ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3466

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1563/2004 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.L.G.A. Stille
  • P.J.N. van Os
  • G. Kleykamp-van der Ben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake klacht tegen kandidaat-notaris over afwikkeling nalatenschap en declaraties

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door klager tegen de beslissing van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen. Klager, de oudste zoon van de erflaters, heeft een klacht ingediend tegen de kandidaat-notaris die belast was met de afwikkeling van de nalatenschap van zijn moeder. De klacht betreft onder andere de rol van de kandidaat-notaris in de afwikkeling van de nalatenschap, het niet beantwoorden van brieven, en de hoogte van de declaraties. De kandidaat-notaris heeft betoogd dat de afwikkeling van de nalatenschap complex was door de verdeeldheid onder de erfgenamen, wat heeft geleid tot vertraging en extra werkzaamheden. Het hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen in overweging genomen. Het hof oordeelt dat de kandidaat-notaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de klachten van klager ongegrond zijn. De beslissing van de Kamer van Toezicht wordt gedeeltelijk vernietigd, maar de klacht over de hoogte van de declaratie wordt ongegrond verklaard. Het hof bevestigt dat de kandidaat-notaris in redelijkheid tot zijn declaratie heeft kunnen komen, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 15 september 2005 in de zaak onder rekestnummer 1563/2004 NOT van:
[naam],
wonende te [plaats],
APPELLANT,
t e g e n
MR. [adres]
kandidaat-notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Door appellant, verder te noemen klager, is bij een op 29 december 2004 ter griffie ingekomen verzoekschrift – met bijlagen - hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen, verder te noemen de kamer, van 30 november 2004, waarbij de kamer zich ten dele onbevoegd heeft verklaard en de klacht van klager tegen geïntimeerde verder te noemen de kandidaat-notaris, voor het overige ongegrond is verklaard.
1.2. Op 25 januari 2005 is een aanvullend verzoekschrift van de zijde van klager ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van de kandidaat-notaris is op 3 maart 2005 een verweerschrift -met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. Op 2 juni 2005 en op 9 juni 2005 zijn van de zijde van klager nog twee brieven ter griffie van het hof ingekomen
1.5. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 23 juni 2005. Verschenen is de kandidaat-notaris. Hij heeft het woord gevoerd. Klager is – met bericht van verhindering – niet verschenen
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde en bedoelde stukken.
3. De feiten
3.1. Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld, met in achtneming van het navolgende.
3.2. Klager heeft in het appèlschrift hetgeen de kamer in de beslissing waarvan beroep onder de rubrieken 1c en 1h als vaststaande feiten heeft aangenomen betwist. Aan deze door klager geopperde bezwaren zal het hof, voor zover zij van belang zijn voor de beoordeling van deze klacht, in dat kader aandacht besteden. Voor het overige zal het hof van de door de kamer in eerste aanleg vastgestelde feiten uitgaan.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de kandidaat-notaris dat hij beter leiding had moeten geven aan de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klager.
4.2. Voorts wordt de kandidaat-notaris verweten dat hij een aantal brieven niet beantwoord heeft.
4.3. Eveneens verwijt klager de kandidaat-notaris dat hij zonder medeweten van klager het aangiftebiljet van de belastingdienst inzake de successierechten heeft ingevuld.
4.4. Ook verwijt klager de kandidaat-notaris dat hij onnauwkeurig heeft gewerkt en onvoldoende informatie heeft verschaft met betrekking tot de afrekening van de nalatenschap.
4.5. Ten slotte wordt de kandidaat-notaris verweten dat hij de notariële kosten, die oorspronkelijk waren begroot op € 5000,--, aanzienlijk heeft overschreden.
5. Het standpunt van de kandidaat-notaris
5.1. De kandidaat-notaris heeft de stellingen van klager gedeeltelijk betwist en hij verweert zich als volgt. Het voornaamste struikelblok bij de afwikkeling van de nalatenschap was dat een broer van klager een beroep op zijn legitieme portie heeft gedaan. Deze kwestie heeft veel tijd in beslag genomen.
