ECLI:NL:GHAMS:2005:AU7721

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
725/2005
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.A.M. Schipper
  • A.L.G.A. Stille
  • P.J.N. van Os
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris wegens niet registreren van akte onder druk van criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 december 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te 's-Gravenhage. Klager, die zich in deze procedure presenteert als appellant, heeft een klacht ingediend tegen notaris [naam] wegens het niet registreren van een notariële akte van domiciliekeuze, die volgens klager onder druk van een criminele organisatie is afgegeven. De klacht is ingediend op 1 februari 2005, maar het hof oordeelt dat deze klacht niet-ontvankelijk is, omdat deze is ingediend na de vervaltermijn van drie jaar zoals vastgelegd in artikel 99 lid 12 van de Wet op het Notarisambt (Wna). Klager stelt dat hij op 25 mei 1994 aanwezig was bij de ondertekening van de akte, maar de notaris ontkent het bestaan van deze akte en stelt dat er nooit een akte is opgemaakt met klager als partij. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 april 2005, waarbij zowel klager als de notaris aanwezig waren. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de Kamer zijn vastgesteld en heeft geen aanleiding gezien om van deze feiten af te wijken. De beslissing van de Kamer van Toezicht om klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht is door het hof bevestigd. Afschrift van deze beslissing wordt aan zowel de notaris als klager gezonden, met de mogelijkheid voor beide partijen om binnen dertig dagen in hoger beroep te komen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 1 december 2005 in de zaak onder rekestnummer 725/05 NOT van:
[naam],
wonende te [plaats],
APPELLANT
t e g e n
MR. [naam]
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 9 mei 2005 ingekomen een verzoekschrift van appellant, verder te noemen klager, waarbij hij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Gravenhage, verder te noemen de kamer, van 20 april 2005, waarbij klager in zijn klacht tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, niet-ontvankelijk is verklaard
1.2. Van de zijde van de notaris is een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen op 8 juni 2005.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 november 2005. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, klager aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de notaris dat hij onder druk van een criminele organisatie het origineel van de notariële akte van domiciliekeuze van 25 mei 1994 niet in zijn protocol heeft opgeborgen en ook niet in het register heeft geregistreerd, maar het origineel van deze notariële akte heeft afgegeven aan een lid van deze criminele organisatie, te weten de heer [naam].
4.2. In hoger beroep stelt klager voorts de gang van zaken in eerste aanleg aan de orde. Hij beklaagt zich over het feit dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om op de zitting van de kamer zijn standpunt nader toe te lichten.
4.3. Ook stelt klager een overeenkomst van 16 februari 2005 aan de orde. Deze overeenkomst is getekend door de plaatsvervanger van mr. [naam] enerzijds en de notaris en zijn notarisklerk [naam] anderzijds. In deze overeenkomst wordt verwezen naar de notariële akte van domiciliekeuze van 25 mei 1994. Deze verwijzing doet, aldus klager, een beroep op de verjaringstermijn ingevolge artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt, hierna Wna, teniet.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris stelt dat er op zijn kantoor nooit enige notariële akte is getekend met klager als partij, terwijl de door klager genoemde partijen de notaris ook niet bekend zijn. Voorts stelt de notaris dat het moeilijk is om inhoudelijk op de klacht in te gaan aangezien het verhaal van klager compleet verzonnen is.
5.2. Wat betreft de stelling van klager in hoger beroep dat er een overeenkomst zou zijn getekend tussen mr. [naam], de notaris en zijn notarisklerk, stelt de notaris dat ook deze stelling niet op waarheid berust.
6. De beoordeling
6.1. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken in eerste aanleg. Deze bezwaren van klager behoeven echter geen nadere bespreking, omdat deze door hem gestelde tekortkomingen ten gevolge van de behandeling in hoger beroep zijn hersteld.
6.2. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten, dan wel andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.4. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.L.G.A. Stille en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 1 december 2005.
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen ’s­Gravenhage
Beslissing inzake de klacht onder nummer 05-03 van:
[naam],
hierna ook te noemen klager,
tegen
mr. [naam],
notaris te [plaats].
De procedure
De Kamer heeft kennisgenomen van:
? de klacht, op aanwijzen van het Gerechtshof te Amsterdam overgedragen door de Kamer van Toezicht te Rotterdam en aldaar ingekomen op 1 februari 2005, met bijlagen,
? het door klager aangepast petitum van zijn klacht, ingekomen op 1 maart 2005,
? het antwoord van de notaris, met bijlagen,
? de repliek van klager, met één bijlage,
? de dupliek van de notaris, met bijlagen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 april 2005.
Daarbij waren aanwezig klager en de notaris.
