ECLI:NL:GHAMS:2005:AU7719

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1084/05 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.A.M. Schipper
  • A.L.G.A. Stille
  • P.J.N. van Os
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over ontvankelijkheid en zorgvuldigheid bij akteverlening

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een klacht van N.V. [B] tegen notaris [X] over de ontvankelijkheid van de klacht en de zorgvuldigheid bij het verlijden van twee notariële akten op 18 november 1997. De klacht is ingediend op 13 december 2004, maar het hof oordeelt dat deze te laat is ingediend, aangezien klaagster al op 23 maart 2001 op de hoogte was van de gedragingen van de notaris. De klacht betreft de vraag of de notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het controleren van de volmacht van [H], die als enig bestuurslid van het Vrijzinnig Geloofsgenootschap [K] optrad. Klaagster stelt dat de notaris had moeten twijfelen aan de geldigheid van de volmacht en dat hij niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de intenties van de partijen. Het hof oordeelt dat de notaris de gebruikelijke procedures heeft gevolgd en dat er geen aanwijzingen zijn dat hij niet zorgvuldig heeft gehandeld. De klacht wordt ongegrond verklaard en klaagster wordt niet ontvankelijk verklaard in haar klacht. De beslissing van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Haarlem wordt vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 1 december 2005 in de zaak onder rekestnummer 1084/05 NOT van:
N.V. [B],
gevestigd te [plaats],
APPELLANTE,
gemachtigde: mr. W.J.W. Engelhart,
t e g e n
MR. [X],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. T.P. Hoekstra.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Door appellante, verder te noemen klaagster, is bij een op 15 juli 2005 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Haarlem, verder te noemen de kamer, van 14 juni 2005, waarbij de klacht gericht tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 17 augustus 2005 een verweerschrift ingediend.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 november 2005. Namens klaagster is verschenen in zijn hoedanigheid van directeur, [B], alsmede de gemachtigde van klaagster, de notaris en de gemachtigde van de notaris. Zij hebben allen het woord gevoerd, de gemachtigden aan de hand van pleitaantekeningen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De ontvankelijkheid van klaagster in haar klacht
3.1. Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of de klacht tegen de notaris gezien het tijdstip van indiening ontvankelijk is. Het hof dient de ontvankelijkheid van de klacht te beoordelen aan de hand van het bepaalde in artikel 99 lid 12 van de Wet op het Notarisambt, hierna: Wna.
Ingevolge artikel 99 lid 12 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat - notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen.
3.2. Ter griffie van de kamer is op 13 december 2004 de klacht van klaagster ingekomen, die betrekking heeft op het handelen of nalaten van de notaris met betrekking tot een tweetal op 18 november 1997 voor hem verleden akten. De eerste akte betrof een reglement van Het Vrijzinnig Geloofgenootschap [K] en Omstreken, verder te noemen: het Geloofsgenootschap. De tweede akte betrof de levering van een appartementsrecht gelegen aan het Stationsplein 9-12 te [plaats] aan het Geloofsgenootschap.
3.3. Uit de stukken blijkt dat klaagster in ieder geval reeds op 23 maart 2001 - op welke datum klaagster bij brief de vernietiging van de levering van voormeld appartementsrecht heeft ingeroepen - kennis had van de gedragingen waarop de klacht betrekking heeft.
3.4. De hiervoor sub 3.1. genoemde termijn van drie jaren is dan ook aangevangen op een eerder moment dan 13 december 2001, zodat klaagster te laat haar klacht heeft ingediend.
3.5. Op grond van het voorgaande is de klacht niet ontvankelijk. Het hof zal klaagster dan ook, niet ontvankelijk verklaren in haar klacht.
3.6. Het vorenoverwogene leidt tot de navolgende beslissing.
4. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
- verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar klacht.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.L.G.A. Stille en P.J.N. van Os en in het openbaar uitgesproken op donderdag 1 december 2005.
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-
NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT HAARLEM
Beschikking d.d. 14 juni 2005 van de Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen in het arrondissement Haarlem, nader ook “de Kamer”, in de zaak onder nummer K 21.04 van:
[B] N.V.
gevestigd te [plaats],
nader ook: klaagster.
advocaat: mr W.J.W. Engelhart,
kantoorhoudende te Utrecht.
---tegen---
Mr [X],
notaris te [plaats],
nader ook: de notaris.
advocaat: mr T.P. Hoekstra,
kantoorhoudende te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure.
