echter getaxeerd. De juwelier heeft de waarde bepaald op € 1.592,15. Deze waardering wordt niet betwist door klager.
3.4. Op 11 maart 2002 heeft wederom een bespreking plaats gevonden. Tijdens deze bespreking is afgesproken dat de zusters twee stukken van de juwelen vooraf mogen kiezen, waarna de juwelen onder de vier erfgenamen worden verdeeld. Bij over/onderbedeling dient verrekend te worden. Op 13 mei 2002 zijn de sieraden gedeeltelijk verdeeld.
3.5. Na de verkoop van de tot de nalatenschap behorende ouderlijke woning werd de leveringsakte op 13 september 2002 gepasseerd ten overstaan van notaris mr. [A] te [plaats]. De koopsom bleef op de derdenrekening van notaris [A] staan totdat de erfgenamen overeenstemming over de verdeling zouden hebben bereikt. Bij faxbericht van 18 september 2002 van notaris [A] aan de notaris bleek dat de erfgenamen geen overeenstemming konden bereiken. De eindafrekening werd onder meer bemoeilijkt doordat de zusters schulden uit geldlening aan de erflaatster hadden, die verrekend dienden te worden.
3.6. Op 23 juni 2003 heeft er op het kantoor van de notaris een bespreking plaats gevonden waarbij is afgesproken dat de waarde van de sieraden zal worden verrekend met de erfdelen van de zusters onder de voorwaarde dat notaris [A] het aan partijen toekomende saldo van zijn derdenrekening zal overmaken op de derdenrekening van de notaris, waartoe partijen notaris [A] volmacht zullen verlenen. Deze volmacht is toen opgesteld en door alle partijen ondertekend. Voorts is afgesproken dat de zusters rente zullen betalen aan de boedel over de door hen geleende bedragen van erflaatster. Ten slotte zal de notaris een eindrekening maken op grond waarvan ieder der erfgenamen zal worden uitbetaald, waarmee de nalatenschap is afgewikkeld. Op 3 juli 2003 is aan de notaris gebleken dat klager de volmacht aan notaris [A] per e-mail heeft ingetrokken.
3.7. Op 15 juli 2003 heeft de notaris de definitieve slotafrekening gemaakt onder mededeling aan de erfgenamen dat degene die hem kwijting verleent het hem toekomende deel van het saldo dat zich onder de notaris bevindt uitgekeerd krijgt.
Klager heeft op 16 juli 2003 gereageerd per fax, waarvan de tekst voor zover van belang luidt:
“Daar u eenieder de gelegenheid dient te geven om te reageren op de finale afrekening van 15 juli jl. ben ik zeer verbaasd te lezen dat “Degene die kwijting verleent, zal per ommegaande zijn/haar erfdeel ontvangen”.
Naar aanleiding van dit schrijven zal u duidelijk zijn, dat er nog geen sprake is van afronding”.
3.8. Op 13 oktober 2003 heeft de notaris een brief doen uitgaan naar de door klager als gemachtigde ingeschakelde Stichting Rechtsbijstand te Roermond, waarin hij klager laat weten dat hij € 5,-- per maand in rekening zal brengen voor administratiekosten . Ook meldt de notaris dat hij € 135,-- per uur zal declareren voor toezending van de verklaring van erfrecht en de extra gevoerde correspondentie.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de notaris dat hij is overgegaan tot verdeling c.q. uitkering van de nalatenschap aan de overige drie erfgenamen, terwijl de notaris wist dat klager niet kon instemmen met de slotafrekening.
4.2. Voorts verwijt klager de notaris dat de zusters zijn over bedeeld ten aanzien van de sieraden van erflaatster. Dit is in strijd met hetgeen daaromtrent was overeengekomen.
4.3. Ook verwijt klager de notaris dat hij klager heeft medegedeeld dat hij klager € 5,-- per uur in rekening zal brengen voor administratiekosten en € 135,-- per uur zal declareren voor de afgifte van een verklaring van erfrecht en extra correspondentie.
4.4. Ten slotte verwijt klager de notaris dat hij bij de vaststelling van de boedel geen rekening heeft gehouden met het feit dat de zusters een aantal malen geen rente hebben betaald over de door de erflaatster aan ieder van hen verstrekte lening.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris betwist het standpunt van klager en verweert zich als volgt. Met betrekking tot de verdeling dan wel uitkering van de nalatenschap aan de overige drie erfgenamen en de toedeling van de sieraden aan de zusters van klager zonder verdere verrekening met de overige twee erfgenamen heeft de notaris betoogd dat
er overeenstemming was tussen de erfgenamen over de verdeling van het zich onder de notaris bevindende saldo, waarbij de sieraden zonder verrekening aan de zusters zouden worden toegedeeld op grond van de afspraak van 4 maart 2002.
