ECLI:NL:GHAMS:2005:AU8932

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
232/05 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.A.M. Schipper
  • P.J.N. van Os
  • F.A.A. Duynstee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatieplicht van kandidaat-notaris bij beëindiging werkzaamheden

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 8 december 2005, staat de informatieplicht van een kandidaat-notaris centraal. Klager, die op 25 oktober 2005 overleed, had een klacht ingediend tegen de kandidaat-notaris, mr. [X], over het niet informeren van klager omtrent de beëindiging van de werkzaamheden van het notariskantoor. De klacht was tweeledig: enerzijds werd de kandidaat-notaris verweten niet adequaat toezicht te hebben gehouden op de toepassing van een verrekenbeding in het testament van klagers moeder, en anderzijds het niet informeren van klager over de beëindiging van de opdracht aan het notariskantoor door de executeurs-testamentair.

Het hof oordeelde dat de kandidaat-notaris, ondanks het ontbreken van een rechtsplicht, had moeten informeren over de beëindiging van de werkzaamheden. Klager had herhaaldelijk contact gehad met de kandidaat-notaris en was op de hoogte van de interne familieverhoudingen, waardoor het hof vond dat de kandidaat-notaris niet zorgvuldig had gehandeld door klager niet separaat te informeren. De kamer van toezicht had eerder het verzet van klager gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het hof oordeelde dat het hoger beroep van klager met betrekking tot de informatieplicht gegrond was, terwijl het hoger beroep over de toepassing van het verrekenbeding niet-ontvankelijk werd verklaard.

De beslissing van het hof was om de klacht voor het overige gegrond te verklaren, zonder oplegging van een maatregel aan de kandidaat-notaris. Het hof benadrukte dat de kandidaat-notaris erkende dat het netter zou zijn geweest om klager te informeren, maar dat zij niet wettelijk verplicht was om dit te doen. De zaak illustreert de verantwoordelijkheden van notarissen en kandidaat-notarissen in het kader van hun informatieplicht naar cliënten toe, vooral in situaties met complexe familiale verhoudingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 8 december 2005 in de zaak onder rekestnummer 232/2005 NOT van:
R.H.J. [H],
overleden op 25 oktober 2005, bij leven wonende te [woonplaats],
APPELLANT
t e g e n
MR. [X],
kandidaat-notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. H.A. Stein.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant, hierna te noemen klager, is overleden op 25 oktober 2005. Bij brief, bij het hof ingekomen op 20 oktober 2005, heeft klager zich tot het hof gewend en medegedeeld dat hij zeer ernstig ziek is en niet in staat zal zijn de mondelinge behandeling van 27 oktober 2005 bij te wonen. Klager heeft in genoemde brief zijn standpunt nader schriftelijk verwoord.
1.2. Door klager is bij een op 11 februari 2005 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Hertogenbosch, verder te noemen de kamer, van 20 januari 2005.
1.3. Bij die beslissing heeft de kamer het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer van 14 september 2004 gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard. In genoemde beslissing heeft de voorzitter de klacht van klager tegen geïntimeerde, hierna te noemen de kandidaat-notaris, als kennelijk ongegrond afgewezen.
1.4. Van de zijde van de kandidaat-notaris is op 7 maart 2005 een verweerschrift - met bijlagen - ingediend.
1.5. Op 20 oktober 2005 is van de zijde van klager het stuk genoemd hiervoor onder 1.1. ingekomen.
1.6. Van de zijde van de kandidaat-notaris is op 27 oktober 2005 een brief ingekomen met het verzoek de behandeling van de zaak te schorsen in verband met het overlijden van klager.
1.7. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 27 oktober 2005. De kandidaat-notaris en haar gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. Het verzoek de behandeling van de zaak te schorsen is ter zitting afgewezen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De ontvankelijkheid van het hoger beroep
3.1. In het algemeen staat – op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 1 Wet op het notarisambt, hierna Wna, tegen een beslissing van de kamer op een klacht het rechtsmiddel van hoger beroep bij dit hof open. Artikel 99 leden 2, 6 en 10 Wna bepalen echter, verkort weergegeven en voor zover hier van belang, dat de (plaatsvervangend) voorzitter kennelijk niet-ontvankelijke klachten, kennelijk ongegronde klachten of klachten die naar zijn oordeel van onvoldoende gewicht zijn, terstond kan afwijzen, dat tegen een dergelijke beslissing verzet kan worden gedaan bij de kamer en dat tegen de beslissing van de kamer dat het verzet ongegrond is geen rechtsmiddel openstaat.
