GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 9 juni 2005 in de zaak onder rekestnummer 1009/04 NOT van:
[I] B.V.,
gevestigd te [plaats],
APPELLANTE,
advocaat: mr. L. Laus
[geintimeerde]
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
advocaat: mr. B.J. Slot
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 16 augustus 2004 ingekomen een verzoekschrift van de zijde van appellante, verder te noemen klaagster, waarbij zij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 16 juli 2004, waarbij haar klacht tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, deels gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel aan de notaris, en voor het overige ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen op 29 oktober 2004.
1.3. Op 22 maart 2005, 30 maart 2005 en 12 april 2005 zijn van de zijde van klaagster nog een aantal bijlagen bij het beroepschrift ingekomen. Bij twee faxen van 12 april 2005 zijn namens de notaris nog een aantal bijlagen ingediend.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 14 april 2005. Verschenen zijn M.J.H. [L], directeur van klaagster, verder te noemen [L], de advocaat van klaagster alsmede de notaris en zijn advocate. Allen hebben het woord gevoerd, de advocaten aan de hand van hun pleitnotities.
1.5. Bij brief ingekomen op 20 april 2005 heeft de notaris zich tot het hof gewend met betrekking tot een vergissing die hij ter zitting zou hebben begaan. Bij brief ingekomen op 25 april 2005 rectificeert de notaris zijn brief ingekomen op 20 april 2005.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie als mede van de hiervoor genoemde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat. De notaris heeft in zijn verweerschrift in hoger beroep gesteld dat de feiten - voor een volledige beoordeling - moeten worden aangevuld. In zijn beoordeling zal het hof, voor zover dit noodzakelijk wordt geacht, deze feiten betrekken.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster stelt dat de notaris bij aanvang van zijn werkzaamheden, op 2 april 2003, met haar de afspraak heeft gemaakt dat klaagster geen honorarium verschuldigd zou zijn. De overdracht A-B was immers reeds volledig voorbereid door notaris [B] die daarvoor ook de kosten in rekening had gebracht. Notaris [B] had alle informatie omtrent de overdracht overgedragen aan de notaris. De notaris heeft de met klaagster gemaakte afspraak geschonden door in zijn nota van afrekening van 11 april 2003 honorarium in rekening te brengen èn advocaatkosten door te belasten.
4.2. Over het door de notaris in rekening gebrachte honorarium heeft de notaris nooit overleg gevoerd met klaagster. Zelfs toen klaagster de notaris in kort geding betrok om de akte te passeren heeft de notaris hier niet over gesproken, noch bij het bereiken van een akkoord tussen de partijen vlak voor aanvang van het kort geding. Door niet over zijn honorarium te spreken en zelfs twee keer een nota aan klaagster te versturen zonder vermelding van een honorarium daarin, heeft de notaris de indruk gewekt dat de oorspronkelijke afspraak met klaagster nog steeds geldig was. De notaris had moeten overleggen met klaagster omtrent het in rekening te brengen honorarium en klaagster niet het weekend voor de overdracht van het registergoed mogen confronteren met zijn nota.
4.3. De door de notaris uitgevoerde werkzaamheden behoren tot de gebruikelijke werkzaamheden, die verband houden met het opmaken van een leveringsakte. De notaris heeft dan ook ten onrechte extra kosten in rekening gebracht. Ook de eigen advocaatkosten van de notaris zijn ten onrechte aan klaagster doorbelast.
4.4. Tenslotte verwijt klaagster de notaris dat hij ten onrechte alleen klaagster (partij A) en [H] B.V. (partij B) de extra kosten voor honorarium en rechtsbijstand in rekening heeft gebracht voor de A-B-C-D leveringsakten. Indien en voorzover klaagster wel honorarium verschuldigd is, dienen deze kosten eveneens in gelijke mate voor rekening te komen van [In] B.V. (partij C) en [M] B.V. (partij D). Dit zijn echter vaste relaties van de notaris, hetgeen mede oorzaak kan zijn van het niet in rekening brengen van de kosten aan deze partijen.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris ontkent met klaagster de afspraak te hebben gemaakt om geen honorarium in rekening te brengen. Wat betreft de door notaris [B] reeds verrichte werkzaamheden stelt de notaris dat deze niet over de koopovereenkomst A-B bleek te beschikken. Voorts was notaris [B], althans zijn medewerker, niet bekend met de koopprijs. Ook bleken er geen stukken betreffende het registergoed voorhanden te zijn.