De zusters zijn met een wijzing van deze overeenkomst akkoord gegaan onder de voorwaarde dat klager zou instemmen met het overboeken van het saldo van de derdenrekening van notaris [A], naar de derdenrekening van de notaris.
Aan deze voorwaarde heeft klager voldaan, doch in strijd daarmee heeft hij zijn volmacht - die inhield dat het bedoeltegoed overeenkomstig de gemaakte afspraak overgeboekt kon worden - ingetrokken, zodat het saldo niet kon worden overgemaakt.
Dit had tot gevolg dat een partiële verdeling van het zich onder de notaris bevindende saldo kon plaatsvinden conform de oorspronkelijke wilsovereenstemming.
5.2. Ten aanzien van het in rekening brengen van extra kosten aan klager ten behoeve van uitsluitend voor klager verrichte werkzaamheden merkt de notaris op dat hij nog geen rekening aan klager heeft verstuurd. Voorts is de notaris van mening dat mocht klager ooit een rekening dienaangaande van hem ontvangen en klager zou het niet eens zijn met de hoogte daarvan, klager zich dient te wenden tot de voorzitter van de Ring Maastricht van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie.
5.3. Voor wat betreft de betaling van de rente door de zusters over de leningen verstrekt door de erflaatster verwijst de notaris naar de brief van mr. Baade van de Stichting Rechtsbijstand van 2 oktober 2003, waaruit blijkt dat klager dit bezwaar heeft ingetrokken
6. De beoordeling
6.1. Het hof is – met de kamer – van oordeel dat de verwijten van klager met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap c.q. de uitkering van de erfdelen aan de drie overige erfgenamen en de verdeling van de sieraden doel treft.
Bij dit oordeel heeft het hof het faxbericht van klager aan de notaris van 16 juli 2003 betrokken.
Uit dit faxbericht blijkt ondubbelzinnig dat klager het niet eens was met de door de notaris voorgestelde verdeling. In dat geval kon en mocht de notaris niet tot verdeling overgaan. Nu de notaris zonder toestemming van klager toch tot verdeling is overgegaan, heeft hij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het klachtonderdeel is gegrond.
6.2. Dit geldt evenzeer voor het klachtonderdeel met betrekking tot de verdeling van de sieraden. Er was overeenstemming tot uitkering, onder verrekening van het erfdeel van de zusters met de waarde van de sieraden, bereikt op 23 juni 2003 onder de voorwaarde dat notaris [A] het aan partijen toekomende saldo van zijn derdenrekening zal overmaken op de derdenrekening van de notaris, waartoe partijen notaris [A] volmacht hadden verleend. Nu klager zijn volmacht had herroepen voordat notaris [A] uitvoering had kunnen geven aan de inhoud daarvan, is de opschortende voorwaarde niet in vervulling gegaan en ontbeert de overeenkomst haar werking. De notaris had als gevolg daarvan geen goedkeuring van alle vier de erfgenamen tot enige verdeling. Gelet hierop stond het hem derhalve niet vrij om tot verdeling van de sieraden over te gaan. Dit klachtonderdeel is gegrond.
6.3. Voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep naar het oordeel van het hof niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel beschouwingen en
gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof
zich verenigt.
7. De beslissing
Het hof:
- verwerpt het beroep
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, P.J.N. van Os en J.G. Gräler, en in het openbaar uitgesproken op donderdag 12 mei 2005.
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE MAASTRICHT
De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen voormeld heeft de volgende beslissing genomen inzake de klacht van:
dhr. [naam],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: klager;
tegen:
mr.[naam],
notaris te [plaats],
hierna ook te noemen: de notaris.
1. Het verloop van de procedure
Bij schrijven van 20 januari 2004 heeft mr. A.A.C.M. Baade van de Stichting Rechtsbijstand te Roermond namens klager een klacht ingediend tegen de notaris. Aan het klachtschrijven zijn producties gehecht. Bij brief van 13 februari 2004 heeft prof.mr. W.R. Meijer namens de notaris een verweerschrift ingediend. Aan het verweerschrift zijn producties gehecht.
Op 4 maart 2004 heeft de kamer de klacht behandeld. Verschenen zijn klager, vergezeld van zijn echtgenote en bijgestaan door mr. A.A.C.M. Baade voornoemd, en de notaris, bijgestaan door prof.mr. W.R. Meijer voornoemd, die bij gelegenheid van de mondelinge behandeling nog een pleitnota heeft overgelegd.
Na afloop van de behandeling is partijen medegedeeld dat zij binnen enkele weken de beslissing van de kamer tegemoet kunnen zien.