3.2. Op grond van het voorgaande is het hoger beroep gericht tegen de ongegrond verklaring van het verzet door de kamer, met betrekking tot de klacht waarin de kandidaat-notaris wordt verweten niet te hebben toegezien op een juiste toepassing van het verrekenbeding opgenomen in het testament van de moeder van klager, niet ontvankelijk.
3.3. Klager kan wel worden ontvangen in het tweede onderdeel van de klacht met betrekking tot, kort gezegd, de informatieplicht van de kandidaat-notaris aan klager nu de kamer zijn verzet met betrekking tot dit onderdeel van de klacht gegrond heeft verklaard.
4. Beoordeling van de bestreden beslissing
Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer voor zover aan zijn oordeel onderworpen en zal deze beslissing derhalve in zoverre vernietigen, met uitzondering van de in deze beslissing vervatte vaststelling van de feiten. Het hof is van oordeel dat de kamer niet gelijktijdig tot een behandeling van het verzet en een inhoudelijke behandeling van de klacht kon overgaan zonder behoorlijke oproeping daartoe. Het is het hof niet gebleken dat oproeping op juiste wijze heeft plaatsgevonden.
Het hof tekent hierbij aan dat gegrondverklaring van het verzet door de kamer geen inhoudelijk oordeel over de klacht impliceert. Indien het verzet, al dan niet gedeeltelijk, gegrond wordt verklaard dient vervolgens de klacht, voor zover het vezet gegrond is verklaard, inhoudelijk te worden behandeld. Deze inhoudelijke behandeling kan slechts in dezelfde vergadering als die waarin het verzet wordt behandeld aan de orde komen indien zulks in de oproeping uitdrukkelijk is vermeld.
5. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld.
6. Het standpunt van klager
Klager verwijt de kandidaat-notaris dat hij geheel onkundig is gelaten van een afspraak gemaakt op 25 maart 2003 tussen de executeur-testamentair en het notariskantoor waar de kandidaat-notaris werkzaam is, inhoudende dat de werkzaamheden door het kantoor met onmiddellijke ingang worden gestaakt en dat de boedel verder wordt afgewikkeld door de executeur-testamentair. De kandidaat-notaris onderhield zowel met de executeur-testamentair als met klager schriftelijke en mondelinge contacten in verband met de gevoelig liggende familiaire verhoudingen. De kandidaat-notaris was dan ook als geen ander op de hoogte van deze interne verhoudingen.
Klager heeft vervolgens in mei, juni en juli 2003 talrijke brieven aan de kandidaat-notaris moeten schrijven om achter de gang van zaken te komen. Daar komt nog bij dat klager stelt de aan hem door de kandidaat-notaris toegezonden boedelvolmacht nimmer te hebben ondertekend zodat de tussen de kandidaat-notaris en de executeur-testamentair gemaakte afspraken hem niet kunnen binden.
7. Het standpunt van de kandidaat-notaris
7.1. De kandidaat-notaris verweert zich door verwijzing naar het erfrecht geldend vóór 1 januari 2003. Op grond hiervan diende de executeur-testamentair te worden beschouwd als vertegenwoordiger van de erfgenamen. Indien een dergelijke vertegenwoordiger de rechtsverhouding beëindigt is er geen rechtsregel of zorgvuldigheidsnorm op grond waarvan de door die vertegenwoordiger vertegenwoordigde achtermannen dienen te worden geïnformeerd. De rechtshandeling van de beëindiging van de opdracht wordt immers geacht mede afkomstig te zijn en te zijn verricht in naam van en voor rekening en risico van de achterman. In het onderhavige geval heeft de executeur-testamentair uitdrukkelijk kenbaar gemaakt voor de verdere afhandeling te zullen zorgdragen.
7.2. Ten gevolge van de beëindiging van de opdracht is alleen de afrekening niet door het notariskantoor gedistribueerd, zoals aanvankelijk was overeengekomen, doch door de executeur-testamentair. Klager is dan ook op geen enkele wijze geschaad.
7.3. De kandidaat-notaris erkent dat het netter zou zijn geweest ten opzichte van klager indien zij hem zou hebben medegedeeld dat de executeur-testamentair de opdracht aan het notariskantoor had beëindigd. De kandidaat-notaris doelt hierbij echter alleen op het feit dat het beleefder zou zijn geweest indien zij een dergelijke mededeling aan klager had gedaan, niet dat zij daartoe gehouden zou zijn geweest.