5.2. Voorts stelt de notaris met de directeur van klaagster, [L], voorafgaande aan het passeren van de akte van levering A-B, op 14 april 2003, overleg te hebben gevoerd over het aan klaagster in rekening te brengen honorarium. De notaris stelt daarbij te hebben aangegeven dat dit verband hield met de buitensporige hoeveelheid werkzaamheden die de notaris en zijn medewerkers hebben moeten besteden aan de zaak als gevolg van de zeer slechte voorbereiding door klaagster en partij A en de vele onduidelijkheden en tegenstrijdige verklaringen gedaan tijdens de voorbereiding van deze levering.
5.3. De notaris stelt verder dat de door hem verrichte werkzaamheden niet tot de gebruikelijke werkzaamheden behoren die verband houden met het opmaken van een leveringsakte.
Wat betreft de in rekening gebrachte advocaatkosten wijst de notaris erop dat hij op 7 april 2003 aan alle bij de zaak betrokkenen heeft medegedeeld dat hij niet bereid was om, op basis van hetgeen hem toen, met veel moeite, bekend was geworden, de akte van levering te passeren. Factoren als de winsten die bij elke opvolgende doorverkoop werden behaald, onbekendheid van de notaris met enkele betrokken partijen, het feit dat de notaris niet betrokken was bij de verkoop A-B en de grote druk die op de notaris werd gelegd om het transport op zo kort mogelijke termijn te realiseren, waren voor de notaris aanleiding om nader onderzoek te willen doen. De notaris heeft partijen tijdens eerdergenoemde bespreking aangeraden om een andere notaris te raadplegen, mede gezien de opmerkingen van [L] dat hij vijf andere notariskantoren bereid had gevonden om de akte van levering A-B te passeren. De notaris heeft zijn bereidheid geuit partijen verder geen kosten in rekening te brengen indien zij zouden besluiten naar een andere notaris te gaan. Klaagster heeft toen echter geen andere notaris ingeschakeld, doch is overgegaan tot het aanspannen van een kort geding tegen de notaris, waardoor de notaris zich genoodzaakt voelde tot het zoeken van bijstand door een advocaat. De notaris acht het dan ook terecht dat hij de kosten hiervan gedeeltelijk aan klaagster in rekening heeft gebracht.
5.4. Wat betreft het in rekening brengen van bepaalde kosten aan alleen partijen A en B, stelt de notaris dat de andere betrokken partijen, C en D, onverwijld, volledig en juist aan zijn verzoeken tot het verstrekken van informatie hebben voldaan. Hij heeft hun dan ook alleen het gebruikelijke honorarium in rekening gebracht. De onduidelijkheden rond de levering waren hun niet te verwijten. De notaris stelt dat er geen sprake is van het “uit de wind houden” van vaste relaties.
6.1. Partijen verschillen van mening over de vraag of op 2 april 2003 tussen hen een afspraak is gemaakt omtrent het honorarium. Het hof acht het niet onaannemelijk, gezien de voorbereidingen van notaris [B], dat bij aanvang van de werkzaamheden door de notaris een afspraak is gemaakt omtrent zijn honorarium. Echter, in het onderhavige geval heeft de notaris, mede in het kader van de keten van transacties A-B-C-D, extra werkzaamheden moeten verrichten. Zo acht het hof het gepast dat de notaris navraag heeft gedaan naar de al dan niet verhuurde staat van het te leveren onroerend goed. Het hof is dan ook van oordeel dat de notaris niet aan de eerderbedoelde afspraak mocht worden gehouden en acht dit onderdeel van de klacht ongegrond.
