ECLI:NL:GHAMS:2005:AU0897

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-001792-04
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Krikke
  • A. Heuveling van Beek
  • E. Kleene-Eijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot vijf jaar gevangenisstraf voor diefstal met geweld en andere strafbare feiten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 mei 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Haarlem. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar wegens diefstal met geweld, wederrechtelijke vrijheidsberoving, overtredingen van de Wet wapens en munitie, en mishandeling. De zaak betreft een gewapende overval op een geldtransport van Geldnet, waarbij de verdachte samen met anderen een koffer met ongeveer 26.000 euro heeft gestolen. De overval vond plaats op 1 september 2003 te Nieuw-Vennep, waarbij de verdachte een vuurwapen heeft gebruikt om de medewerker van Geldnet te bedreigen. Daarnaast heeft de verdachte op 14 oktober 2003 een persoon wederrechtelijk van de vrijheid beroofd en deze in een woning vastgebonden en mishandeld. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd, welke door het hof werd bevestigd. De vordering van de benadeelde partij, Geldnet B.V., tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen. Het hof overwoog dat de gepleegde feiten ernstige gevolgen hebben voor de slachtoffers en de openbare veiligheid in gevaar hebben gebracht. De verdachte had eerder geweldsdelicten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafmaat. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van EUR 3.193,00, vermeerderd met kosten.