8. De beoordeling
8.1. Het hof is van oordeel dat het, ongeacht het ontbreken van een rechtsplicht hiertoe, op de weg van de kandidaat-notaris had gelegen om klager te informeren omtrent de beëindiging van de werkzaamheden van het notariskantoor. Het is het hof gebleken dat de kandidaat-notaris zowel met de executeur-testamentair als met klager apart schriftelijke en mondelinge contacten onderhield vanwege de interne familieverhoudingen. Voorts is niet gebleken dat de kandidaat-notaris wist dat alle erfgenamen geïnformeerd waren omtrent het beëindigen van de opdracht aan het notariskantoor. Door klager niet separaat te informeren dan wel erop toe te zien dat zulks door een ander geschiedde heeft de kandidaat-notaris naar het oordeel van het hof niet zorgvuldig gehandeld.
8.2. Gezien de aard en de ernst van de gedraging van de kandidaat-notaris alsmede het feit dat de kandidaat-notaris heeft gesteld dat het netter was geweest als zij klager had geïnformeerd, is het hof van oordeel dat het opleggen van een maatregel achterwege kan blijven.
8.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
8.4. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
9. De beslissing
Het hof:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover beschreven in rubriek 4;
- vernietigt de bestreden beslissing voorzover aan zijn oordeel onderworpen met uitzondering van de vastgestelde feiten en opnieuw rechtdoende;
- verklaart de klacht voor het overige gegrond, zonder oplegging van een maatregel.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, P.J.N. van Os en F.A.A. Duynstee en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 8 december 2005.
KLN 04.08
20 januari 2005
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH
heeft de volgende beslissing gegeven inzake het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van toezicht van 14 september 2004 van de heer [H], hierna te noemen klager, tegen mr. [X], kandidaat-notaris te [plaats], hierna te noemen de kandidaat-notaris.
1. De procedure
1.1. Bij brief van 14 mei 2004 heeft klager een klacht geformuleerd tegen de kandidaat-notaris.
1.2. Mr. H.A. Stein, de advocaat van de kandidaat-notaris, heeft namens de kandidaat-notaris op 29 mei 2004 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend.
1.3. Klager heeft bij brief (met bijlagen) van 18 juni 2004 gerepliceerd.
1.4. De advocaat van de kandidaat-notaris heeft gedupliceerd.
1.5. Patijen zijn verschenen voor de plaatsvervangend voorzitter van de kamer op 8 september 2004.
1.6. Bij beslissing van 14 september 2004 heeft de plaatsvervangend voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
1.7. Klager heeft schriftelijk verzet gedaan bij brief van 26 september 2004 en verzocht om op het verzet te worden gehoord.
1.8. De kamer van toezicht heeft partijen gehoord op het verzet ter openbare vergadering van 18 november 2004. Ter vergadering zijn verschenen: klager, de kandidaat-notaris en de advocaat van de kandidaat-notaris.
2. De feiten
2.1. De moeder van klager is overleden op 18 december 2001. Klager is één van de zeven erfgenamen. Twee zusters van klager zijn benoemd tot executeurs-testamentair.
2.2. De kandidaat-notaris is verbonden aan notariskantoor [naam] te [plaats]. De aan dat kantoor verbonden (inmiddels gedefungeerde) notaris mr. [Z] trad op als boedelnotaris.
2.3. De executeurs-testamentair hebben notaris mr. [Z] bericht dat de erven de opdracht aan hem wensten te beëindigen.
3. Het verzet en het verweer daartegen
3.1. Klager stelt, zakelijk weergegeven, het navolgende. De kandidaat-notaris heeft niet adequaat toegezien op de correcte toepassing van het verrekenbeding zoals dat is opgenomen in het testament, waardoor klager is benadeeld. Tijdens een bijeenkomst van de erfgenamen op 18 februari 2003 heeft verdeling van de sieraden plaatsgevonden. Deze verdeling is geschied volgens een door het kantoor van de kandidaat-notaris toegepast systeem, welk systeem nadelig heeft uitgepakt voor klager. Omdat de kandidaat-notaris steeds contactpersoon voor klager is geweest, is zij daarvoor verantwoordelijk.
Daarnaast heeft de kandidaat-notaris ten onrechte verzuimd om klager te berichten dat de opdracht door de executeurs-testamentair is ingetrokken. De kandidaat-notaris is voor klager steeds contactpersoon geweest. Zij wist van de problemen tussen klager en zijn zusters en wist dat klager de boedelvolmacht niet had ondertekend terwijl de andere erven dat wel hadden gedaan. Door klager niet te informeren over de beëindiging van de opdracht is de kandidaat-notaris tekortgeschoten in haar informatieplicht.
3.2. De kandidaat-notaris stelt, zakelijk weergegeven, het navolgende.
Bij de bijeenkomst van de erfgenamen op 18 februari 2003 was mr. [Z] aanwezig, niet de kandidaat-notaris.
De kandidaat-notaris is niet tekortgeschoten in haar informatieplicht. Op grond van het destijds geldende erfrecht diende de executeur-testamentair te worden beschouwd als vertegenwoordiger van de erfgenamen. Er bestaat geen rechtsregel of andere norm op grond waarvan de kandidaat-notaris verplicht was om de erfgenamen separaat in te lichten over de stopzetting van de opdracht, temeer niet omdat de executeur-testamentair had verklaard voor de verdere afhandeling zorg te zullen dragen.
4. De beoordeling
4.1. De klacht is tweeledig:
4.1.1. de kandidaat-notaris heeft niet toegezien op een juiste toepassing van het verrekenbeding zoals dat was opgenomen in het testament van de moeder van klager;
4.1.2. de kandidaat-notaris is tekortgeschoten in haar informatieplicht door klager niet in te lichten over de beëindiging van de opdracht aan het notariskantoor door de executeurs-testamentair.
4.2. Ten aanzien van het verrekenbeding:
De meerderheid van de erven heeft tijdens de bijeenkomst op 18 februari 2003 gekozen voor het systeem van verdeling zoals dat uiteindelijk is gevolgd. Andere belanghebbenden hebben daarmee ingestemd, zo ook de echtgenote van klager, die namens klager bij de bijeenkomst aanwezig was. De bijeenkomst op 18 februari 2003 werd bijgewoond door notaris [Z]. De kandidaat-notaris was niet bij de bijeenkomst aanwezig. Zo er al iets aan het notariskantoor te verwijten zou zijn, regardeert dat niet de kandidaat-notaris. Op dit punt is het verzet van klager ongegrond.
4.3. Ten aanzien van de informatieplicht:
Voorop staat dat een executeur-testamentair de contactpersoon is voor een notaris of een kandidaat-notaris die belast is met de afhandeling van een nalatenschap. De executeur-testamentair is ook gerechtigd om namens de erven een opdracht te beëindigen, zoals ook in dit geval is gebeurd. Strikt genomen was de kandidaat-notaris niet verplicht om klager separaat in te lichten over de beëindiging van de opdracht. De kandidaat-notaris heeft echter gedurende de periode dat het kantoor werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van de afwikkeling van de nalatenschap steeds rechtstreeks contact gehad met klager. Door klager dan niet separaat te informeren over de beëindiging van de opdracht aan het notariskantoor door de executeurs-testamentair, terwijl zij op de hoogte was van de onderlinge verhoudingen in de familie van klager, heeft de kandidaat-notaris naar het oordeel van de kamer niet zorgvuldig gehandeld. Op dit punt is het verzet van klager gegrond.
De kamer acht het handelen van de kandidaat-notaris niet zodanig ernstig dat een maatregel dient te worden opgelegd. De kandidaat-notaris heeft erkend dat het netter zou zijn geweest indien zij klager had geïnformeerd en het notariskantoor heeft inmiddels zijn werkwijze aangepast.
4.4. Het voorgaande leidt tot ongegrondverklaring van het verzet met betrekking tot de onder 4.1.1 weergegeven klacht en gegrondverklaring van het verzet met betrekking tot de onder 4.1.2 weergegeven klacht. De kandidaat-notaris zal geen maatregel worden opgelegd.
5. De beslissing
De kamer van toezicht:
verklaart het verzet gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk gegrond zoals hiervoor overwogen;
verstaat dat de kandidaat-notaris geen maatregel wordt opgelegd.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. S.J.G.N.M. Willard, voorzitter, mrs. M. Lührman, E.M.M. van de Ven, J.L.G.M. Mertens en G.M.H.M. Pooters, leden, en uitgesproken ter openbare vergadering van 20 januari 2005, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen de ongegrondverklaring van het verzet staat geen rechtsmiddel open.
Hoger beroep tegen de gegrondverklaring van het verzet is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.