ECLI:NL:GHAMS:2005:AT8787

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-004784-04
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Scholten
  • M. den Ottolander
  • C. van Asperen de Boer-Delescen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting door vennootschap onder firma met ambtenaar

In de Ceteco-affaire heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank te 's-Gravenhage. De verdachte, die leiding gaf aan een vennootschap onder firma, werd beschuldigd van het stelselmatig valselijk opmaken van nota's die betrekking hadden op bemiddelingskosten, terwijl deze in werkelijkheid advieskosten betroffen. Samen met een medeverdachte, een ambtenaar van de provincie Zuid-Holland, heeft de verdachte deze valse nota's verzonden, wat leidde tot onterecht betaalde bedragen door de provincie aan de vennootschap. De Hoge Raad had de zaak eerder terugverwezen naar het hof na vernietiging van een eerdere uitspraak van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte op listige wijze de provincie hebben bewogen tot betaling van deze bedragen door middel van valse documentatie. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld voor medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, en kreeg een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan de uitvoering voorwaardelijk werd opgelegd met een proeftijd van twee jaar. Het hof hield rekening met de gevolgen van de straf voor de verdachte en zijn gezin, evenals de lange duur van de procedure, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een strafrechtelijke reactie vereiste.

Uitspraak

arrestnummer:
rolnummer: 23-004784-04
datum uitspraak: 5 juli 2005
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen -na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 26 oktober 2004- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 12 april 2002 in de strafzaak onder parketnummer 09-754099-99 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
Procesgang
De rechtbank te 's-Gravenhage heeft de verdachte op 12 april 2002 vrijgesproken van het onder 3 primair, 3 subsidiair en 5 tenlastegelegde en veroordeeld terzake van het onder 1 primair en 2 primair en 4 tenlastegelegde.
Het openbaar ministerie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft in hoger beroep bij arrest van 7 mei 2003 het vonnis vernietigd, opnieuw recht gedaan en de verdachte vrijgesproken van het onder 2, 3 primair, 3 subsidiair en 5 tenlastegelegde en veroordeeld terzake van het onder 1 primair en 4 tenlastegelegde.
De advocaat-generaal en de verdachte hebben tegen het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 26 oktober 2004 de bestreden tussenbeslissing van 5 maart 2003 en de bestreden einduitspraak van 7 mei 2003 van het gerechtshof te 's-Gravenhage vernietigd, doch de laatste uitsluitend wat betreft de beslissing ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde alsmede de strafoplegging en de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam verwezen teneinde deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 19 maart 2003 en 4 april 2002 en, na verwijzing, op de terechtzitting van dit hof van 21 juni 2005.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouwe naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in hoger beroep van 21 juni 2005 op vordering van de advocaat-generaal toegestane wijziging tenlastelegging.
Van die dagvaarding en vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd.
Geldigheid van de inleidende dagvaarding
Met betrekking tot feit 2 primair zal het hof de dagvaarding partieel nietig verklaren voorzover het het gestelde achter de eerste drie gedachtestreepjes betreft, daar deze feitelijkheden op zichzelf niet als het aannemen van een valse hoedanigheid noch als listige kunstgrepen dan wel als samenweefsel van verdichtsels kunnen worden aangemerkt, ook niet in onderling verband en samenhang bezien of met hetgeen daarop aansluitend onder het vierde gedachtestreepje is gesteld, zodat de tenlastelegging op deze punten niet redengevend is voor hetgeen de verdachte wordt verweten, en derhalve op deze onderdelen onbegrijpelijk is.