Daarna was er onenigheid tussen de erfgenamen over de inzage in de boekhouding en over de manier waarop de boekhouding door de zwager van klager is gevoerd. Hierdoor heeft de afwikkeling van de nalatenschap vertraging opgelopen.
5.2. De kandidaat-notaris heeft voorts betoogd dat bij een langdurige en controversiële boedelafwikkeling het vrijwel onvermijdelijk is dat er in de communicatie iets misgaat.
5.3. Ten aanzien van de successieaangifte heeft de kandidaat-notaris naar voren gebracht dat het desbetreffende formulier bij de zwager van klager vier maanden na het overlijden van de moeder van klager was ingekomen. De zwager heeft de kandidaat-notaris vervolgens verzocht om namens de erfgenamen de aangifte te verzorgen. De kandidaat-notaris heeft terstond uitstel gevraagd voor het doen van aangifte, hoewel het formeel al te laat was. Alle erfgenamen hebben een concept van de voorlopige aangifte ontvangen en - behoudens klager – getekend.
5.4. Naar de mening van de kandidaat-notaris is de nalatenschap goed afgewikkeld. Doordat de erfgenamen zich in twee kampen hadden verdeeld is de afwikkeling een langdurige en slepende zaak geworden. Dit bracht tevens met zich mee dat er meer werkzaamheden zijn verricht dan oorspronkelijk begroot waren.
6.De beoordeling
6.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer waarmee het hof zich verenigt, behoudens voor wat betreft rubriek 4.5 van de beslissing van de kamer, waarin de kamer zich niet bevoegd verklaart een oordeel uit te spreken over de hoogte van de declaratie van de kandidaat-notaris. Het hof zal de beslissing van de kamer op dat punt vernietigen.
6.2. Het hof is van oordeel dat ingevolge artikel 55, tweede lid, van de Wet op het notarisambt een geschil over de hoogte van declaraties door de meest gerede partij aan de voorzitter van het bestuur van de ring van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie kan worden voorgelegd. De ringvoorzitter toetst alsdan volledig. Tegen de beslissing van de ringvoorzitter staat beroep open bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het hof kan, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, een dergelijk geschil slechts marginaal toetsen. Het hof komt aldus tot het oordeel dat hem geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die tot het oordeel nopen dat de kandidaat-notaris in redelijkheid niet tot zijn declaratie had kunnen komen. Hierbij is onder meer van belang dat er veelvuldig tussen de erfgenamen is gecorrespondeerd en dat de kandidaat-notaris van deze omvangrijke correspondentie een afschrift heeft ontvangen, waardoor door de kandidaat-notaris meer werkzaamheden zijn verricht dan voorzien waren. De klacht is in zoverre ongegrond.
6.3. Het vorenoverwogene leidt tot de navolgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de kamer van 30 november 2004 voor zover het betreft rubriek 4.5, en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart het klachtonderdeel met betrekking tot de declaratie van de kandidaat-notaris ongegrond;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, P.J.N. van Os en G. Kleykamp-van der Ben en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 15 september 2005.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN
IN HET ARRONDISSEMENT GRONINGEN
Reg.nr.: 72497 KT/RK 04-13
Datum uitspraak: 30 november 2004
BESLISSING in de zaak van:
[naam],
wonende te (7692 AH) [plaats] aan de [adres],
klager,
tegen
mr. [adres],
kandidaat-notaris te [plaats],
hierna te noemen de notaris.
PROCESVERLOOP
Klager heeft bij brief van 18 mei 2004, door de Kamer van Toezicht (hierna te noemen de Kamer) ontvangen op 25 mei 2004, een klacht tegen de notaris ingediend.
De notaris heeft bij brief van 14 juli 2004 op de klacht gereageerd.