2. De inhoud van de klacht en de reactie van de notaris daarop
2.1 Bij de beoordeling van de onderhavige klacht gaat de kamer uit van het volgende. Op 14 februari 2002 is de moeder van klager, mevrouw [H] – hierna te noemen: erflaatster – overleden. Erfgenamen zijn haar vier kinderen, waaronder klager. Nadat de erfgenamen het tot de nalatenschap behorende ouderlijk huis hadden verkocht, is op 13 september 2002 ten overstaan van mr. G.G.M. [A], notaris te [plaats], de leveringsakte gepasseerd. De afwikkeling van de nalatenschap is in handen gegeven van notaris [naam].
2.2 Bij die afwikkeling heeft de notaris, aldus klager, fouten gemaakt. Op die fouten ziet de onderhavige klacht, die in essentie vierledig is.
2.2.1 Ten eerste verwijt klager de notaris dat hij zonder toestemming van klager is overgegaan tot verdeling van de nalatenschap c.q. tot uitkering van de aan de drie andere erfgenamen toekomende erfdelen. Klager had immers, nadat de notaris klager bij schrijven van 15 juli 2003 een "gewijzigde finale afrekening" had doen toekomen, bij faxschrijven van 16 juli 2003 de notaris te kennen gegeven dat hij niet akkoord was met bedoelde slotafrekening.
2.2.2 Voorts maakt klager de notaris het verwijt dat hij eraan is voorbijgegaan dat de vier erfgenamen ten overstaan van de notaris zijn overeengekomen dat twee van de erfgenamen, de beide dochters van erflaatster, de sieraden van erflaatster zouden krijgen en dat de twee andere erfgenamen, de beide zoons van erflaatster, de helft van de waarde van de juwelen in contanten zouden ontvangen. In afwijking van bedoelde overeenkomst hebben de twee dochters van erflaatster nadien verklaard de sieraden van erflaatster niet meer in contanten te willen verrekenen. Vervolgens is de notaris, aldus klager, hiermee akkoord gegaan en heeft hij de sieraden uiteindelijk tussen de twee dochters verdeeld. De dochters zijn daardoor ten opzichte van de zoons overbedeeld.
2.2.3 Ten derde klaagt klager erover dat de notaris heeft aangekondigd dat hij € 5,00 per uur bij klager in rekening zal brengen voor administratiekosten en € 135,00 per uur zal declareren voor toezending van een verklaring van erfrecht en "extra correspondentie" (zie pagina 3, vijfde alinea van het klachtschrijven van klager). Volgens klager bestaat er geen verplichting om die kosten te betalen of moeten die kosten worden gedragen door alle erfgenamen gezamenlijk.
2.2.4 Ten slotte vindt klager het klachtwaardig dat de notaris bij de vaststelling van de verdeling geen rekening heeft gehouden met het feit dat de beide dochters van erflaatster een aantal maanden geen rente hebben betaald over een aan hen door erflaatster verstrekte geldlening.
2.3 De notaris heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd, waartoe wordt verwezen naar voormeld verweerschrift van 13 februari 2004 alsmede naar hetgeen hij bij de mondelinge behandeling heeft gesteld of heeft doen stellen, zoals onder meer is neergelegd in de eveneens hiervoor vermelde pleitnota. Bedoeld verweer zal in de hierna volgende beoordeling aan de orde komen.