Bewezengeachte
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
de vennootschap onder firma [..] op tijdstippen in de periode van 1 april 1998 tot en met 1 september 1999 in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen de provincie Zuid-Holland heeft bewogen tot de afgifte van één of meer geldsbedragen;
die listige kunstgrepen -zakelijk weergegeven en in onderling verband en samenhang- bestonden hieruit dat:
-- de vennootschap onder firma [..] ten behoeve van haarzelf telkens een nota opstelde waarin ten laste van de provincie Zuid-Holland één of meer geldsbedragen werden gedeclareerd en die nota telkens zond ter attentie van [..] in diens hoedanigheid van provinciaal ambtenaar van de provincie Zuid-Holland naar de provincie Zuid-Holland;
het betrof de navolgende nota's:
1) Courtage-nota nota nr. : 9902504 dd 5 februari 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.1. c), en
2) Courtage-nota nota nr. : 9903516 dd 24 maart 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.2. c), en
3) Courtage-nota nota nr. : 9903515 dd 18 maart 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.3. c), en
4) Courtage-nota nota nr. : 9812483 dd 7 december 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.4. d), en
5) Courtage-nota nota nr. : 9904527 dd 26 april 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.5. c), en
6) Courtage-nota nota nr. : 9906545 dd 11 juni 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.6. c), en
7) Courtage-nota nota nr. : 9807429 dd 13 juli 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.7 c), en
8) Courtage-nota nota nr. : 9808439 dd 11 augustus 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.8. c), en
9) Courtage-nota nota nr. : 9809451 dd 17 september 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.9. c), en
10) Courtage-nota nota nr. : 9810460 dd 9 oktober 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.10. c), en
11) Courtage-nota nota nr. : 9811473 dd 3 november 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.11. c). en
12) Courtage-nota nota nr. : 9811474 dd 6 november 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.12. c), en
13) Courtage-nota nota nr. : 9810461 dd 16 oktober 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.13. c), en
14) Courtage-nota nota nr. : 9810463 dd 22 oktober 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.14. c), en
15) Courtage-nota nota nr. : 9811476 dd 17 november 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.15. c),
(hierboven wordt met "dossier Rijksrecherche" telkens bedoeld het dossier "Rijksrecherche Den Haag Zaaknummer 19990268");
--de vennootschap onder firma [..] telkens opzettelijk in strijd met de waarheid in die hierboven genoemde ter attentie van genoemde [..] aan de provincie Zuid-Holland verzonden nota's vermeldde dat de door middel van die nota's bij de provincie Zuid-Holland in rekening gebrachte bedragen telkens betrekking hadden op courtagekosten met betrekking tot in die nota's met zoveel woorden aangegeven door de provincie Zuid-Holland gesloten leenovereenkomst(en) en/of financiële constructie(s)
tussen die provincie Zuid-Holland enerzijds en een of meer derden anderzijds, zulks terwijl die gedeclareerde en in rekening gebrachte bedragen telkens in het geheel geen betrekking hadden op door de vennootschap onder firma [..] verrichte bemiddelingswerkzaamheden met betrekking tot tussen de provincie Zuid-Holland en haar wederpartij(en) bij die in die nota's genoemde leenovereenkomst(en) en/of financiële constructie(s);
--deze manier van declareren en het op deze wijze opstellen van die
nota's telkens door die hierboven genoemde [..] was voorgesteld aan die vennootschap onder firma [..] en telkens plaatsvond op basis van en na door die [..] aan die vennootschap onder firma [..] verstrekte gegevens met betrekking tot die leenovereenkomst(en) en/of die financiële constructie(s);
--genoemde [..] telkens listiglijk die nota's -- na binnenkomst ervan bij de provincie Zuid-Holland - ter goedkeuring en ter uitbetaling door de provincie Zuid-Holland van zijn goedkeurende paraaf heeft voorzien, en
die [..] telkens listiglijk de op die nota's betrekking hebbende en voor de financiële administratie van de provincie Zuid-Holland voor uitbetaling aan
derden noodzakelijk boekings- en betalingsopdrachten heeft ingevuld en van diens goedkeurende paraaf voorzien, en
die [..], listiglijk die geparafeerde betaling-/ boekingsopdrachten ter verdere (financiële) afwerking/bewerking en uitbetaling heeft doorgezonden naar een daarvoor aangewezen ambtelijke afdeling en persoon binnen de provincie Zuid-Holland,
in ieder geval heeft die [..], mededader van de vennootschap onder firma [..], binnen het ambtelijk apparaat van de provincie Zuid-Holland listiglijk bevorderd en vanuit diens ambtelijke positie bewerkstelligd, dat de op die nota's aangegeven bedragen (met spoed) door de provincie Zuid-Holland werden betaald aan die vennootschap onder firma [..];
waardoor die provincie Zuid-Holland -- telkens -- werd bewogen tot het betalen van één of meer geldsbedragen aan die vennootschap onder firma [..], terwijl hij, verdachte, in de hierbovengenoemde periode in Nederland tot de hierboven omschreven feiten feitelijk leiding heeft gegeven aan die verboden gedragingen.
