In de zaak DK 03/3864
de dato 7 juni 2005
1.1. Op 1 oktober 2003 is bij de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) een beroepschrift ingekomen, ingediend door A als gemachtigde van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z, belanghebbende, welk beroep is aangevuld bij brief van 11 november 2003. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van de Belastingdienst/Douane P (hierna: de inspecteur), van 20 augustus 2003, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen een op 28 maart 2003 verstrekte bindende tariefinlichting werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is een griffierecht van € 232,-- geheven. Op 14 januari 2004 is een verweerschrift van de inspecteur ingekomen.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer van 19 april 2005, gehouden te Amsterdam. Aldaar zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur B, tot bijstand vergezeld van C. Beide partijen hebben een pleitnota voorgelezen en overgelegd. Deze stukken worden tot de gedingstukken gerekend.
2.1. Belanghebbende is in West-Europa de hoofddistributeur van, voor zover hier van belang, het product met de handelsbenaming “D 2 streepnetten”, die door de vennootschap E Inc. te Q, Verenigde Staten worden geproduceerd.
2.2. Gelet op hetgeen partijen in de gedingstukken over de kenmerken en eigenschappen van de goederen hebben vermeld, en mede gelet op hetgeen partijen ter zitting daaraan nog hebben toegevoegd, is over het product het volgende komen vast te staan.
2.3. Het product is een onderdeel van een antismet systeem dat specifiek voor offsetdrukmachines is ontwikkeld en ook uitsluitend daarvoor wordt gebruikt. Het doel van dit antismet systeem is te voorkomen dat vers gedrukte - nog natte - vellen papier alsmede de cilinders waarmee deze vellen in de offsetdrukmachines worden getransporteerd, met inkt worden bevuild.
2.4. Het complete antismet systeem bestaat uit een gladde basisbedekking en een flexibele overtrek (het product). Het product is een rechthoekige lap geweven textielstof voorzien van drie plakstrips. De textielstof is geïmpregneerd met een inkt- en waterafstotend middel en in de stof zijn antistatische strepen van geleidend materiaal verwerkt. De basisbedekking wordt op de transportcilinders van een offsetdrukmachine geïnstalleerd. Het product wordt vervolgens met de drie plakstrips op de basisbedekking bevestigd.
2.5. Het onder 2.4. vermelde antismet systeem beoogt te voorkomen dat de bedrukte zijde van het papier ten opzichte van het oppervlak van de transportcilinders verschuift en dat er inkt achterblijft op de cilinders. Bij een met het antismet systeem uitgeruste transportcilinder vindt genoemde schuifbeweging niet meer tussen de natte zijde van het papier en de cilinder plaats, maar tussen de twee lagen van het antismet systeem onderling, waardoor de kans op inktvlekken vermindert.
2.6. Een bedrukt vel papier dat een cilinder passeert, kleeft met de natte zijde aan het product. Doordat het product in lichte mate meegevend is, beweegt het papier niet ten opzichte van het product. De beweging die anders zou optreden tussen het papier en de cilinder, treedt nu op tussen het product en de gladde basisbedekking op de cilinder. De water- en inktafstotende middelen waarmee het product is geïmpregneerd bewerkstelligen dat het textiel schoon blijft. De antistatische strepen voorkomen dat door statische elektriciteit inkt op het product achterblijft, aldus wordt de kans op vlekken verminderd. Ook voorkomen deze strepen dat door elektrostatische aantrekkingskracht het product toch op de basisbedekking plakt en de genoemde beweging niet door het systeem wordt opgevangen. Daarnaast fungeren de strepen als hulpmiddel bij het aanbrengen van het product op de cilinder.
2.7. Uit het tot de gedingstukken behorende Europese octrooi (“European Patent Specification”), blijkt dat er een voorloper van het onderhavige product bestaat (“D”), welk product niet is voorzien van antistatische strepen. Het onderhavige product betreft een verbeterde versie met een grotere effectiviteit.
