arrestnummer:
rolnummer: 23-004789-04
datum uitspraak: 5 juli 2005
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen -na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 26 oktober 2004- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 12 april 2002 in de strafzaak onder parketnummer 09-754098-99 van het openbaar ministerie
tegen
de vennootschap onder firma
[..]
De rechtbank te 's-Gravenhage heeft de verdachte op 12 april 2002 vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde en veroordeeld terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De verdachte en het openbaar ministerie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft in hoger beroep bij arrest van 7 mei 2003 het vonnis vernietigd, opnieuw recht gedaan en de verdachte vrijgesproken van het onder 2 primair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde en veroordeeld terzake van het onder 1 tenlastegelegde.
De advocaat-generaal en de verdachte hebben tegen het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 26 oktober 2004 de bestreden tussenbeslissing van 5 maart 2003 en de bestreden einduitspraak van 7 mei 2003 van het gerechtshof te 's-Gravenhage vernietigd, doch de laatste uitsluitend wat betreft de beslissing ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde alsmede de strafoplegging en de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam verwezen teneinde deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 19 maart 2002 en 4 april 2002 en, na verwijzing op de terechtzitting van dit hof van 21 juni 2005.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de vertegenwoordiger van de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in hoger beroep van 21 juni 2005 op vordering van de advocaat-generaal toegestane wijziging tenlastelegging.
Van die dagvaarding en vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd.
Geldigheid van de inleidende dagvaarding
Met betrekking tot feit 2 primair zal het hof de dagvaarding partieel nietig verklaren voorzover het het gestelde achter de eerste drie gedachtestreepjes betreft daar deze feitelijkheden op zichzelf niet als het aannemen van een valse hoedanigheid noch als listige kunstgrepen dan wel als samenweefsel van verdichtsels kunnen worden aangemerkt, ook niet in onderling verband en samenhang bezien of met hetgeen daarop aansluitend onder het vierde gedachtestreepje is gesteld, zodat de tenlastelegging op deze punten niet redengevend is voor hetgeen de verdachte wordt verweten, en derhalve op deze onderdelen onbegrijpelijk is.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
zij op tijdstippen in de periode van 1 april 1998 tot en met 1 september 1999 in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen de provincie Zuid-Holland, heeft bewogen tot de afgifte van één of meer geldsbedragen;
die listige kunstgrepen -zakelijk weergegeven en in onderling verband en samenhang- bestonden hieruit dat:
-- zij, verdachte, ten behoeve van haarzelf telkens een nota opstelde waarin ten laste van de provincie Zuid-Holland één of meer geldsbedragen werden gedeclareerd en die nota telkens zond ter attentie van (de mededader van haar, verdachte) [..] in diens hoedanigheid van provinciaal ambtenaar van de provincie Zuid-Holland naar de provincie Zuid-Holland;
het betrof de navolgende nota's:
1) Courtage-nota nota nr. : 9902504 dd 5 februari 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.1. c), en
2) Courtage-nota nota nr. : 9903516 dd 24 maart 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.2. c), en
3) Courtage-nota nota nr. : 9903515 dd 18 maart 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.3. c), en
4) Courtage-nota nota nr. : 9812483 dd 7 december 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.4. d), en
5) Courtage-nota nota nr. : 9904527 dd 26 april 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.5. c), en
6) Courtage-nota nota nr. : 9906545 dd 11 juni 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.6. c), en
7) Courtage-nota nota nr. : 9807429 dd 13 juli 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.7 c), en
8) Courtage-nota nota nr. : 9808439 dd 11 augustus 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.8. c), en
9) Courtage-nota nota nr. : 9809451 dd 17 september 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.9. c), en
10) Courtage-nota nota nr. : 9810460 dd 9 oktober 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.10. c), en
11) Courtage-nota nota nr. : 9811473 dd 3 november 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.11. c). en
12) Courtage-nota nota nr. : 9811474 dd 6 november 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.12. c), en
13) Courtage-nota nota nr. : 9810461 dd 16 oktober 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.13. c), en
14) Courtage-nota nota nr. : 9810463 dd 22 oktober 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.14. c), en
15) Courtage-nota nota nr. : 9811476 dd 17 november 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.15. c),