Uitspraak

arrestnummer:
rolnummer: 23-001792-04
datum uitspraak: 4 mei 2005
Tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 19 april 2004 in de strafzaak onder parketnummer 15-030888-03 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1966],
thans niet ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens,
thans gedetineerd in P.I. Flevoland, huis van bewaring Lelystad te Lelystad.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 18 maart 2004 en 5 april 2004 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 22 december 2004, 9 maart 2005 en 22 april 2005.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich daarmee niet in elk onderdeel verenigt.
Bewezengeachte
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
-ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde-
hij op 1 september 2003 te Nieuw-Vennep tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een koffer met inhoud, te weten een zogenaamde sealbag met geld, ongeveer 26.000 euro, toebehorende aan Aldi en/of Geldnet, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], medewerker van Geldnet, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte of (één van) zijn mededader(s) een vuurwapen althans een voorwerp gelijkend op een vuurwapen, dreigend in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gericht en dreigend de woorden heeft/hebben toegeroepen: "Op de grond" en "ga op de grond liggen" en "doe de deur open" en "maak de koffer open" en vervolgens met genoemd wapen een schot heeft gelost;
-ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde-
hij op 14 oktober 2003 te Haarlem en te Krommenie opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte met dat opzet
-die [slachtoffer 2] in een auto laten plaatsnemen en
-vervolgens een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp op de buik van die [slachtoffer 2] gericht en
-tegen die [slachtoffer 2] gezegd: "een verkeerde beweging en ik schiet je neer" althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en
-vervolgens die [slachtoffer 2] naar een woning gebracht en
-vervolgens die [slachtoffer 2] vastgebonden en
-daarbij die [slachtoffer 2] in het gezicht geslagen;
-ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde-
hij op 25 november 2003 te Krommenie een wapen van categorie III, te weten een gas-/alarmrevolver merk Rohm, kaliber 9mm en munitie van categorie III, te weten vier scherpe patronen kaliber 9 mm, RWS 9mm N, voorhanden heeft gehad;
-ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde-
hij op 22 augustus 2003 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 3] meermalen met kracht met gebalde vuist op/tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Hetgeen onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het onder 4 bewezengeachte
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde omdat verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Daartoe heeft de verdediging - kort gezegd - gesteld dat verdachte heeft teruggeslagen omdat hij zich heeft verdedigd tegen een aanval van de bestuurder van de BMW, het latere slachtoffer [slachtoffer 3].
Het hof verwerpt dit beroep en overweegt daartoe het navolgende.
Blijkens de aangifte van [slachtoffer 3] van 22 augustus 2003 is de verdachte, nadat hij en verdachte ieder hun auto aan de kant van de weg hadden gezet en waren uitgestapt, gelijk op [slachtoffer 3] afgelopen en op hem beginnen in te slaan. De verdachte heeft op 22 december 2004 ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij, nadat hij had geslagen, is weggereden, zonder de politie te bellen. Verdachte heeft geen aangifte gedaan tegen [slachtoffer 3], terwijl daartoe uitgaande van zijn lezing van het gebeuren alle aanleiding was.
Mede op grond van het voorgaande is de door verdachte gestelde gang van zaken niet aannemelijk geworden en is derhalve evenmin aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf door [slachtoffer 3] waartegen verdediging noodzakelijk was, dan wel van een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo'n aanranding. De enkele verklaring van verdachte, die door niets wordt gestaafd, verdient geen geloof.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezengeachte levert op:
-ten aanzien van het onder 1 primair bewezengeachte-
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
-ten aanzien van het onder 2 primair bewezengeachte-
de voortgezette handeling van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
-ten aanzien van het onder 3 bewezengeachte-
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
-ten aanzien van het onder 4 bewezengeachte-
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank te Haarlem heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Voorts heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij Geldnet BV toegewezen tot een bedrag van ? 3.193,- en is de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f Wetboek van Strafrecht voor voornoemd bedrag opgelegd.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als de rechter in eerste aanleg heeft opgelegd en voorts dat de vordering van de benadeelde partij Geldnet BV zal worden toegewezen tot het door de rechter in eerste aanleg toegewezen bedrag alsmede dat de schadevergoedingsmaatregel tot voormeld bedrag zal worden opgelegd subsidiair 63 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een van te voren zorgvuldig voorbereide overval op een wagen van Geldnet. Verdachte en zijn mededaders hebben op klaarlichte dag bij de supermarkt van Aldi te Nieuw-Vennep een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp gericht en gericht gehouden op de geldloper en hem de koffer met daarin een sealbag met geld afgenomen. Daarbij heeft verdachte een schot gelost. De bestuurder van de geldauto is bij het wegrijden over de hand van zijn collega gereden, waardoor deze gewond is geraakt. Door hun weloverwogen en nietsontziende handelen hebben verdachte en zijn mededaders de geldloper en de chauffeur van de geldwagen angst aangejaagd. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke berovingen in het algemeen een langdurige en ernstige psychische nasleep van het gebeurde ondervinden. Tevens hebben zij de openbare veiligheid geschaad, waardoor in de samenleving bestaande gevoelens van onrust en angst blijven bestaan en worden versterkt.
Naast dit feit heeft verdachte zijn ex-vriendin in zijn auto laten plaatsnemen, waarna zij naar de woning in Krommenie zijn gereden. Daarbij heeft verdachte het slachtoffer bedreigd met een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp. Het slachtoffer is in de woning vastgebonden en is enige tijd in de woning opgesloten geweest en is ook geslagen. Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke bewegingsvrijheid van het slachtoffer. Naast de angst gedurende de vrijheidsbeneming valt te verwachten dat het slachtoffer van het voorval langdurig psychische gevolgen zal ondervinden.
Voorts heeft verdachte een gas-/alarmrevolver en munitie voorhanden gehad. Dit zijn gevaarzettende feiten, die een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich kunnen brengen.
Tenslotte heeft verdachte zich op de openbare weg schuldig gemaakt aan het slaan van medeweggebruiker [slachtoffer 3]. Door de mishandeling heeft verdachte niet alleen het slachtoffer pijn toegebracht, maar ook bijgedragen aan bij veel burgers levende gevoelens van angst voor confrontatie met agressie in het verkeer.
De raadsman van de verdachte heeft ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde subsidiair betoogd dat de aan verdachte op te leggen straf dient te worden verminderd. Hij heeft daartoe gesteld dat de aangever de confrontatie wilde aangaan en derhalve zelf niet vrijuit gaat.
Het hof overweegt ten aanzien van dit verweer - dat het hof begrijpt als een beroep op strafvermindering wegens eigen schuld van het slachtoffer - als volgt. Het hof verwerpt dit verweer. Aannemelijk is geworden dat verdachte aangever [slachtoffer 3] met zijn auto heeft gesneden en aan hem daarna te kennen heeft gegeven dat hij wilde dat aangever stopte. [slachtoffer 3] is hierop gestopt en is uitgestapt waarna verdachte op hem is afgelopen en [slachtoffer 3] heeft geslagen. Niet aannemelijk geworden is dat [slachtoffer 3] de confrontatie met verdachte wilde aangaan.
In het bijzonder het onder 1 en 2 bewezengeachte betreffen buitengewoon ernstige strafbare feiten, die verdachte heeft gepleegd, waarvoor alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur in aanmerking komt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatiedienst van 25 maart 2005, is verdachte eerder ter zake van onder meer geweldsdelicten en vermogensdelicten veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij Geldnet B.V.
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde.
Een gedeelte van de vordering, te weten tot een bedrag van ? 3.193,- is in eerste aanleg toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich niet opnieuw in hoger beroep gevoegd.
De verdachte heeft de vordering betwist, door te stellen dat hij zich niet schuldig acht aan het hem onder 1 tenlastegelegde feit.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezengeachte strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot het door de rechtbank toegewezen bedrag worden toegewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 56, 57, 63, 282, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Ten aanzien van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Geldnet B.V., gevestigd te Utrecht, rekeningnummer [rekeningnummer], een bedrag van EUR 3.193,00 (drieduizend honderddriëennegentig euro), vermeerderd met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat deze benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 stk GSM-toestel Kl: blauw, NOKIA.
Dit arrest is gewezen door de eerste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Krikke, Heuveling van Beek en Kleene-Eijk, in tegenwoordigheid van mr. Meerbeek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 mei 2005.