6.2. Wat betreft het onderdeel van de klacht dat de notaris het in rekening te brengen honorarium had moeten bespreken met klaagster overweegt het hof als volgt. De notaris had klaagster moeten informeren dàt hij honorarium in rekening zou brengen en tevens een toelichting moeten geven omtrent de aard en de hoogte daarvan. De notaris had dit moeten doen voorafgaand aan het toezenden van de declaratie. Door dit na te laten heeft de notaris klaagster voor een voldongen feit gesteld. Het hof oordeelt dat dit onderdeel van de klacht gegrond is.
6.3. Nu het hof reeds heeft geoordeeld dat de notaris extra kosten in rekening mocht brengen rest een beoordeling van het verwijt van klaagster dat de notaris tevens zijn advocaatkosten in rekening heeft gebracht. Gezien de argumenten die de notaris naar voren heeft gebracht om bijstand van een advocaat in te roepen acht het hof het, evenals de kamer, verdedigbaar, althans niet in strjid met enige tuchtrechtelijke norm, dat de notaris deze kosten heeft doorberekend. Het hof oordeelt dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.
6.4. Wat betreft de verdeling van de in 6.3. bedoelde kosten, maar ook van het honorarium van de notaris, over de vier betrokken partijen, is het hof van oordeel dat ook deze, gezien de argumenten van de notaris, verdedigbaar is, althans niet in strijd met enige tuchtrechtelijke norm. Het hof zal ten aanzien van dit onderdeel niet overgaan tot een verdere inhoudelijke beoordeling, nu dit op de weg van de burgerlijke rechter ligt.
6.5. Het hof oordeelt dat het onderdeel van de klacht dat gegrond is, niet van zodanig ernstige aard is dat dit een maatregel rechtvaardigt.
6.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.7. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.L.G.A. Stille, P.J.N. van Os en in het openbaar uitgesproken op donderdag 9 juni 2005.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE AMSTERDAM
BESCHIKKING van 16 juli 2004 inzake de klacht nummer K 40/03 van
[I] B.V.,
gevestigd te [plaats],
klager,
gemachtigde: dhr. M.J.H. [L]
raadsman: mr. dr. M.S. van Gaalen
[notaris],
notaris te [plaats],
beklaagde,
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:
- klachtbrief met bijlagen van 28 november 2003;
- antwoordbrief met bijlagen van 31 december 2003;
- repliek met bijlagen van 10 februari 2004;
- dupliek van 10 maart 2004;
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 12 mei 2004, waar klager, vergezeld van zijn raadsman, alsmede de notaris is verschenen. Beide partijen hebben het woord gevoerd en hun standpunten nader toegelicht, de raadsman van klager aan de hand van door hem overgelegde pleitaantekeningen. De heer L. [R] is als getuige gehoord. Uitspraak is bepaald op 16 juli 2004.
Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
a. Klager was “B” in een A-B-C-D onroerend goed transactie. [H] B.V. was “A” (hierna “A”), [In] B.V. was “C” (hierna “C”) en [M] B.V. was “D” (hierna “D”).
b. Klager heeft op 11 maart 2003 een koopovereenkomst gesloten met “A”, waarbij “A” aan klager een onroerende zaak heeft verkocht. Partijen hebben afgesproken dat notaris mr. H. [B] de leveringsakte op 1 april 2003 zou passeren.
c. Klager heeft voornoemde onroerende zaak voorafgaand aan de levering door “A” doorverkocht aan “C”. Klager heeft ingestemd met de wens van “C” dat notaris [naam] de leveringsakte A-B-C op 1 april 2003 zou passeren.
d. “C” heeft voornoemde onroerende zaak voorafgaand aan de levering door “B” doorverkocht aan “D”. Partijen hebben afgesproken dat de notaris de leveringsakte op 1 april 2003 zou passeren.
e. Bij faxbrief van 31 maart 2003 heeft de notaris klager bericht dat hij de akte niet op korte termijn zou kunnen passeren omdat op een aantal punten onduidelijkheid bestond. De notaris heeft klager om opheldering van die kwesties verzocht.