2.8. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid F B.V. te R heeft als vertegenwoordiger van belanghebbende bij brief van 21 januari 2003 aan de inspecteur verzocht om afgifte van een bindende tariefinlichting voor de als “GEWEVEN STOF VOOR OPVANGEN PAPIER IN DRUKPERS” omschreven goederen. In de aanvraag is indeling onder post 8443 90 00 van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GDT) voorgesteld.
2.9. Op 28 maart 2003 heeft de inspecteur een bindende tariefinlichting afgegeven. De onder 2.1. vermelde producten worden in de onderhavige tariefinlichting ingedeeld onder post 5911 90 90 van het GDT. In vak 7 van de bindende tariefinlichting is het product als volgt omschreven:
““D 2 precision cut flat stripeNet”, zijnde een artikel van geweven textiel (met crinkle aanzien) voor technisch gebruik. Het artikel wordt gebruikt in drukpersen voor het opvangen van papier.”.
Ter motivering van de tariefindeling is in vak 9 vermeld:
“Toepassing algemene regel 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, de tekst van de G.N.codes 5911, 5911 90 en 5911 9090.”.
2.10. De Douanekamer heeft van de belastingdienst een monster van het product ontvangen zoals dit is overgelegd bij het hoorgesprek naar aanleiding van het door belanghebbende tegen de bindende tariefinlichting ingediende bezwaarschrift.
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur terecht een bindende tariefinlichting met indeling van de onderhavige goederen onder tariefpost 5911 90 90 van het GDT heeft afgegeven. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en verdedigt primair indeling onder tariefpost 8443 90 80, subsidiair onder tariefpost 5911 31 90 en meer subsidiair onder tariefpost 5911 20 00.
3.2. De relevante Posten en teksten van Aantekeningen en Toelichtingen luiden als volgt:
“5911 Producten en artikelen van textiel, voor technisch gebruik, bedoeld bij aantekening 7 op dit hoofdstuk:
5911 20 00 - builgaas, ook indien geconfectioneerd1”
“1) Indeling onder deze onderverdeling van builgaas, niet geconfectioneerd, is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld in titel II, punt F, van de inleidende bepalingen.”.
“5911 Producten en artikelen van textiel, voor technisch gebruik, bedoeld bij aantekening 7 op dit hoofdstuk:
- weefsels en vilt, eindeloos of voorzien van verbindingsstukken, van de soort gebruikt voor papiermachines en dergelijke machines (bijvoorbeeld machines voor pulp of asbestcement):
5911 31 -- met een gewicht van minder dan 650 g/m2:
5911 31 90 --- van andere textielstoffen”.
“5911 Producten en artikelen van textiel, voor technisch gebruik, bedoeld bij aantekening 7 op dit hoofdstuk:
5911 90 - andere:
5911 90 90 -- andere”.
“8439 Machines en toestellen voor het vervaardigen van pulp van cellulosehoudende vezelstoffen of voor het vervaardigen of afwerken van papier of van karton:
8439 20 00 - machines en toestellen voor het vervaardigen van papier of van karton”.
“8443 Machines en toestellen die gebruikt worden om met behulp van de bij post 8442 bedoelde drukletters, clichés, drukplaten, drukcilinders en dergelijke te drukken; inktstraaldrukkers, andere dan die bedoeld bij post 8471; hulptoestellen voor het drukken:
8443 90 -delen:
-- andere:
8443 90 80 --- andere”.
Aantekening 7 bij Hoofdstuk 59
“7. Post 5911 omvat de volgende producten, die geacht worden van de overige posten van Afdeling XI te zijn uitgezonderd:
a) de hierna limitatief opgesomde textielwaren, aan het stuk, op lengte of enkel vierkant of rechthoekig gesneden (andere dan textielwaren die het karakter hebben van producten bedoeld bij de posten 5908 tot en met 5910):
(…)
- builgaas;
(…)
b) artikelen van textielstof voor technisch gebruik (andere dan de artikelen bedoeld bij de posten 5908 tot en met 5910) (bijvoorbeeld weefsels en vilt, eindeloos of voorzien van verbindingsstukken, van de soort gebruikt voor papiermachines en dergelijke machines (bijvoorbeeld voor pulp of asbestcement), polijstschijven, pakkingen, sluitringen en andere delen van machines, apparaten of toestellen).”.