Bij brief van 13 september 2004 heeft klager zijn klacht nader toegelicht.
De klacht is op 21 september 2004 door de Kamer behandeld.
Klager heeft in genoemde brief van 13 september 2004 te kennen gegeven wegens ziekte niet te zullen verschijnen. Hij heeft verzocht de zaak af te doen op de zich in het dossier bevindende stukken.
De notaris is verschenen en heeft zijn standpunt nader toegelicht.
MOTIVERING
1. Vaststaande feiten
a. Op 12 april 2000 is de vader van klager, [naam], en op 18 mei 2000 is de moeder van klager, [naam], overleden (hierna de erflaters).
De erflaters hadden 7 kinderen -waarvan klager de oudste is- die allen gerechtigd waren tot de nalatenschap.
b. De afwikkeling van de nalatenschap was in handen gesteld van het notariskantoor [naam] te [plaats]. De behandelaar was de notaris.
c. Na het overlijden van de erflaters komen de erfgenamen overeen dat een schoonzoon (hierna te noemen: de zwager) van de erflaters -die de laatste jaren de boekhouding voor de erflaters verzorgde- het aanspreekpunt van de erfgenamen bij de notaris is.
d. Bij brief van 8 maart 2001 heeft klager de notaris kenbaar gemaakt het niet eens te zijn met de rol van de zwager in de afwikkeling van de nalatenschap.
e. Kort na 8 maart 2001 zijn de erfgenamen in twee kampen verdeeld geraakt. Vier van hen
-de door klager genoemde Oosterlingen- hebben bezwaren gemaakt tegen de rol van de zwager; drie erfgenamen -die door klager de Noorderlingen worden genoemd- hebben zich achter de zwager geschaard.
f. Bij brief van 4 april 2001 hebben de Oosterlingen de notaris geschreven dat de zwager niet namens hen optreedt en dat de zwager hoe dan ook zonder volmacht of machtiging van de zeven erfgenamen te werk gaat.
g. Bij brief van 23 mei 2001 heeft de notaris de erfgenamen opgeroepen voor een gezamenlijke bijeenkomst. Omdat de Noorderlingen daaraan geen medewerkingen wensen te verlenen, heeft de notaris de bijeenkomst weer afgezegd.
Wel verlenen de Noorderlingen aan de Oosterlingen toestemming voor inzage op het kantoor van de notaris in de stukken die de nalatenschap betreffen.
h. Op 21 februari 2002 heeft klager kopieën van de stukken betreffende de nalatenschap ontvangen.
i. Op 9 oktober 2003 heeft de notaris de erfgenamen ter ondertekening een volmacht en een akkoordverklaring doen toekomen.
j. Op 8 november 2003 heeft klager de door hem ondergetekende volmacht en akkoordverklaring aan de notaris teruggestuurd onder de voorwaarde dat de notaris de door de Oosterlingen gewenste correcties in zijn brief van 9 oktober 2003 zou aanbrengen.
Voorts houden klager en één van de Oosterlingen zich het recht voor om bezwaar te maken tegen de notariskosten ad ƒ 8.000,--.
k. Enige tijd later heeft de notaris een nieuwe berekening gemaakt van ieders erfdeel en is de nalatenschap afgewikkeld.
2.Standpunt van klager
Klager stelt zich op het standpunt dat de notaris als deskundige beter leiding had moeten geven aan de afwikkeling van de nalatenschap met name toen bleek dat een aantal erfgenamen het niet eens was met de wijze waarop de zwager de zaken afhandelde en deze zwager zonder volmacht van de erfgenamen handelde.
De notaris heeft een aantal brieven onbeantwoord gelaten.
De notaris heeft zonder medeweten van de erfgenamen het formulier successierechten voor de belasting ingevuld.
De notaris heeft onnauwkeurig gewerkt in en onvoldoende informatie verschaft over de afrekening van de nalatenschap.