Voor het verloop van de procedure verwijst de Kamer naar de navolgende aan de Kamer tot het nemen van een beslissing overgelegde bescheiden, waarvan de inhoud als hier ingevoegd dient te worden aangemerkt:
- de op 13 december 2004 ter secretarie van de Kamer ingekomen brief met 5 bijlagen van de advocaat van klaagster van 10 december 2004;
- het verweerschrift van de raadsman van de notaris van 8 februari 2005, waarin het antwoord;
- de brief van de advocaat van klaagster van 29 april 2005 met één productie;
1.2 In de openbare vergadering van de Kamer van 17 mei 2005 zijn klaagster en haar advocaat, alsmede de notaris en zijn raadsman gehoord. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten toe te lichten, waarbij de beide raadslieden zich hebben bediend van pleitnotities.
Vervolgens heeft de voorzitter van de Kamer de behandeling gesloten en bepaald dat op 14 juni 2005 een beschikking zal volgen.
2. Relevante vaststaande feiten.
Bij de beoordeling van de klacht wordt van het navolgende uitgegaan:
a. Een zekere [J] is vanaf 1 januari 1993 bestuurder geweest van klaagster, een waterleidingmaatschappij ten behoeve van de inwoners van de gemeente [plaats].
b. Op 18 november 1997 is ten overstaan van de notaris een notariële akte gepasseerd waarbij een reglement is vastgesteld voor de kerkelijke rechtspersoon Vrijzinnig Geloofsgenootschap [K] en Omstreken (hierna: VGK), gevestigd en kantoorhoudende te [plaats] aan het Stationsplein 9-12.
Volgens de akte is VGK in 1965 opgericht en was G.[H], echtgenote van [J], (hierna: [H]) enig bestuurder van VGK.
c. Blijkens een daartoe bestemde notariële akte, die op dezelfde datum door de notaris is gepasseerd, hebben [J] en [H] het appartementsrecht met betrekking tot het appartement aan het Stationsplein 9-12 te [plaats] verkocht aan VGK voor een koopprijs van fl. 180.000,-- en is dat recht op die dag aan VGK geleverd. [H], al dan niet met [J], woonde in dat appartement.
d. In verband met het passeren van beide akten heeft [H] - en voor de tweede akte eveneens [J] – op 15 november 1997 een volmacht ondertekend. Haar handtekening is gecontroleerd aan de hand van een (fotokopie) van haar paspoort.
e. De Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) heeft vanaf november 1999 onderzoek gedaan naar het handelen van [J] en diverse vennootschappen waarvan hij bestuurder is geweest in de jaren 1994 tot en met 1999.
f. [J] is op 7 juli 2000 door de algemene vergadering van aandeelhouders van klaagster ontslagen.
g. [J] en [H] zijn op 1 maart 2001 van echt gescheiden. [H] heeft zichzelf op 2 maart 2001 het leven benomen.
h. Bij brief van 23 maart 2001 heeft klaagster [J] medegedeeld dat zij de overdracht van voormeld appartementsrecht vernietigde.
i. [J] is wegens diverse strafbare feiten verband houdend met het onder e. bedoelde handelen, onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 53 maanden en een geldboete van fl. 1.125.000,--.
j. Klaagster heeft [J] en VGK gedagvaard voor de rechtbank Utrecht en onder meer gevorderd, kort gezegd:
(a) dat voor recht zal worden verklaard dat het appartementsrecht in eigendom toebehoort aan [J], althans dat de overdracht van dat recht aan VGK is vernietigd,
(b)althans dat die overdracht in rechte zal worden vernietigd,
(c) dat [J] en VGK zullen worden veroordeeld om dat recht weer op naam van [J] te stellen.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 26 maart 2003 - waarvan beroep - deze vorderingen van klaagster afgewezen.
k. In zijn brief van 30 maart 2004 heeft de advocaat van klaagster de notaris verzocht om informatie over de gang van zaken met betrekking tot het verlijden van de twee aktes.
l. Op 13 april 2004 heeft de notaris hierop het navolgende geantwoord: “(…) Met referte aan uw schrijven d.d. 30 maart j.l. bericht ik u dat ik – gelet op mijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in de Wet op het notarisambt – niet de door u gevraagde informaties kan verstrekken. (…)”.
m. In een geschil waarin onder meer partij waren klaagster, [J] en VGK, heeft het gerechtshof Amsterdam in zijn arrest van 10 februari 2005 het navolgende – voorzover hier van belang – overwogen c.q. bepaald: “(…)
4.26 Uit de verklaringen van [H] blijkt dat zij niet heeft geweten en niets van doen heeft gehad met de overdracht. Uit de tot levering bestemde notariële akte volgt het tegendeel niet. Volgens die akte is namens [H] een schriftelijk gevolmachtigde verschenen, wiens volmacht de notaris is gebleken uit een onderhandse akte. Niet blijkt dat en op welke wijze de notaris is nagegaan of [H] met die volmacht bekend was en die daadwerkelijk had verstrekt.