De feiten
Klager stelt –kort weergegeven – dat hij op 1 juni 1994 ten kantore van belastingadviseur mr T.H.Th. Feringa van Derks Star Busmann Advocaten-Notarissen-Belastingadviseurs te Utrecht in aanwezigheid van de heren [naam], J. van der Kolk, R.J. Doorn, J.K. van Ravenswaard, belastingadviseur mr. K.F.M. Verhagen van Loyens & Volkmaars te Eindhoven en dhr. J. Donselaar, ex-directeur van ABN AMRO Bank N.V., onder zeer zware bedreigingen van mr. T.H.Th. Feringa een overeenkomst tot samenwerking heeft getekend met Isarin Holding N.V. te Curaçao, Nederlandse Antillen.
Voor daden van gerechtelijke tenuitvoerlegging van deze overeenkomst was – aldus klager – domicilie gekozen ten kantore van notaris mr. [naam] voorheen van kantoor [naam] te [plaats]).
Bij de ondertekening van de notariële akte van domiciliekeuze op 25 mei 1994 waren aanwezig dhr. [naam], dhr. J.van der Kolk (inmiddels overleden), belastingadviseur mr. K.F.M. Verhagen, dhr. J.K. van Ravenswaard, dhr. T. van der Laar (inmiddels overleden), advocaat mr. J. Bil van Schaap & Partners Advocaten te Rotterdam en klager.
Volgens klager heeft de notaris op verzoek van dhr. [naam] geen afschrift van de notariële akte van domiciliekeuze aan klager verstrekt.
Reeds in de brief van 20 februari 2001 aan de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: KNB) heeft de notaris geschreven dat hij behoudens het opstellen van koopakten betreffende het [naam] met de heer [naam] als directeur van [naam] als verkoper en (thans) klager als koper en het opstellen van ontwerp-akte aandelen overdracht – met uitzondering van enige correspondentie aan [naam] B.V. – geen andere stukken heeft geproduceerd.
In zijn brief van 14 maart 2001 aan de KNB heeft de notaris nogmaals bericht dat er absoluut geen akte (van domiciliekeuze) is opgemaakt zoals klager heeft gesteld.
De notaris heeft bij brief van 3 maart 2005 (in antwoord op de klacht) – onder meer – geschreven dat op zijn kantoor nooit enige akte is getekend met klager als partij en dat de door klager genoemde partijen hem niet bekend zijn.
De klacht
Klager verwijt de notaris – na wijziging van de klacht – het navolgende:
Notaris [naam] van [naam] te [plaats], voorheen [naam] te [plaats], heeft in strijd met de Wet op het notarisambt gehandeld door onder druk van een criminele organisatie het origineel van de notariële akte van domiciliekeuze van 25 mei 1994 niet in zijn protocol op te bergen en ook niet in het register te registreren, maar door het origineel van de notariële akte van domiciliekeuze d.d. 25 mei 1994 af te geven aan een lid van deze criminele organisatie, dhr. [naam].
Het verweer
De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna ­ voor zover nodig­ zal worden besproken.
De beoordeling van de klacht
De Kamer ziet zich ambtshalve allereerst gesteld voor de vraag of, en zo ja in hoeverre, klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Daarbij dient de Kamer de ontvankelijkheid te beoordelen aan de hand van het bepaalde in artikel 99 lid 12 van de Wet op het Notarisambt (Wna).
Ingevolge artikel 99 lid 12 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot een klacht gerechtigde heeft kennisgenomen van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven.
De verwijten betreffen hier gedragingen van de notaris uit mei 1994. Klager ontving naar zijn zeggen niet een op 25 mei 1994 opgemaakte akte van domiciliekeuze van de notaris, welke akte er volgens hem wel zou moeten zijn, maar van welke akte de notaris bij herhaling het bestaan heeft ontkend.
Nog daargelaten dat de klager stelt bij het passeren van de akte op 25 mei 1994 aanwezig geweest te zijn, heeft hij desgevraagd ter zitting te kennen gegeven dat bij hem in november 2000 de aarzeling begon post te vatten of er –na eerdere ontkenning van de notaris aangaande het bestaan van de bewuste akte – niet tóch een dergelijke akte bestond. Hij wendde zich daarom toen tot de notaris alsook tot de KNB.
Klager diende de klacht echter pas in op 1 februari 2005, zodat de klacht daarom afstuit op voornoemde in artikel 99 lid 12 Wna opgenomen vervaltermijn.
Dit leidt ertoe dat klager niet in zijn klacht kan worden ontvangen, zodat de Kamer daarom niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van alles wat daarover is aangevoerd.
De beslissing
De Kamer voornoemd:
verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Deze beslissing is gegeven door mrs R.J. Paris, voorzitter, J. Hulsebosch, M.G.L den Os-Brand, J.Z. Moree en B.C. Tielen, leden, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr H.C. Veenendaal-Husen, in het openbaar uitgesproken op 20 april 2005.
Afschrift van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan de notaris en aan de klager gezonden.
Binnen dertig dagen na de dagtekening van de begeleidende brief kunnen de notaris en de klager van deze beslissing in hoger beroep komen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.