GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 17 november 2005 in de zaak onder rekestnummer 322/2005 NOT van:
[naam]
wonende te [plaats],
APPELLANT,
MR. [naam],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. B.J. Slot.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder te noemen klager, is bij een op 28 februari 2005 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht, verder te noemen de kamer, van 26 januari 2005, waarbij de klacht gericht tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, ongegrond is verklaard.
1.2. Namens de notaris is op 1 april 2005 een verweerschrift ingediend.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 oktober 2005. De notaris en zijn gemachtigde zijn verschenen. Zij hebben beiden het woord gevoerd. Klager is – hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
3. Het standpunt van klager
3.1. Klager verwijt de notaris dat hij, zonder dat klager hiervoor opdracht had gegeven, een nieuwe aflossingsnota heeft opgevraagd, terwijl de eerder door hem gevraagde en verkregen aflossingsnota nog gedurende de gehele maand juli 2004 gebruikt kon worden. Hierdoor heeft klager schade geleden ten bedrage van circa € 2.200,--, die de notaris weigert hem te vergoeden.
3.2. Klager verzoekt het hof te bepalen dat de notaris de schade aan klager dient te vergoeden.
4.Het standpunt van de notaris
4.1. De notaris betwist de stellingen van klager en verweert zich als volgt.
4.2. De notaris heeft betoogd dat de hypotheek op 1 juli 2004 boetevrij kon worden afgelost. Aangezien het passeren van de akte op verzoek van klager was uitgesteld tot 28 juli 2004, derhalve meer dan enkele dagen na de datum waarop boetevrij kon worden afgelost, moest er een nieuwe aflossingsnota worden opgevraagd. Hiermee werd voorkomen dat misverstand zou kunnen ontstaan over het verkrijgen van royement en de notaris achteraf door [naam] dan wel de hypothecaire crediteur aansprakelijk zou worden gesteld voor de verschuldigde boeterente.
5.1. Met de kamer is het hof van oordeel dat de notaris bij het verrichten van zijn werkzaamheden gehouden is de belangen van zowel de hypotheekgever als van de hypotheeknemer of -houder in acht te nemen. Aangezien de passeerdatum werd verzet naar een datum, meer dan enkele dagen na 1 juli 2004, was het opvragen van een nieuwe aflossingsnota door een medewerkster van de notaris niet onjuist. Dat het enkele opvragen van een nieuwe aflossingsnota [naam] of de hypothecaire crediteur aanleiding zou geven aanspraak te maken op een boeterente wegens vervroegde aflossing, dit in afwijking van de eerder opgevraagde en ontvangen nota van aflossing, behoefde de notaris niet te verwachten.
5.2.Het hof wijst af de door klager verzochte schadevergoeding ten laste van de notaris, reeds omdat daarvoor in de onderhavige tuchtprocedure geen plaats is.
5.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
5.4. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.L.G.A. Stille en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 24 november 2005.
Kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht
KvT Klachtnummer: 15/04
Datum: 26 januari 2005
Beslissing op de klacht van:
[naam] wonende te [plaats], klager
MR. [naam], notaris te [plaats].
1. De kamer beslist op de volgende processtukken:
- het klaagschrift dat op 20 september 2004 door de kamer is ontvangen;
- het verweerschrift dat op 4 oktober 2004 door de kamer is ontvangen;
- de brief van klager de dato 15 oktober 2004;
- de mondelinge behandeling op 30 november 2004.
2. Bij de beoordeling van de klacht wordt van het volgende uitgegaan.
3. Klager heeft in juni 2004 een offerte aangevraagd voor het oversluiten van zijn hypotheek, aangezien op 1 juli 2004 de 5-jaar-rente-vast-periode zou aflopen. Voor het passeren van de nieuwe hypotheekakte heeft hij zich tot notaris [naam], hierna te noemen de notaris, gewend. De eerder vastgestelde passeerdatum van 30 juni 2004 bleek niet haalbaar, zodat deze datum op verzoek van klager is verschoven naar 28 juli 2004.
4. Van [naam], het administratiekantoor van de hypotheekverstrekker, heeft klager een aflossingsnota ontvangen met betrekking tot de oude hypotheek. In de kop van deze nota staat: “Aflossingsnota per 1 juli 2004.” In de begeleidende brief bij deze aflossingsnota de dato 18 juni 2004 staat dat indien de aflossingsdatum wijzigt, een evenredig aantal dagen dagrente verrekend zal worden. Tevens staat vermeld dat indien de aflossing buiten de opgegeven kalendermaand plaatsvindt, een nieuwe aflossingsnota aangevraagd moet worden.
5. Een medewerkster van de notaris heeft naar aanleiding van het verzetten van de passeerdatum een nieuwe aflossingsnota opgevraagd en ontvangen. In deze nota werd een bedrag van € 2.180,87 aan boeterente berekend wegens vervroegde aflossing.
6. Klager heeft vervolgens afgezien van het oversluiten van zijn hypotheek bij de notaris.
7. De klacht strekt ertoe dat de kamer een passende maatregel treft tegen de notaris om de volgende reden.
8. De notaris heeft, zonder dat klager hiervoor opdracht had gegeven, een nieuwe aflossingsnota opgevraagd, terwijl de eerste nota nog de gehele maand juli 2004 gebruikt kon worden. Hierdoor heeft klager schade geleden, die de notaris weigert te vergoeden.
9. De notaris voert in de eerste plaats aan dat de kamer niet bevoegd is te oordelen over de door klager gevorderde schadevergoeding. De notaris betwist tevens de hoogte van de door klager gestelde schade.
10. Voorts voert de notaris aan dat de hypotheek op 1 juli 2004 boetevrij kon worden afgelost. Aangezien het passeren van de akte op verzoek van klager was uitgesteld tot 28 juli 2004, derhalve ruim na de datum waarop boetevrij kon worden afgelost, moest er een nieuwe aflossingsnota worden opgevraagd. Hiermee werd voorkomen dat de notaris achteraf door [naam], dan wel de hypotheekverstrekker aansprakelijk zou worden gesteld voor de verschuldigde boeterente.
Beoordeling van het geschil
11. Uit de bewoordingen van de door klager overgelegde stukken en uit de behandeling ter zitting wordt opgemaakt dat de klacht –onder andere- betrekking heeft op het niet vergoeden van schade door de notaris en niet strekt tot het vorderen van schadevergoeding in de onderhavige tuchtrechtelijke procedure. Het verweer van de notaris dat de kamer niet bevoegd is van deze klacht kennis te nemen gaat dan ook niet op.
12. De notaris is bij het verrichten van zijn werkzaamheden gehouden de belangen van zowel zijn cliënt als van de hypotheekverstrekker in acht te nemen.
Aangezien de passeerdatum werd verzet naar een datum, meer dan enkele dagen na 1 juli 2004, was het opvragen van een nieuwe aflossingsnota door (een medewerkster van) de notaris begrijpelijk. Dat het enkele opvragen van een nieuwe aflossingsnota [naam] cq. de hypotheekverstrekker aanleiding zou geven aanspraak te maken op een boeterente wegens vervroegde aflossing, hoefde de notaris niet te verwachten.
12. Door een nieuwe aflossingsnota op te vragen bij het administratiekantoor van de hypotheekverstrekker, heeft de notaris dan ook niet klachtwaardig gehandeld. De klacht is mitsdien ongegrond.
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr. F.L.J.M. Heijnen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. W. van Ringelesteijn, mr. F. Hoppel, mr. J.H. Jochems, leden en mr. C.H. Kemp-Randewijk, plaatsvervangend-lid, in tegenwoordigheid van de secretaris en uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2005.