Aantekening 1 bij Afdeling XVI
“1. Deze afdeling omvat niet:
(…)
e) drijfriemen, drijfsnaren en transportbanden, van textielstoffen (post 5910) en artikelen van textielstoffen voor technisch gebruik (post 5911);”
GS-Toelichting op post 5911
“De hier bedoelde producten en artikelen vertonen een bijzondere uitvoering waaruit blijkt dat zij van de soort zijn gebruikt in machines, apparaten, toestellen en installaties, of als gereedschap of delen van gereedschap.
Deze post omvat in het bijzonder, artikelen van textiel die van andere posten zijn uitgezonderd en die door een specifieke bepaling van de nomenclatuur (bijvoorbeeld aantekening 1 e op Afdeling XVI) naar post 59.11 worden verwezen.
(…)
A. Weefsels en andere textielproducten voor technisch gebruik, aan het stuk, op lengte, of enkel vierkant of rechthoekig gesneden
Op voorwaarde dat zij niet het karakter hebben van producten bedoeld bij de posten 59.08 tot en met 59.10, worden deze producten onder post 59.11 ingedeeld en niet onder een andere post van Afdeling XI, ook indien ze aan het stuk op lengte, of enkel vierkant of rechthoekig gesneden.
Onder dit voorbehoud worden, overeenkomstig aantekening 7 a op dit hoofdstuk, alleen onder deze post ingedeeld, de hierna limitatief opgesomde textielwaren:
(…)
2. builgaas. Het betreft hier doorlatende weefsels (bijvoorbeeld met gaasbinding, met gemengde gaas- en platbinding of met platbinding) die mazen (meestal vierkant) van gelijke vorm en grootte vertonen die bij het gebruik niet worden vervormd. Deze weefsels worden voornamelijk gebruikt voor het zeven (van meel, polijst- of slijpmiddelen, poeders van kunststof, veevoeder, enzovoort), filtreren en de zeefdruk. Builgaas wordt gewoonlijk vervaardigd van sterk gemoulineerde ongebleekte garens van zijde of van synthetische filamentgarens;
(…)
B. Artikelen van textielstoffen voor technisch gebruik
Alle artikelen voor technisch gebruik die niet behoren tot de posten 59.08 tot en met 59.10 worden hier ingedeeld en niet onder de andere posten van Afdeling XI (zie aantekening 7 b op dit hoofdstuk).”.
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1.1. Belanghebbende is primair van mening dat het product dient te worden ingedeeld onder post 8443 90 80 van het GDT. Het product is een onderdeel van offsetdrukmachines - machines als bedoeld onder post 8443 - en uitsluitend daarvoor bedoeld. Het essentiële kenmerk van het product is niet het basismateriaal waarvan het product is gemaakt, maar de water- en inktafstotende middelen die daarin zijn geïmpregneerd en de antistatische strepen die erin zijn aangebracht. Dat brengt mee dat het product niet kan worden aangemerkt als een artikel van textielstof voor technisch gebruik en dat Aantekening 7b op Hoofdstuk 59 en Aantekening 1e op Afdeling XVI toepassing missen.
4.1.2. Daarnaast geldt dat belanghebbende het product reeds sinds 1984 onder post 8443 90 80 van het GDT heeft aangegeven en dat de douane deze aangiften nooit heeft gecorrigeerd. De douane handelt in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder met het vertrouwensbeginsel, door het product nu ineens anders in te delen.
4.1.3. Het product is ook in Italië en Tsjechië onder post 8443 90 80 van het GDT aangegeven en geaccepteerd. Ook elders in Europa - Duitsland en het Verenigd Koninkrijk - wordt geaccepteerd dat het product wordt ingedeeld onder post 8443 90 80. Door hetzelfde product thans in te delen onder post 5911 90 90 handelt de douane in strijd met het (communautair) gelijkheidsbeginsel.