3. De beoordeling van de klacht
3.1 Naar het oordeel van de kamer heeft klager het gelijk aan zijn zijde, waar hij stelt dat de notaris niet zonder zijn toestemming tot verdeling van de nalatenschap c.q. tot uitkering van de erfdelen aan de drie andere erfgenamen had mogen overgaan. Daartoe overweegt de kamer het volgende. Bij schrijven van 29 april 2003 heeft de notaris klager een "slotafrekening" doen toekomen met het verzoek aan klager om de laatste pagina van die afrekening te ondertekenen en aan de notaris te retourneren. Klager heeft dit verzoek niet ingewilligd en heeft, zoals gesteld onder A, alinea 13 van het verweerschrift van de notaris, bij faxschrijven van 7 mei 2003 aan de notaris te kennen gegeven dat de verdeling van de sieraden en de taxatie niet zijn goedkeuring hebben. Bij schrijven van 15 juli 2003 heeft de notaris, zoals hiervoor al gememoreerd, klager een "gewijzigde finale afrekening" doen toekomen met andermaal het verzoek tot ondertekening en retourzending van bedoeld stuk. Bij faxschrijven van 16 juli 2003 heeft klager enkele opmerkingen over de afrekening onder de aandacht van de notaris gebracht en laten weten "dat er nog geen sprake is van afronding." Hieruit blijkt naar het oordeel van de kamer onmiskenbaar dat klager niet akkoord is gegaan met de verdeling van de litigieuze nalatenschap. Nu de notaris desondanks – dus zonder toestemming van klager als één van de erfgenamen – is overgegaan tot uitkering van de erfdelen aan de andere drie erfgenamen, zulks in plaats van bijvoorbeeld betaling van een voorschot op de erfenis aan de erfgenamen, heeft hij naar het oordeel van de kamer tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
3.2 In het verlengde hiervan onderschrijft de kamer ook de klacht dat de notaris de sieraden van erflaatster uiteindelijk tussen de twee dochters van erflaatster heeft verdeeld. Daartoe overweegt de kamer als volgt. Tijdens de bespreking van 23 juni 2003 hebben de vier erfgenamen overeenstemming bereikt over en goedkeuring verleend aan de uiteindelijke verdeling, zoals weergegeven onder A, alinea 16 (a tot en met c) van het verweerschrift van de notaris, zulks echter onder de voorwaarde dat alle erfgenamen, dus ook klager, volmacht aan notaris [A] voornoemd zouden geven om het aan ieder van hen toekomende saldo op diens derdengeldrekening over te maken naar de derdengeldrekening van de notaris. Nu die opschortende voorwaarde naar het oordeel van de kamer niet in vervulling is gegaan, heeft de op 23 juni 2003 tussen de erfgenamen tot stand gekomen overeenkomst geen werking gekregen. Gelet hierop had de notaris geen (onvoorwaardelijke) goedkeuring van alle vier de erfgenamen voor de voorgestelde verdeling, zodat hij niet tot de gewraakte uitkering van de erfdelen had mogen overgaan. Door dit toch te doen, heeft de notaris naar het oordeel van de kamer tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Daaraan doet niet af dat klager aanvankelijk wel een volmacht had verleend aan notaris [A]. Immers, voordat notaris [A] uitvoering heeft kunnen geven aan de verleende volmacht, heeft klager haar nog diezelfde dag per e-mail herroepen.
3.3 Ten aanzien van het derde klachtonderdeel overweegt de kamer het volgende. De aankondiging dat extra werkzaamheden voor klager, die niet het belang van de gezamenlijke erfgenamen dienen, apart aan klager gedeclareerd zullen worden, is niet klachtwaardig. Voor zover de notaris die kosten reeds gedeclareerd heeft, overweegt de kamer dat een geschil over een declaratie ingevolge het bepaalde in artikel 55, tweede lid van de Wet op het notarisambt door de meest gerede partij kan worden voorgelegd aan de voorzitter van het bestuur van de ring van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie in, in casu, het arrondissement Maastricht. De ringvoorzitter toetst volledig. Tegen de beslissing van de ringvoorzitter staat beroep open bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak bij de Raad van State. Nu de kamer, gelet hierop, slechts marginaal kan toetsen en haar geen feiten en omstandigheden zijn gebleken die tot het oordeel nopen dat de notaris, indien hij die kosten reeds gedeclareerd heeft, in redelijkheid niet tot die declaraties had kunnen komen, moet die klacht als ongegrond worden gekwalificeerd.
3.4 Uit de reeds gememoreerde stukken – in het bijzonder meergenoemde "gewijzigde finale afrekening" van 15 juli 2003 – is naar het oordeel van de kamer genoegzaam af te leiden dat de door de twee dochters verschuldigde rente over de door hen van erflaatster geleende geldsom grotendeels is verrekend met het aan hen uitgekeerde bedrag, zodat de klacht dat de notaris hiermee geen rekening heeft gehouden, ongegrond is.
3.5 Het in 3.1 en 3.2 overwogene brengt met zich dat de klacht op de daarin besproken onderdelen gegrond is. De op basis hiervan tegen de notaris gerezen bedenking is naar het oordeel van de kamer zodanig, dat de kamer oplegging van de tuchtrechtelijke maatregel van waarschuwing geïndiceerd acht. Voor alle overige onderdelen moet de klacht als ongegrond worden gekwalificeerd.
4. Uitspraak
De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Maastricht:
verklaart de tegen de notaris gerezen bedenking gegrond op basis van de in 3.1 en 3.2 besproken klachtonderdelen en legt de notaris daartoe de tuchtrechtelijke maatregel van waarschuwing op;
verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Aldus gegeven te Maastricht op 2 april 2004 door
mr. P.P. Lampe, voorzitter,
mr. R.P.G. Houterman en mr. G.M.H.M. Pooters, kroonleden,
mr. M.M.L.H. Voncken en mr. C.J. Leussink, notarisleden,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Th.A.J.M. Provaas, secretaris.