4.27 Het hof neemt verder in aanmerking dat het aannemelijk is dat [J] het appartementsrecht aan VGK heeft willen overdragen ter voorkoming van verhaal door derden (…)
4.28 (…) Dat betekent dat – in elk geval van de zijde van VGK, waarvan [H] immers de enige bestuurder was – geen instemming met de verkoop en overdracht heeft bestaan, zodat geen overeenkomst is totstandgekomen (…).
5. De beslissing
(…) verklaart voor recht dat [J] de gerechtigde (appartementseigenaar) is tot het appartementsrecht.
Veroordeelt VGK om binnen één maand na betekening van dit arrest mee te werken aan het weer op naam van [J] stellen van het hiervoor bedoelde appartementsrecht (…)”.
n. Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft de notaris fotokopieën van het paspoort van [H] en van de door haar en [J] ondertekende volmacht in verband met de overdracht van het appartementsrecht aan VGK, aan de Kamer overgelegd.
3. Inhoud van de klacht.
3.1 De klacht, zoals deze ter zitting nader is toegelicht, spitst zich toe op het navolgende:
Klaagster verwijt de notaris dat deze onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het verlijden op 18 november 1997 van de twee aktes, waarbij klaagster met name doelt op de vraag of door de notaris wel (met de nodige zorgvuldigheid) is onderzocht of [H] de volmacht persoonlijk heeft ondertekend.
3.2 Het standpunt van klaagster.
Klaagster is van mening dat het VGK niet meer was dan een vehicle van [J], dat door [J] is gebruikt om vermogensbestanddelen aan het verhaal door de FIOD en eventuele andere schuldeisers van [J], waaronder klaagster, te onttrekken. Zij baseert dit standpunt op de uitspraken van de rechtbank Utrecht en het gerechtshof te Amsterdam, alsmede op de verklaringen die [H] tegenover de FIOD heeft gedaan. Klaagster stelt dan ook dat de notaris zijn medewerking heeft verleend aan de “oprichting” van een kerkelijke rechtspersoon met het kennelijke doel om onroerende zaken aan het verhaal van schuldeisers te onttrekken en vervolgens aan de daadwerkelijke overdracht van onroerende zaken aan deze kerkelijke rechtspersoon. Volgens klaagster hadden bij een dergelijke merkwaardige transactie - een vennootschap, die geen geloofsovertuiging kan hebben maar wel op grond hiervan onroerend goed overdraagt - alle alarmbellen bij de notaris moeten gaan rinkelen. Dit gevoel had nog moeten worden versterkt toen de notaris werd geconfronteerd met een schriftelijke volmacht. Klaagster stelt in dit verband dat de notaris telefonisch contact had moeten opnemen met [H] om aldus te achterhalen of zij, als enig bestuurslid, op de hoogte was van de op handen zijnde transactie en of de volmacht door haar was ondertekend. Klaagster beroept zich hierbij op artikel 17 van de WNA en op de plicht tot (zelfstandig) onderzoek die op een notaris rust, als deze reden heeft om te vermoeden dat de aan hem verstrekte informatie onjuist of onvolledig is. Tenslotte voert klaagster aan dat haar vermoeden dat de notaris de volmacht van [H] niet heeft geverifieerd, is bevestigd doordat de notaris niet inhoudelijk heeft gereageerd op haar brief van 30 maart 2004. Zij voegt hieraan toe dat het door de notaris gehanteerde argument dat het niet aannemelijk is dat van de normale “volmachtprocedure” zou zijn afgeweken, geen hout snijdt.
4. Het standpunt van de notaris.
4.1 Voor alles stelt de notaris dat klaagster ingevolge artikel 99 lid 12 van de WNA, in haar klacht niet ontvankelijk verklaard dient te worden. De notaris baseert zijn standpunt op het feit dat klaagster op 28 maart 2001 beslag heeft gelegd op het appartementsrecht te [plaats] en dat klaagster bij brief van 23 maart 2001 aan het VGK heeft medegedeeld dat de overdracht van het appartementsrecht op 18 november 1997 door [H] en [J] aan het VGK door haar rechtsgeldig is vernietigd. De notaris concludeert vervolgens dat klaagster sinds 23 maart 2001 op de hoogte was van het handelen van de notaris, waarover zij zich bij brief van 10 december 2004 bij de Kamer heeft beklaagd en dat sindsdien een termijn van drie jaren is verstreken zodat de klacht te laat is ingediend.
