ECLI:NL:GHAMS:2005:AU0848

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-000099-04
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. IJland-Van Veen
  • A. Heutink
  • J. Korvinus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor grootschalige cocaïneproductie in Alkmaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank te Alkmaar. De verdachte was betrokken bij de productie van cocaïne in een laboratorium dat op 17 september 2003 in Alkmaar werd aangetroffen. Gedurende enkele weken heeft de verdachte samen met anderen ongeveer 85 kilogram cocaïne bevattende materialen bereid, bewerkt en verwerkt. De rechtbank had de verdachte op 15 december 2003 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist van zes jaar en zes maanden. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd, maar heeft de verdachte alsnog veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De ernst van de feiten, de betrokkenheid van de verdachte bij een professionele drugsketen en de schadelijke gevolgen van cocaïnegebruik voor de maatschappij zijn zwaar meegewogen in de beslissing. Het hof heeft ook de inbeslaggenomen geldbedragen verbeurd verklaard, die bestemd waren voor het begaan van het strafbare feit. De uitspraak is gedaan door de 12e meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. Mr. Korvinus was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

arrestnummer:
rolnummer: 23-000099-04
datum uitspraak: 28 januari 2005
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Alkmaar van 15 december 2003 in de strafzaak onder parketnummer 14-010431-03 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1972],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, HvB Schutterswei te Alkmaar.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 1 december 2003 en in hoger beroep van 14 januari 2005.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in hoger beroep van 21 september 2004 op vordering van de advocaat-generaal toegestane wijziging tenlastelegging.
Van die dagvaarding en vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Bewezengeachte
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 22 augustus 2003 tot en met 17 september 2003 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt, ongeveer 85 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezengeachte levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank te Alkmaar heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft voorts het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van 2.105 euro verbeurd verklaard en de teruggave aan de verdachte gelast van het inbeslaggenomen voorwerp te weten een geldbedrag groot 17.000 Bolivares
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar en zes maanden met aftrek van voorarrest en dat het hof ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen zal beslissen conform het vonnis van de rechtbank.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
In een loods aan de Wolvenkoog 3 te Alkmaar is op 17 september 2003 een zogenaamd cocaïnelaboratorium aangetroffen waar op grootschalige en professionele wijze cocaïne bevattende materialen werden bereid, bewerkt en verwerkt. Verdachte heeft zich daar samen met anderen gedurende een periode van enkele weken schuldig gemaakt aan de bereiding, verwerking en bewerking van ongeveer 85 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne. Verdachte was actief betrokken bij dit proces en heeft deel uitgemaakt van een professionele keten, welke loopt van producent naar gebruikers. De aangetroffen hoeveelheid cocaïne is van dien aard dat deze kennelijk bestemd was voor handel en verdere verspreiding. Door aldus te handelen heeft verdachte aanzienlijk bijgedragen aan de instandhouding van de markt van verdovende middelen. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof waaraan gebruikers gemakkelijk verslaafd raken met alle gevolgen voor de gebruikers en voor de maatschappij van dien, zoals het begaan van strafbare feiten die gepleegd worden om aan geld te komen voor de aanschaf van cocaïne. Verdachte heeft kennelijk gehandeld uit persoonlijk winstbejag en zich daarbij niets gelegen laten liggen aan de gevaren voor de gezondheid van cocaïnegebruikers en de nadelige gevolgen voor de maatschappij. Het hof rekent hem dit zwaar aan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 juli 2004, is verdachte in Nederland niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De hierna als zodanig te melden inbeslaggenomen geldbedragen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien de geldbedragen waren bestemd tot het begaan van het bewezengeachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedragen, te weten
een geldbedrag groot euro 2.105 en een geldbedrag groot 17.000 Bolivares.
Dit arrest is gewezen door de 12e meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. IJland-Van Veen, Heutink en Korvinus, in tegenwoordigheid van mr. De Wit, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2005.
Mr. Korvinus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.