f. Op 2 april 2003 heeft klager met de notaris een gesprek gehad naar aanleiding van de faxbrief van 31 maart 2003. Later die dag heeft de notaris wederom een faxbrief aan klager gestuurd met de opmerking dat nog drie kwesties opheldering behoefden.
g. Alle partijen zijn met elkaar overeengekomen dat de notaris de aktes op 7 april 2003 zou passeren. De notaris heeft partijen op 3 april 2003 in concept de leveringsakte en een door hem opgestelde koopovereenkomst toegezonden.
h. Bij declaratie van 4 april 2003 heeft de notaris aan klager honorarium en advocaatkosten in rekening gebracht.
i. Op 4 april was klager door “A” in gebreke gesteld voor het niet tijdig afnemen van het perceel op de afgesproken datum. Klager is aangezegd het perceel uiterlijk op maandag 14 april 2003 af te nemen. Klager heeft de notaris daarop in gebreke gesteld en “C”, de notaris en het kantoor van de notaris aansprakelijk gesteld voor de schade die voortvloeit uit het niet tijdig passeren van de akte.
j. Op 7 april 2003 zijn alle partijen bijeengekomen op het kantoor van de notaris teneinde de leveringsakte te passeren. Tijdens deze bespreking deelde de notaris mee dat er nog steeds te veel onduidelijkheden waren over de achtergrond van de koopovereenkomst tussen klager en “A”, zodat hij zijn ministerie moest weigeren.
k. Op 8 april 2003 heeft klager “C”, de notaris en het kantoor van de notaris in kort geding gedagvaard. Dit kort geding heeft geen doorgang gevonden.
l. Bij brief van 8 april 2003 heeft notaris mr. H. [B] klager onder meer bericht dat de leveringsakte “A”-klager gereed lag voor ondertekening.
m. Op 14 april 2003 is de transportakte voor de notaris gepasseerd.
n. Op 14 april 2003 heeft notaris mr. H. [B] klager een declaratie gestuurd voor het voorbereiden van de leveringsakte “A”-klager.
o. Bij brief van 22 april 2003 heeft de notaris aan de raadsman van klager onder meer bericht dat “C” hem per fax van 27 maart 2003 om 16.46 uur heeft verzocht de koopovereenkomsten B-C en C-D en de akte van levering op te stellen.
3.1 De klachten houden in:
3.2 Klager is met de notaris op 2 april 2003, voorafgaand aan de werkzaamheden, overeengekomen – in aanwezigheid van [R] – dat klager geen honorarium verschuldigd zou zijn. Dit hebben zij afgesproken omdat notaris [B] de overdracht A-klager volledig had voorbereid en daarvoor bij klager honorarium in rekening had gebracht. Notaris mr. H. [B] heeft alle informatie omtrent de overdracht aan de notaris overgedragen. Door klager toch honorarium in rekening te brengen heeft de notaris deze afspraak geschonden.
3.3 De notaris heeft op geen enkel moment met klager overleg gevoerd over het door hem in rekening gebrachte honorarium. De zorgplicht van de notaris brengt mee dat hij dit wel had behoren te doen, zeker nu daar alle reden toe was na de ministerieweigering en de daaruit voortvloeiende onderhandelingen. Door nooit aan klager te berichten dat hij honorarium in rekening zou brengen heeft klager er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat de oorspronkelijke afspraak – dat de notaris klager geen honorarium in rekening zou brengen – nog steeds gold.
3.4 De notaris heeft klager ten onrechte advocaatkosten in rekening gebracht. Klager heeft zelf eveneens kosten voor rechtsbijstand gemaakt. Klager is van mening dat de notaris deze kosten zelf behoort te dragen en dat hij daarvoor beroepshalve verzekerd is.