Hetgeen onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezengeachte levert op:
Medeplegen van oplichting, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank te 's-Gravenhage heeft de verdachte veroordeeld ten aanzien van feit 1 primair, 2 primair en 4 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis alsmede een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 240 uur bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 2, 3 en 5 tenlastegelegde en hem veroordeeld ten aanzien van de feiten 1 primair en 4 tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 240 uur, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Na verwijzing door de Hoge Raad heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld terzake van medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, alsmede de eerder door het hof te 's-Gravenhage bewezengeachte feiten tot een werkstraf van 240 uren bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 120 hechtenis met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De vennootschap onder firma [..] heeft zich onder leiding van de verdachte samen met een medeverdachte, die ambtenaar was bij de provincie Zuid-Holland, schuldig gemaakt aan het stelselmatig valselijk opmaken van nota's door op deze nota's te vermelden dat zij betrekking hadden op bemiddelingskosten terwijl feitelijk telkens aan de orde is geweest het geven van advies. Tevens heeft de verdachte door deze valse nota's op te sturen naar zijn medeverdachte de provincie Zuid-Holland bewogen tot betaling van deze zogenaamde bemiddelingskosten aan [..]. Daarenboven heeft de verdachte samen met een medeverdachte een overeenkomst van geldlening vals opgemaakt ter verhulling van het feit dat de medeverdachte in zijn hoedanigheid van ambtenaar steekpenningen van de verdachte had aangenomen.
Door aldus te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van financiële bescheiden en overeenkomsten moet kunnen worden gesteld ernstige schade toegebracht.
In het voordeel van de verdachte laat het hof meewegen dat het handelen van de verdachte ingrijpende gevolgen voor hem -en zijn gezin- met zich hebben gebracht. Niet alleen wordt zijn bedrijf [..] geliquideerd en heeft hij zijn huis moeten verkopen om de financiële claims te kunnen voldoen, ook is het de verdachte tot heden niet gelukt om een bij zijn kennis en ervaring passende positie op de arbeidsmarkt te verwerven en is het maar de vraag of hij hierin, mede door alle negatieve publiciteit, ooit zal slagen. De verdachte is hierdoor al behoorlijk gestraft, hetgeen naar het oordeel van het hof een matigend effect heeft op de thans op te leggen straf. Ook in het voordeel van de verdachte weegt mee dat met betrekking tot de door de provincie geleden schade tussen hem, de verdachte, en de provincie een vaststellingsovereenkomst is gesloten.
Tussen het moment van de huiszoeking bij verdachte en de behandeling in hoger beroep bij dit hof zijn meer dan 5 jaar verstreken. Hoewel daarmee - gelet op de concrete omstandigheden van dit geval - geen sprake is van een onredelijke termijn als bedoeld in art 6 lid 1 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, moet wel vastgesteld worden dat verdachte daardoor lang in onzekerheid heeft verkeerd. Ook met dit aspect houdt het hof rekening bij de strafoplegging.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatiedienst van 12 mei 2005 is verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover thans nog aan de orde, en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, in geval van tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de 11e meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Scholten, Den Ottolander en Van Asperen de Boer-Delescen, in tegenwoordigheid van mr. Van Zeggeren, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 juli 2005.
mr. Van Asperen de Boer-Delescen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.