4.1.4. Ook buiten de EU, belanghebbende noemt Japan en Taiwan, wordt het product ingedeeld onder de (zescijferige) GS-code 8443 90.
4.2. Subsidiair betoogt belanghebbende dat het product onder tariefpost 5911 31 90 van het GDT dient te worden ingedeeld. Belanghebbende voert in dit verband aan dat het product een weefsel is, voorzien van verbindingsstukken (plakstrippen). Het voldoet aan de eis dat het gebruikt wordt in papiermachines of dergelijke machines. Gelet op indelingsregel 3a dient het product ingedeeld te worden onder post 5911 31 90 aangezien deze post een meer specifieke beschrijving geeft van het product dan de door de inspecteur voorgestane post 5911 90 90.
4.3. Meer subsidiair stelt belanghebbende dat post 5911 20 00 van het GDT van toepassing is. Het product is gemaakt van een gaasachtig materiaal, en heeft een zeef/filtreerfunctie. Gelet op indelingsregel 3a dient het product ingedeeld te worden onder post 5911 20 00 aangezien deze post een meer specifieke beschrijving geeft van het product dan de door de inspecteur voorgestane post 5911 90 90.
4.4 . Belanghebbende heeft hieraan ter zitting nog het volgende toegevoegd. Belanghebbende heeft vanaf het verstrekken van de bindende tariefinlichting onder protest aangifte gedaan met vermelding van post 5911 90 90. Met betrekking tot de gevraagde schadevergoeding geldt dat deze betrekking heeft op mogelijk teveel betaalde rechten. Het verzoek om schadevergoeding vervalt gelet op het evenvermelde protest. Belanghebbende bevestigt desgevraagd dat het overgelegde monster het onderhavige product betreft.
Het basismateriaal van het product is textielstof, meer specifiek blauw geverfd katoen. Voor wat betreft de eigenschappen van het product kan worden aangesloten bij hetgeen in het tot de gedingstukken behorende octrooi staat vermeld. Het klopt verder dat het onderhavige product een verbeterde versie is waarop antistatische strepen zijn aangebracht.
Met betrekking tot het vertrouwensbeginsel geldt dat belanghebbende van belang acht dat zij al jaren aangiften heeft gedaan van het product onder vermelding van tariefpost 8443 90 80, welke aangiften immer zijn gevolgd. Gebleken is dat de goederen niet fysiek gecontroleerd zijn en dat er geen uitdrukkelijk standpunt is ingenomen door de douaneautoriteiten, noch in Nederland noch in andere lidstaten van de EU.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. De inspecteur betoogt dat sprake is van een artikel van textielstof voor technisch gebruik dat dient te worden ingedeeld onder post 5911 90 90 van het GDT. De inspecteur voert ter onderbouwing aan dat het product een net van geweven textielstof is dat gebruikt wordt in een offsetdrukmachine om papier op te vangen. Post 8443 mist gelet op Aantekening 1e bij Afdeling XVI toepassing voor artikelen van textielstoffen voor technisch gebruik. Met betrekking tot deze producten wordt verwezen naar post 5911. Het product valt binnen de reikwijdte van Aantekening 7b bij Hoofdstuk 59: het is een textielstof voor technisch gebruik, zodat indeling onder post 5911 geboden is.
5.2.1. De inspecteur betwist de door belanghebbende voorgestane indelingen. Dat Aantekening 1e van Afdeling XVI toepassing mist betwist de inspecteur eveneens. Belanghebbendes stelling dat het product slechts functioneert door de behandeling van de textielstof, sluit niet uit dat de textielstof bedoeld is voor “technisch gebruik”. Onder “technisch gebruik” wordt naar de mening van de inspecteur verstaan: een onderdeel van een werktuig, installatie e.d. Dat de beoogde werking van de textielstof pas wordt verkregen na een specifieke bewerking is voor de indeling van de goederen niet relevant.