3.5 De notaris heeft ten onrechte alleen aan klager en A de extra kosten van honorarium en rechtsbijstand in rekening gebracht. Indien en voorzover klager wel honorarium verschuldigd is, dienen deze kosten eveneens in gelijke mate in rekening te worden gebracht aan C en D omdat alle betrokken partijen – in het bijzonder klager, C en D – belang hadden bij overdracht van het registergoed. De notaris stelt dat A en klager in hoge mate verantwoordelijk zijn voor de extra werkzaamheden. Klager wijst daarentegen op de brief van de notaris d.d. 22 april 2003 aan de raadsman van klager waarin hij schrijft dat C hem pas op 27 maart 2003 om 16.46 uur heeft ingelicht over de voorgenomen transactie op 1 april 2003. De koopovereenkomst tussen klager en C was evenwel al op 20 maart 2003 tot stand gekomen, zodat vaststaat dat C zeven dagen heeft stilgezeten en de notaris daardoor kennelijk te weinig tijd had om de transactie voor te bereiden. Klager is de procedure in kort geding begonnen omdat het voor klager geen optie was het transport of een schakel daarvan door een andere notaris te laten verrichten. C stond er namelijk op dat deze notaris het transport zou verrichten. Bovendien zou klager niets opschieten met de overdracht A-klager ten overstaan van een andere notaris, zolang de notaris zijn ministerie bleef weigeren. Door die weigering zou immers de overdracht klager-C-D niet kunnen plaatsvinden en zou klager niet tijdig de beschikking krijgen over de aan partij A te betalen koopsom.
4.1 De notaris ontkent met klager te zijn overeengekomen dat hij hem geen honorarium in rekening zou brengen. De notaris voert aan dat hij het zich zeker zou herinneren als hij een zo ongebruikelijke afspraak had gemaakt. Voor zover hij het zich kan herinneren is tijdens de bespreking van 2 april 2003 helemaal niet over kosten gesproken. Het is wel mogelijk dat hij heeft gevraagd of notaris [B] klager kosten in rekening had gebracht. Daarnaast voert de notaris aan dat notaris [B] de voor het transport benodigde stukken niet volledig uitgewerkt aan hem had overgedragen. Desgevraagd kon een medewerker van notaris [B] geen koopovereenkomst tussen A en klager overleggen. De koopprijs was hem evenmin bekend. In het dossier waren voor het overige ook geen stukken betreffende het pand aanwezig.
4.2 De notaris stelt met klager overleg te hebben gevoerd over het in rekening gebrachte honorarium. Volgens de notaris heeft hij klager in dat gesprek meegedeeld dat hij deze kosten in rekening bracht vanwege de buitensporige hoeveelheid werkzaamheden die hij en zijn medewerkers aan de zaak hadden moeten besteden als gevolg van de slechte voorbereiding door klager en de onduidelijkheden en tegenstrijdige verklaringen van klager en A. De verrichte werkzaamheden behoren geenszins tot de gebruikelijke werkzaamheden die verband houden met het opmaken van de leveringsakte.
4.3 Toen de notaris partijen meedeelde dat hij zijn ministerie weigerde heeft klager opgemerkt dat vele andere notarissen wel bereid waren hun medewerking te verlenen aan het transport. De notaris heeft partijen geadviseerd zich door één van die notarissen te laten bijstaan. Indien partijen aan dat advies gehoor hadden gegeven zou de notaris geen kosten in rekening hebben gebracht. Klager heeft de notaris daarop in kort geding gedagvaard om hem te bewegen tot medewerking aan de overdracht. De notaris stelt zich door deze procedure genoodzaakt te hebben gezien een advocaat in te schakelen. Het kort geding heeft overigens geen doorgang gevonden omdat overeenstemming was bereikt over het opnemen in de leveringsakte van enkele nadere verklaringen van bij de transactie betrokkenen. De bedenkingen van de notaris waren daarmee weggenomen zodat hij zijn medewerking aan het transport kon verlenen. Nu deze procedure overbodig was meent de notaris dat hij de kosten voor juridische bijstand (gedeeltelijk) mocht doorberekenen aan klager. Overigens is de notaris niet beroepshalve verzekerd tegen dergelijke kosten.