De notaris heeft de kosten -die aanvankelijk door hem waren beraamd op ƒ 5.000,--- enorm overschreden.
3. Standpunt van de notaris
De afwikkeling van de nalatenschap heeft veel tijd in beslag genomen en is pas in februari 2004 geëffectueerd. Daaraan lagen meerdere oorzaken ten grondslag. Aanvankelijk deed zich het probleem voor met betrekking tot de legitieme portie van één van de erfgenamen. Daarna ontstond onenigheid tussen de erfgenamen over de inzage van de boekhouding en de wijze waarop de boekhouding door de zwager is gedaan. Met name over dit laatste is veel gecorrespondeerd zowel tussen de erfgenamen en de notaris als tussen de erfgenamen onderling, van welke laatste correspondentie de notaris dan weer afschriften ontving.
Omdat de familie -die inmiddels in twee kampen was verdeeld- zich weinig inschikkelijk heeft opgesteld, is de afwikkeling van de nalatenschap een langdurige en slepende kwestie geworden.
4. Beoordeling
4.1 De Kamer is van oordeel dat de verdeeldheid tussen de erfgenamen de notaris heeft gedwongen te manoeuvreren tussen twee kampen. Onbestreden is dat de notaris heeft getracht te bemiddelen in de strijd tussen de erfgenamen door hen voor een gezamenlijke bijeenkomst bijeen te roepen. Deze bemiddelingspoging mislukte omdat een deel van de erfgenamen niet op de bijeenkomst aanwezig wilde zijn. Ook heeft de notaris de erfgenamen verzocht zich inschikkelijker op te stellen. Aan dit verzoek is geen gehoor gegeven.
Met betrekking tot de rol van de zwager merkt de Kamer het volgende op. Klager heeft in zijn klachtbrief geschreven dat de erfgenamen aanvankelijk de zwager hadden aangewezen als aanspreekpunt voor alle erfgenamen. Aangenomen mag worden dat de erfgenamen daarmee een mondelinge volmacht aan de zwager hebben gegeven om als zodanig op te treden nu klager in zijn brief heeft vermeld dat aan de zwager nimmer een schriftelijke volmacht is verstrekt.
Het zijn van aanspreekpunt betekent naar het oordeel van de Kamer dat de communicatie tussen de notaris en de erfgenamen via de zwager verliep. De notaris had derhalve niet met zeven maar slechts met één persoon te maken. Het lag vervolgens op de weg van de zwager de erfgenamen te informeren omtrent de berichtgevingen die hij van de notaris ontving. Dat de communicatie tussen de zwager en een deel van de erfgenamen na verloop van tijd niet goed meer verliep, is een zaak die de notaris niet kan worden verweten doch is een kwestie tussen (een deel van) de erfgenamen en de zwager.
Naar het oordeel van de Kamer is niet gebleken dat de notaris, nadat de Oosterlingen bezwaren hadden gemaakt tegen de rol van de zwager, deze bezwaren heeft genegeerd. Zowel uit de klachtbrief als uit de reactie van de notaris is gebleken dat er veel en uitgebreid is gecorrespondeerd tussen de notaris en de erfgenamen zodat niet gezegd kan worden dat de communicatie alleen maar via de zwager verliep. Ook is er veel telefonisch contact geweest tussen de notaris en de erfgenamen.
Dit alles in overweging nemend is de Kamer van oordeel dat niet zonder meer kan worden gezegd dat de notaris de onzorgvuldigheid kan worden verweten als vermeld in de eerste klacht van klager.
4.2 Ten aanzien van de klacht dat de notaris een aantal brieven onbeantwoord heeft gelaten, wordt het volgende overwogen.
Op de brief van 4 april 2001 volgt op 6 april 2001 een telefoongesprek tussen klager en de notaris. Niet onaannemelijk is dat met de inhoud van dat telefoongesprek de brief van 4 april 2001 was beantwoord.