5.2.2. Van schending van het vertrouwensbeginsel is geen sprake nu elke aangifte op zich zelf staat en bovendien de goederen op de bedoelde aangiften, voor zover de inspecteur nu kan nagaan, niet daadwerkelijk zijn opgenomen en dus niet fysiek zijn gecontroleerd. Er is derhalve geen sprake van een vergissing bij de indeling van de goederen.
5.2.3. Met betrekking tot de omstandigheid dat andere douaneautoriteiten soortgelijke goederen zouden hebben ingedeeld onder post 8443, wat overigens uit de bijgevoegde bescheiden niet zonder twijfel kan worden afgeleid, geldt dat de inspecteur zich hier niet aan gebonden acht.
5.3. De inspecteur stelt dat indeling onder post 5911 31 90 van het GDT niet aan de orde kan zijn omdat offsetdrukmachines geen papiermachines in de zin van deze post zijn. Steun voor dit oordeel is te vinden bij de indeling van dergelijke machines: papiermachines onder post 8439 en offsetdrukmachines onder post 8443.
5.4. Indeling onder post 5911 20 00 van het GDT is evenmin juist omdat volgens de GS-Toelichting onder builgaas weefsels worden verstaan die hoofdzakelijk gebruikt worden voor “zeven, filtreren en zeefdruk”. Het product in deze zaak wordt volgens het aanvraagformulier hoofdzakelijk gebruikt voor “het opvangen van papier in een drukpers” en kan dus niet met toepassing van Aantekening 7a op Hoofdstuk 59 worden ingedeeld.
5.5. De inspecteur heeft ter zitting nog het volgende gesteld.
Ingeval belanghebbende bij het doen van de aangiften onder post 5911 90 90 van het GDT de protestclausule heeft aangevraagd, geldt dat, mocht zij in het gelijk worden gesteld, de teveel betaalde douanerechten kunnen worden verrekend. Met betrekking tot belanghebbendes standpunt dat sprake is van delen van machines als bedoeld in post 8443 verwijst de inspecteur naar het arrest van het Hof van Justitie EG in de zaak Peacock, zaaknr. C-339/98. Hieruit blijkt dat van belang is of het product een mechanische bijdrage aan het functioneren van de machine levert, hetgeen in casu niet het geval is. Met betrekking tot de voorheen gedane aangiften geldt dat de goederen niet daadwerkelijk zijn opgenomen. Er is dus geen sprake geweest van een door de douaneautoriteiten gemaakte vergissing.
6.1. Vaststaat dat het basismateriaal waarvan het product is gemaakt textiel is, dat dit basismateriaal geïmpregneerd is met water- en inktafstotende middelen en dat in het basismateriaal antistatische strepen zijn aangebracht. Tussen partijen is niet in geschil dat het onderhavige product is ontwikkeld en uitsluitend is bestemd om te worden gebruikt in een offsetdrukmachine.
6.2. Met betrekking tot de vraag of het litigieuze product onder post 8443, welke post valt onder Afdeling XVI, moet worden ingedeeld overweegt de Douanekamer het volgende. Uit Aantekening 1, aanhef en onder e, bij Afdeling XVI volgt dat deze afdeling niet artikelen van textielstoffen voor technisch gebruik omvat. Belanghebbende voert aan dat het product, gelet op de omstandigheid dat de textielstof geïmpregneerd is en dat er antistatische strepen in zijn aangebracht, niet kan worden aangemerkt als een artikel van textielstof in evenvermelde zin. Dienaangaande geldt dat, gelet op algemene indelingsregel 3b, vastgesteld moet worden of het product zijn wezenlijk karakter ontleent aan de textielstof dan wel aan de daarin aangebrachte strepen en de impregnatie. De Douanekamer acht in dit verband van belang dat de voorloper van het onderhavige product geen antistatische strepen bevatte, en eveneens deel uitmaakte van een soortgelijk, weliswaar volgens belanghebbende minder effectief, antismet systeem. De Douanekamer concludeert hieruit dat de antistatische strepen niet het wezenlijke kenmerk vormen van het product. De Douanekamer is voorts van oordeel dat het impregneren niet meebrengt dat het karakter van textielstof verloren gaat. Het product moet derhalve voor de indeling in het GDT worden beschouwd als een artikel van textielstof voor technisch gebruik. Dit brengt mee dat het onderhavige product niet binnen de reikwijdte van Afdeling XVI valt en dus niet kan worden ingedeeld onder post 8443.
6.3. Uit Aantekening 7, aanhef en onder b, bij Hoofdstuk 59 volgt dat post 5911 artikelen van textielstof voor technisch gebruik (andere dan de artikelen bedoeld bij de posten 5908 tot en met 5910) omvat.
6.4. Anders dan belanghebbende is de Douanekamer van oordeel dat de onderverdeling 5911 31 90 toepassing mist omdat offsetdrukmachines niet kunnen worden aangemerkt als papiermachines in de in de aldaar bedoelde zin. De Douanekamer acht in dit verband van belang dat in het GDT papiermachines en offsetdrukmachines in verschillende posten worden ingedeeld, te weten in respectievelijk post 8439 en post 8443.
6.5. Onderverdeling 5911 20 00 mist naar het oordeel van de Douanekamer eveneens toepassing. Uit hetgeen onder de feiten is opgenomen over de eigenschappen van het product blijkt dat het product niet kan worden aangemerkt als builgaas. Het product mist de voor builgaas kenmerkende eigenschappen, genoemd in de GS-Toelichting op post 5911. Het product is met name niet bestemd om te worden gebruikt voor het zeven, filtreren of zeefdrukken.
6.6. Uit het vorenstaande volgt dat het product onder onderverdeling 5911 90 90 van het GDT moet worden ingedeeld, zodat de inspecteur de onder 1.1. genoemde bindende tariefinlichting op juiste gronden heeft verstrekt.
6.7. Met betrekking tot belanghebbendes stelling dat de inspecteur met het verstrekken van de litigieuze bindende tariefinlichting heeft gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, geldt het volgende.
6.8. Met betrekking tot het beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft belanghebbende aangevoerd dat de douaneautoriteiten van andere lidstaten aangiften van het product onder post 8443 90 80 van het GDT hebben geaccepteerd. De Douanekamer verwerpt het beroep op het gelijkheidsbeginsel. In de procedure van de totstandkoming van een bindende tariefinlichting, die een eigen in het communautair douanewetboek geregelde status heeft, is de inspecteur in beginsel vrij om de post van het GDT aan te wijzen waarin naar zijn mening het omschreven goed op grond van zijn objectieve kenmerken en eigenschappen thuishoort. Hieraan zij nog toegevoegd dat belanghebbende ter zitting heeft erkend dat geen sprake is geweest van een uitdrukkelijke standpuntbepaling van de desbetreffende autoriteiten doch dat slechts sprake is geweest van het volgen van de aangiften.
6.9. Ter onderbouwing van het beroep op het vertrouwensbeginsel heeft belanghebbende gesteld dat de douaneautoriteiten de aangiften van belanghebbende gedurende lange tijd steeds hebben gevolgd en dat dit meebrengt dat de litigieuze bindende tariefinlichting niet had mogen worden verstrekt. Dienaangaande geldt dat belanghebbende ter zitting heeft erkend dat de inspecteur ter zake van de indeling van het product geen uitdrukkelijk standpunt heeft ingenomen; het litigieuze product is nimmer onderworpen geweest aan een fysieke controle. Ook deze stelling van belanghebbende moet daarom - wat hier verder ook van zij - worden verworpen.
6.10. Op grond van al het hiervoor overwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Douanekamer verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 7 juni 2005 door mr. J.W.M. Tijnagel, voorzitter, mr. J.J.A.M. Kennis en mr. E.M. Vrouwenvelder, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Grando als griffier.
De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
De Douanekamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.