4.4 Er was een groot aantal aspecten van het transport dat de notaris waakzaam deed zijn, te weten de winsten die er telkens bij de opvolgende doorverkoop werden behaald, de onbekendheid van de notaris met A en klager, de grote druk die A en klager op de notaris uitoefenden om de overdracht snel te realiseren, het feit dat de notaris niet betrokken was bij de koopovereenkomst tussen A en klager, de horecabranche waarin A en klager werkzaam waren, en de elkaar herhaaldelijk tegensprekende antwoorden die A en klager gaven op de vragen van de notaris. In het bijzonder bestond onduidelijkheid omtrent de vraag of het onroerend goed in onverhuurde staat door A zou worden geleverd, zoals tussen A en B was overeengekomen. De werkzaamheden gingen met name door het gedrag van A en B de normale werkzaamheden voor een overdracht in hoge mate te buiten. Om deze reden heeft de notaris het normale honorarium voor de overdracht in rekening gebracht aan C en D en het honorarium voor de overige werkzaamheden aan A en klager, ieder voor de helft. De kosten van juridische bijstand heeft de notaris doorberekend aan A en klager, ieder voor de helft, omdat deze partijen door eigen toedoen hoge kosten hadden veroorzaakt door bij herhaling tegenstrijdige verklaringen af te leggen. Daarnaast had klager een procedure bij de voorzieningenrechter aangespannen. De notaris heeft de meerkosten niet doorberekend aan C en D omdat deze onverwijld, volledig en juist aan de verzoeken van de notaris tot het verstrekken van nadere informatie hadden voldaan. Daarom acht de notaris deze handelswijze gerechtvaardigd.
5. BEOORDELING VAN DE KLACHT
5.1 Ad klacht onder 3.2. Klager en de notaris verschillen van mening over de vraag of zij hebben afgesproken dat de notaris klager geen honorarium in rekening zou brengen. Niet is vast te stellen of de notaris en klager dit zijn overeengekomen. In elk geval blijkt uit de gang van zaken, dat aan de transactie A-B problemen kleefden en geenszins dat deze transactie al afdoende was voorbereid door notaris [B], hetgeen een behandeling zonder honorarium niet aannemelijk doet zijn. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
5.2 Ad klacht onder 3.3. Een notaris dient op grond van zijn zorgplicht – voorafgaand aan de dienstverlening – duidelijke informatie over zijn tarieven te verstrekken aan zijn (potentiële) cliënten. De notaris had klager derhalve voorafgaand aan het toezenden van de declaratie een toelichting behoren te geven omtrent het door hem in rekening te brengen honorarium. Door dit na te laten heeft de notaris klager voor een voldongen feit gesteld. Dit klachtonderdeel is gegrond.
5.3 Ad klachten onder 3.4 en 3.5. De Kamer stelt voorop dat klager met de notaris van mening verschilt over de vraag of de notaris de door hem gemaakte kosten voor juridische bijstand mocht doorberekenen aan zijn cliënten, en – indien dit is toegestaan – of de notaris onderscheid mocht maken tussen de betrokken partijen voor het doorbelasten van zijn honorarium en de advocaatkosten. Het door de notaris ten aanzien daarvan ingenomen en met argumenten gestaafde standpunt is naar het oordeel van de Kamer verdedigbaar, althans niet in strijd met enige tuchtrechtelijke norm. Het ligt niet op de weg van de tuchtrechter op de inhoudelijke beoordeling van dit geschilpunt in te gaan. Dit is ter beoordeling van de burgerlijke rechter. Naar het oordeel van de Kamer stuiten deze klachten hierop af.
5.4 De klachten, voorzover gegrond verklaard, zijn niet van zodanig ernstige aard dat een maatregel geboden is.
5.5 Gelet op het bovenstaande wordt beslist als volgt.
- verklaart de klacht met betrekking tot het klachtonderdeel onder 3.3 gegrond
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
- bepaalt dat de notaris geen tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2004 door mr. R. Orobio de Castro, voorzitter, mr. C.P. Boodt, mr. M. Bijkerk, mr. A.J.H.M. Janssen en mr. S.G Ellerbroek, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van Bennekom, secretaris.
mr. E. van Bennekom, mr. R. Orobio de Castro,
secretaris. voorzitter.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend
verzonden kennisgeving.