(hierboven wordt met "dossier Rijksrecherche" telkens bedoeld het dossier "Rijksrecherche Den Haag Zaaknummer 19990268");
--zij, verdachte, telkens opzettelijk in strijd met de waarheid in die hierboven genoemde en aan genoemde [..] en de provincie Zuid-Holland verzonden nota's vermeldde dat de door middel van die nota's bij de provincie Zuid-Holland in rekening gebrachte bedragen telkens betrekking hadden op courtagekosten met betrekking tot in die nota's met zoveel woorden aangegeven door de provincie Zuid-Holland gesloten leenovereenkomst(en) en/of financiële constructie(s)
tussen die provincie Zuid-Holland enerzijds en een of meer derden anderzijds, zulks terwijl die gedeclareerde en in rekening gebrachte bedragen telkens in het geheel geen betrekking hadden op door haar, verdachte, verrichte bemiddelingswerkzaamheden met betrekking tot tussen de provincie Zuid-Holland en haar wederpartij(en) bij die in die nota's genoemde leenovereenkomst(en) en/of financiële constructie(s);
--deze manier van declareren en het op deze wijze opstellen van die
nota's telkens door die hierboven genoemde [..] was voorgesteld aan haar, verdachte, en telkens plaatsvond op basis van en na door die [..] aan haar, verdachte, verstrekte gegevens met betrekking tot die leenovereenkomst(en) en/of die financiële constructie(s);
--genoemde [..] telkens listiglijk die nota's -- na binnenkomst ervan bij de provincie Zuid-Holland - ter goedkeuring en ter uitbetaling door de provincie Zuid-Holland van zijn goedkeurende paraaf heeft voorzien, en
die [..] telkens listiglijk de op die nota's betrekking hebbende en voor de financiële administratie van de provincie Zuid-Holland voor uitbetaling aan
derden noodzakelijk boekings- en betalingsopdrachten heeft ingevuld en van diens goedkeurende paraaf voorzien, en
die [..] listiglijk die geparafeerde betaling-/ boekingsopdrachten ter verdere (financiële) afwerking/bewerking en uitbetaling heeft doorgezonden naar een daarvoor aangewezen ambtelijke afdeling en persoon binnen de provincie Zuid-Holland,
in ieder geval heeft die [..], de mededader van haar, verdachte, binnen het ambtelijk apparaat van de provincie Zuid-Holland listiglijk bevorderd en vanuit diens ambtelijke positie bewerkstelligd, dat de op die nota's aangegeven bedragen (met spoed) door de provincie Zuid-Holland werden betaald aan haar, verdachte;
waardoor die provincie Zuid-Holland -- telkens -- werd bewogen tot het betalen van één of meer geldsbedragen aan haar, verdachte.
Hetgeen onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezengeachte levert op:
medeplegen van oplichting, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank te 's-Gravenhage heeft de verdachte veroordeeld ten aanzien van feit 1 en 2 tot een voorwaardelijke geldboete van € 25.000,-.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte en door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 2 en 3 tenlastegelegde en hem veroordeeld ten aanzien van feit 1 tot een voorwaardelijke geldboete van € 25.000,-.
Na verwijzing door de Hoge Raad heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte terzake van het medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, alsmede het eerder door het hof te 's-Gravenhage bewezengeachte feit zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van EUR 50.000,- met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De vennootschap onder firma [..] heeft zich samen met een medeverdachte, die ambtenaar was bij de provincie Zuid-Holland, schuldig gemaakt aan het stelselmatig valselijk opmaken van nota's door op deze nota's te vermelden dat zij betrekking hadden op bemiddelingskosten terwijl enkel sprake is geweest van het geven van advies. Tevens heeft de verdachte door deze valse nota's op te sturen naar zijn medeverdachte/de provincie Zuid-Holland, de provincie bewogen tot betaling van deze zogenaamde bemiddelingskosten aan [..].
Door aldus te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van financiële bescheiden moet kunnen worden gesteld ernstig schade toegebracht.
Bij de vaststelling van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële positie waarin de verdachte verkeert, alsmede met het feit dat een eventuele geldboete feitelijk moet worden gedragen door de belangrijkste vennoot van de verdachte, die zelf voor zijn aandeel in het bewezenverklaarde wordt bestraft.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatiedienst van 12 mei 2005 is verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 47, 51, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 50.000,00 (vijftigduizend euro).
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt daarbij de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Dit arrest is gewezen door de 11e meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Scholten, Den Ottolander en Van Asperen de Boer-Delescen, in tegenwoordigheid van mr. Van Zeggeren, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 juli 2005.
mr. Van Asperen de Boer-Delescen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.