De brief van 23 april 2001 is een brief van de Oosterlingen aan de Noorderlingen, welke brief in kopie aan de notaris is gezonden. Het in kopie toezenden van een brief houdt naar het oordeel van de Kamer in dat de notaris deze brief ter informatie werd toegezonden. Het lag derhalve niet op de weg van de notaris deze brief te beantwoorden.
Gesteld al dat de brief van 8 maart 2001 van klager aan de notaris onbeantwoord is gebleven, deze omstandigheid is echter onvoldoende om op grond daarvan de klacht gegrond te verklaren. Bovendien is reeds genoemd dat tussen de notaris en de erfgenamen (waaronder klager) veel en uitgebreid is gecorrespondeerd zodat het niet onaannemelijk is dat -wellicht enige tijd later en in een andere vorm- op de brief is gereageerd.
4.3 Met betrekking tot de klacht dat de notaris zonder medeweten van de erfgenamen het aangiftebiljet successierechten heeft ingevuld, overweegt de Kamer dat klager in zijn brief beschrijft dat de zwager dit biljet in augustus 2000 heeft ontvangen. De zwager heeft vervolgens het biljet in handen gesteld van de notaris met het verzoek dit in te vullen.
In augustus 2000 waren de erfgenamen nog niet in twee kampen verdeeld en gold dat de zwager als aanspreekpunt fungeerde voor alle erfgenamen. Derhalve valt niet in te zien waarom de notaris er op dat moment niet van uit mocht gaan dat het verzoek van de zwager niet namens alle erfgenamen werd gedaan.
Ook deze klacht is derhalve ongegrond.
4.4 Tot slot richt de klacht zich tegen de brief van de notaris van 9 oktober 2003. In deze brief heeft de notaris klaarblijkelijk namen onjuist geschreven en verkeerde berekeningen gemaakt met betrekking tot ieders erfdeel. Uit de klachtbrief blijkt vervolgens dat de notaris daar door enkele erfgenamen op is gewezen en dat dat er uiteindelijk toe heeft geleid dat een juiste berekening is gemaakt op grond waarvan ieder zijn erfdeel heeft ontvangen.
Nu niet is gesteld noch is gebleken dat aanvankelijk gemaakte fouten nadien niet zijn gecorrigeerd en evenmin is gebleken dat genoemde fouten tot schade bij de erfgenamen hebben geleid, is de Kamer van oordeel dat ook deze klacht ongegrond moet worden verklaard.
4.5 Ten aanzien van de hoogte van de declaratie overweegt de Kamer dat de notaris ingevolge artikel 55 van de Wna verplicht is op verzoek van de cliënt een rekening voor zijn ambtelijke werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten op te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in rekening gebrachte bedrag tot stand is gekomen. Indien over het berekende bedrag een geschil ontstaat, kan de meest gerede partij bij met redenen omkleed schriftelijk verzoek aan de voorzitter van het bestuur van de ring in het arrondissement waar de notaris gevestigd is, een beslissing vragen.
Op grond hiervan is de Kamer niet bevoegd te oordelen over de klacht met betrekking tot de notariskosten.
4.6 Het vorenoverwogene brengt de Kamer tot de conclusie dat de overige door klager genoemde klachten ongegrond moeten worden verklaard.
BESLISSING
De Kamer van Toezicht:
verklaart zich niet bevoegd kennis te nemen van de klacht met betrekking tot de notariskosten;
verklaart de overige klachten ongegrond.
Deze beslissing is gegeven te Groningen op 30 november 2004 door mr. W. Duitemeijer, voorzitter, mrs. H. Brouwer, M.M. Overes-Hulst, F. Bergman en A.J.M. Jansen, leden, bijgestaan door W.J. Vos, secretaris, en uitgesproken ter openbare vergadering van de Kamer.
Binnen dertig dagen na de dagtekening van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam