GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 5 januari 2006 in de zaak onder rekestnummer 866/2005 GDW van:
[naam]
toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [plaats],
APPELLANT,
gemachtigde [naam],
1. [naam,]
2. [naam]
beiden wonende te [plaats],
GEïNTIMEERDEN.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 26 mei 2005 ingekomen een verzoekschrift – met bijlagen – ten behoeve van appellant, verder te noemen de toegevoegd kandidaat -gerechtsdeurwaarder, waarbij tijdig hoger beroep wordt ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 3 mei 2005.
1.2. Bij die met redenen omklede beslissing heeft de kamer de klacht van geïntimeerden, hierna te noemen klagers, gedeeltelijk gegrond verklaard onder oplegging van de maatregel van berisping aan de gerechtsdeurwaarder zijnde de gemachtigde van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder. Voor het overige is de klacht afgewezen.
1.3. Van de zijde van klagers is op 5 juli 2005 een verweerschrift ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 24 november 2005, alwaar klagers en de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de behandeling van de zaak in eerste aanleg en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in haar beslissing van 3 mei 2005 heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. De behandeling in hoger beroep
Klagers hebben niet duidelijk in hun klachtbrief aangegeven wie als verweerder dient te worden aangemerkt. Tijdens de behandeling in hoger beroep is vast komen te staan dat de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder degene is tot wie de klacht zich richt. Hij zal dan ook als verweerder aangemerkt worden. Nu de naamstelling van verweerder is gewijzigd leidt dit er toe dat de beslissing van de kamer niet in stand kan blijven.
5. De beoordeling van de bestreden beslissing
Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer, behoudens de daarin vervatte vaststelling van de feiten en zal deze beslissing derhalve in zoverre vernietigen.
6. Het standpunt van klagers
6.1. Klagers verwijten de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder dat hij het vonnis heeft betekend op een adres waar zij niet woonachtig waren, en dat als gevolg daarvan de dochter van klager sub 1 onnodig bij de zaak betrokken is geraakt.
6.2. Bovendien wordt de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder verweten dat een baliemedewerker begin mei 2004 aan klager sub 1 een overzicht van alle openstaande schulden heeft onthouden onder het toevoegen van de woorden:
“Al ga je op je knieën liggen smeken, dan krijg je het nog niet”.
6.3. Ook verwijten klagers de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder dat klager sub 2, nadat hij bericht had ontvangen dat de schuld was voldaan, na 14 dager – zonder enige toelichting - een nieuw bericht kreeg met de mededeling dat hij nog € 700,-- diende te betalen.
6.4. Ten slotte verwijten klagers de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder dat hij ter zake van dezelfde goederen bij zowel klager sub 1 als klager sub 2 beslag heeft gelegd, terwijl hij klager sub 2 een regeling dienaangaande heeft aangeboden.
7. Het standpunt van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder
7.1. De toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft de stelling van klagers gedeeltelijk betwist en hij verweert zich als volgt.
7.2. De toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft betoogd dat hij het ontruimingsvonnis zowel op het te ontruimen adres heeft betekend als op het adres van de dochter van klager sub 1, nadat na onderzoek was gebleken dat klagers waarschijnlijk op dit laatstbedoelde adres woonachtig waren. In dat verband wijst de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder er op dat klagers verhuisd waren zonder opgave van hun nieuwe adres en zonder dat zij hun juiste adres aan de gemeentelijke basisadministratie hadden doorgegeven.
7.3. Voorts heeft de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder betoogd dat klagers - gelet op het in dit geding overgelegde overzicht van 14 mei 2004 - in het bezit van dit overzicht zijn gesteld. Van weigering is dan ook geen sprake. Bovendien wijst de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder de beschuldiging van de hand dat een baliemedewerker een dergelijke kwalijke tekst ten opzichte van klager sub 1 gebezigd zou hebben.
7.4. Ten aanzien van het klachtonderdeel met betrekking tot de vordering van € 700,-- heeft de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder het vermoeden dat dit betrekking heeft op een andere vordering, te weten die betreffende de huurzaak [naam].
7.5. Ten slotte merkt de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder op dat er inderdaad op meer zaken beslag is gelegd en dat zulks niet klachtwaardig is.
8.1. Het hof is van oordeel – anders dan de kamer – dat de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder alles in het werk heeft gesteld om het ontruimingsvonnis ter kennis te brengen van klagers, hetgeen in het belang van klagers is. Nadat een collega van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder bij de betekening van het ontruimingsvonnis aan het [adres] [plaats] gewaar werd dat klagers niet meer op het te ontruimen adres woonachtig waren, is er onderzoek gepleegd naar waar klagers wel zouden verblijven. Nadat dat adres bekend was geworden heeft de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder aan dat adres het exploot aan de dochter van klager sub 1 afgegeven. Ter zitting hebben klagers bevestigd dat zij aan de woningbouwvereniging, waar zij als woningzoekende stonden ingeschreven, hadden opgegeven dat hun post naar het adres van hun dochter aan de [adres] [plaats] gestuurd kon worden.
Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder verklaard dat, nadat hij zich had voorgesteld en de reden voor zijn komst aan de dochter van klager sub 1 had medegedeeld, hem toen niet is gebleken dat klagers niet op dat adres zouden verblijven. De dochter was niet verbaasd dat aan dit adres een voor klagers bestemd exploot werd uitgereikt. Bovendien heeft de dochter beloofd ervoor zorg te dragen dat de stukken aan klagers overhandigd zouden worden. Nu klagers niet aannemelijk hebben kunnen maken dat de toedracht zoals geschetst door de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder onjuist is, acht het hof dit klachtonderdeel tevergeefs voorgesteld. Het klachtonderdeel is ongegrond.
8.2. Dit geldt evenzeer voor het klachtonderdeel met betrekking tot de weigering van de baliemedewerker van het gerechtsdeurwaarderkantoor om een overzicht af te geven, zulks onder toevoeging van een onheuse opmerking. Uit de stukken is gebleken dat aan klagers in elk geval op 14 mei 2004 een overzicht is verstrekt. Dat er door een baliemedewerker een opmerking met de door klagers gewraakte strekking zou zijn gemaakt is niet aannemelijk geworden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde verklaard dat er op een gerechtsdeurwaarderkantoor weliswaar sprake kan zijn van irritatie, maar dat dit niet kan en ook niet mag leiden tot dergelijke uitspraken. De balie wordt bemand door professionele mensen, die dagelijks wisselen van werkzaamheden. Het hof is van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
8.3. Nu ten aanzien van het klachtonderdeel met betrekking tot de vordering van € 700,-- klagers onvoldoende inzicht hebben verschaft op welk stuk zij doelen, is dit klachtonderdeel tevergeefs voorgedragen. Het hof acht dit klachtonderdeel ongegrond.
8.4. Met de kamer is het hof van oordeel dat het vierde klachtonderdeel geen doel treft, nu het leggen van meerdere beslagen niet zonder meer tuchtrechtelijk laakbaar is. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
8.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
8.6. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
- vernietigt de bestreden beslissing behoudens voor zover het betreft de vaststelling van de feiten en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, P.J.N. van Os en L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op donderdag 5 januari 2006.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 3 mei 2005 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 246.2004 van:
1. [ ],
2. [ ],
beiden thans wonende te [ ],
klagers,
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
Bij brief van 29 juli 2004 hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagden (hierna: de gerechtsdeurwaarders).
Bij brief van 31 augustus 2004 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 22 maart 2005, alwaar klagers wel en de gerechtsdeurwaarder, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen.
Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 3 mei 2005.
Gronden van de beslissing
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.
a) Bij vonnis van 20 april 2004 heeft de kantonrechter te [ ] op vordering van [ ] een met klagers gesloten huurovereenkomst betreffende de woning aan de [ ] te [ ] ontbonden en klagers – kort gezegd – veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur met kosten.
b) Op 7 juni 2004 heeft [ ], toegevoegd kandidaat-deurwaarder op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, dat vonnis betekend op het adres [ ] te [ ], waar volgens het exploit klagers toen woonden, en de desbetreffende stukken afgegeven aan mevrouw [ ], dochter van [ ].
c) Op 14 mei 2004 hebben de gerechtsdeurwaarders aan [ ] een overzicht gezonden van alle openstaande schulden. Daarop staat onder meer:
“(..)