4.2 De notaris is in het bezit van fotokopieën van het paspoort van [H] en van de door haar en [J] ondertekende volmacht in verband met de overdracht van het appartementsrecht. Op grond hiervan gaat de notaris er van uit dat [H] bij hem op kantoor de volmacht heeft ondertekend en haar paspoort aldaar heeft overhandigd. De notaris stelt in dit verband dat de gebruikelijke gang van zaken ten kantore is, dat ter voorbereiding van het verlijden van de akten, de akten en de volmachten aan partijen worden toegezonden met het verzoek, hetzij voor legalisatie van de volmachten zorg te dragen, hetzij de volmacht ten kantore te ondertekenen. Voorts dienen partijen in persoon hun paspoort op het kantoor van de notaris langs te brengen, zodat hiervan een fotokopie kan worden gemaakt. Volgens de notaris bestaat er geen enkele aanwijzing dat afwijkend zou zijn gehandeld van het gebruikelijke protocol.
4.3 Met betrekking tot de door klaagster gestelde onderzoeksplicht voert de notaris aan dat er voor hem geen enkele reden was om aan de bedoeling van partijen te twijfelen. Voor hem had de oprichting van het VGK en het daaropvolgende transport niets “verdachts”. Bovendien was de verlangde rechtshandeling niet in strijd met het recht of de openbare orde. Hij voegt hieraan toe dat de redenen van de vervreemding uitgebreid met een zeer ervaren kandidaat-notaris zijn besproken. Zelf herinnert de notaris zich niets van de transactie. De notaris benadrukt voorts dat inmiddels onherroepelijk vaststaat dat de levering niet paulianeus is geweest.
4.4 Voorts merkt de notaris op dat klaagster met het arrest van het hof wil aantonen dat het transport van het appartementsrecht vernietigbaar, althans nietig is gebleken, waarmee zij haar klacht tegen hem kracht wil bij zetten. De notaris meent echter dat uit het arrest geenszins volgt dat de notaris klachtwaardig heeft gehandeld en dat de uitspraak bovendien geen gezag van gewijsde heeft in de onderhavige klachtzaak.
5. De beoordeling.
5.1 Ter beoordeling is de vraag of de notaris zich schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de wet op het notarisambt gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van klaagster, dan wel of hij zich schuldig maakt aan enig handelen of nalaten dat een notaris niet betaamt, een en ander als bedoeld in artikel 98 van de wet op het notarisambt.
5.2 Met betrekking tot de klacht overweegt de Kamer het navolgende.
De kern van de klacht is of door de notaris de volmacht naar behoren is gecontroleerd. De notaris heeft gesteld dat op zijn kantoor een vaste procedure geldt voor het verifiëren van volmachten in verband met het voorbereiden en verlijden van akten en dat deze procedure in casu ook is gevolgd. Dit blijkt volgens de notaris onder meer uit het feit dat in het desbetreffende dossier een fotokopie van het paspoort van [H] was gesloten. Overigens heeft de notaris aangevoerd zich niets meer van de transactie te herinneren en dat een zeer ervaren kandidaat-notaris alle besprekingen en voorbereidingen heeft gevoerd c.q. getroffen.
5.3 Gelet op voornoemde omstandigheden is het door klaagster gestelde, namelijk dat [H] zich niet op het kantoor van de notaris heeft vervoegd voor het ondertekenen van de volmacht en het afgeven van haar paspoort, onvoldoende aannemelijk.
Aangezien is gebleken dat de notaris de beschikking heeft over een fotokopie van het paspoort van [H], houdt de Kamer het er voor dat de door de notaris geschetste standaardprocedure is gevolgd. Er is onvoldoende aanwijzing om aan te nemen dat [H] niet op het kantoor van de notaris is geweest.
De klacht mist derhalve feitelijke grondslag. Dit brengt met zich dat de Kamer niet meer toekomt aan een bespreking van de overige weren, die door de notaris naar voren zijn gebracht.
5.4 Het vorenoverwogene leidt tot de navolgende beslissing.
6. BESLISSING
De Kamer van Toezicht over de notarissen en Kandidaat-Notarissen te Haarlem:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beschikking is op 17 mei 2005 gegeven door mr A.C. Monster, voorzitter, mrs A.E. Patijn, C.M. Lambregtse en C. Wisse, leden en mr A. Cabenda, plaatsvervangend lid in tegenwoordigheid van de secretaris mr Y.H. L’Hoir.