2. Inzake: [ ]
map 599689 € --
(...)
Inzake 599689 ontvangt u binnenkort de stukken van de deurwaarder.
(...)”
d) De gerechtsdeurwaarders hebben zowel ten laste van [ ] als ten laste van [ ] beslag gelegd.
Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarders:
I. dat hij het vonnis heeft betekend op een adres waar zij niet woonden en zodoende
[ ], dochter van klager [ ], onnodig bij de zaak heeft betrokken;
II. dat hij begin mei 2004 [ ] heeft geweigerd een overzicht van alle openstaande schulden te verstrekken met de opmerking”al ga je op je knieen liggen smeken, dan krijg je het nog niet”;
III. dat [ ] op een gegeven moment bericht kreeg dat een schuld was voldaan, maar veertien dagen later, zonder toelichting, een nieuw bericht ontving dat nog € 700,= openstond;
IV. dat hij terzake van dezelfde goederen zowel ten laste van [ ] als ten laste van [ ] beslag heeft gelegd, terwijl men aan [ ] voorstelde “om een andere regeling te treffen”.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder acht de klacht ongegrond. Voorzover voor de beoordeling van belang, zal dat verweer hierna nader aan de orde komen.
4. Beoordeling van de klacht
4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat ingevolge het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechts-deurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [ ] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. Ter terechtzitting hebben klagers medegedeeld dat de klacht is gericht tegen gerechtsdeurwaarder [ ]. Deze wordt door de Kamer derhalve aangemerkt als beklaagde waarmee in de aanhef van deze beschikking al rekening is gehouden.
4.2 Wat betreft de eerste klacht heeft de gerechtsdeurwaarder verwezen naar het overgelegde exploot van betekening dat voor zich zou spreken. Naar het oordeel van de Kamer heeft de gerechtsdeurwaarder niet gesteld laat staan aannemelijk gemaakt dat klagers (inmiddels de door hen gehuurde woning hadden verlaten en) stonden ingeschreven op het adres [ ] te [ ], zodat het ontruimingsvonnis op dit adres mocht worden betekend. De enkele vermelding dat zij op dit adres woonachtig waren is uiteraard niet voldoende. Deze klacht is derhalve terecht voorgesteld.
4.3 Als niet bestreden staat vast dat de door klagers gewraakte opmerking – naar het oordeel van de Kamer een opmerking die niet door de beugel kan- is gemaakt zodat ook de tweede klacht terecht is voorgesteld.
4.4 Ten aanzien van de derde klacht is niet duidelijk geworden of het door de gerechtsdeurwaarders overgelegde overzicht van 14 mei 2004 hetzelfde stuk is als waar klagers op doelen. Dat overzicht is naar het oordeel van de Kamer in ieder geval onoverzichtelijk en uit dit stuk lijkt te volgen dat de vordering van Dekker nihil was. Het had op de weg van de gerechtsdeurwaarder om hier helderheid te verschaffen. Ook deze klacht is terecht voorgesteld.
4.5 De vierde klacht treft geen doel omdat ondanks het summiere verweer op dit punt, het leggen van meerdere beslagen niet zonder meer tuchtrechtelijk laakbaar is en klagers niets hebben aangevoerd om hier tot een ander oordeel te komen. Een aanbod van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder tot het aangaan van een regeling staat aan het leggen van een beslag niet in de weg.
Bijna alle klachten dienen derhalve gegrond te worden verklaard. Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen wordt aan de gerechtsdeurwaarder na te melden maatregel opgelegd zodat wordt beslist als volgt.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klachten onder I, II en III gegrond;
- legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
- wijst de klacht onder IV af.
Aldus gegeven door mr. J.S.W. Holtrop, plaatsvervangend-voorzitter, mr. R.G. Kemmers en A.C.J.J.M. Seuren, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2005 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.