GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 5 januari 2006 in de zaak onder rekestnummer 943/2005 GDW van:
[naam],
wonende te [plaats],
APPELLANT,
1. [naam],
2. [naam],
gerechtsdeurwaarders te [plaats],
GEïNTIMEERDEN.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 14 juni 2005 ingekomen een geschrift –met bijlagen - van appellant, verder te noemen klager, waarbij hij hoger beroep instelt tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 17 mei 2005.
1.2. Bij met redenen omklede beslissing heeft de kamer de klacht tegen geïntimeerden, verder te noemen de gerechtsdeurwaarders, gegrond verklaard zonder oplegging van een maatregel aan de gerechtsdeurwaarders
1.3. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarders is op 29 juli 2005 een brief ter griffie van het hof ingekomen, waarin de gerechtsdeurwaarders aangeven niets te hebben toe te voegen in hoger beroep, onder verwijzing naar de stukken van de eerste aanleg.
1.4. Van de zijde van klager is op 19 juli 2005 een aanvullend rekest ingekomen, en verder is op 17 november 2005 nog een aanvullend stuk – met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.5. Als reactie hierop is van de zijde van de gerechtsdeurwaarders op 22 november 2005 nog een stuk ingekomen met een aantal bijlagen. Volgens de handgeschreven aantekening daarop zijn deze stukken door de gerechtsdeurwaarders ook in kopie aan klager verzonden.
1.6. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 24 november 2005. Zowel klager als de gerechtsdeurwaarders zijn – allen met bericht van verhindering - niet verschenen.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer hieromtrent in haar beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
3. Het standpunt van de klager
3.1. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders kort samengevat dat zij onzorgvuldig hebben gehandeld bij het uitoefenen van hun werkzaamheden, doordat zij niet gereageerd hebben op schriftelijke vragen van klager met betrekking tot een loonbeslag en een beslag op een uitkering, alsmede op een verzoek om een specificatie van de door de gerechtsdeurwaarders ten behoeve van klager ontvangen bedragen.
3.2. Klager verzoekt het hof de gerechtsdeurwaarders op te dragen openheid van zaken te geven, door het verstrekken van juiste informatie over de door hen ontvangen gelden, over hun fouten ten aanzien van het loonbeslag, het bekend maken van het juiste beloop van het loonbeslag op zijn uitkering, alsmede het ten onrechte gelegde beslag op de uitkering te doen opheffen
4. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarders
4.1. De gerechtsdeurwaarders betwisten gedeeltelijk onzorgvuldig te hebben gehandeld in onderhavige zaak.
4.2. De gerechtsdeurwaarders kunnen erkennen dat zij wat zorgvuldiger hadden kunnen zijn in hun informatieverstrekking Zij hebben betoogd het te betreuren dat zij een opgave van Vola over de hoogte van haar vordering hebben aangemerkt als een vordering van Finata. Tevens erkennen zij dat zij klager eerder een specificatie hadden kunnen geven van de door hen ontvangen bedragen. Ten aanzien van de gelegde beslagen blijven de gerechtsdeurwaarders bij hun stelling dat deze beslagen terecht zijn gelegd.
5.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen omtrent de klacht dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
5.2. Het hof zal de verzoeken van klager zoals geformuleerd in rubriek 3.2. van deze beslissing passeren, reeds hierom, omdat een tuchtprocedure zoals de onderhavige niet voorziet in dergelijke verzoeken.
5.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
5.4. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A,M. Schipper, P.J,.N. van Os en L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op donderdag 5 januari 2006.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 17 mei 2005 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 41.2004 van:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
1. [ ],
2. [ ],
gerechtsdeurwaarders te [ ],
beklaagden,
gemachtigde [ ].
Bij brief van 3 februari 2004, ingekomen 11 februari 2004, heeft klager een klacht ingediend tegen [ ], hierna de gerechtsdeurwaarders.
Bij brief van 7 april 2004 heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd.
Bij brief van 13 maart 2005 heeft klager aanvullende stukken in het geding gebracht.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 5 april 2005, alwaar klager niet en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders wel is verschenen.
Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 17 mei 2005.
Gronden van de beslissing
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a) De gerechtsdeurwaarders hebben in juli 1996 van gerechtsdeurwaarderskantoor [ ] de opdracht gekregen een titel jegens klager te executeren voor een vordering van Finata Bank N.V. (hierna: Finata). Hierna hebben de gerechtsdeurwaarders twee maal derdenbeslag gelegd, waarbij B.V. Financieringsmaatschappij “Vola” (hierna: Vola) beiden keren de eerste beslaglegger bleek te zijn. De gerechtsdeurwaarders hebben Vola daarop verzocht voor verdeling van de ingehouden gelden zorg te dragen.
b) Op 7 oktober 2003 heeft klager de gerechtsdeurwaarders verzocht om informatie over de financiële stand van zaken van het dossier.
c) Bij brief van 13 oktober 2003 heeft Vola de gerechtsdeurwaarders het volgende medegedeeld: “Verwijzend naar uw telefonisch verzoek van 10 oktober j.l. delen wij u mee dat onze vordering thans nog € 6.779,94 bedraagt”.
d) Bij brief van 16 oktober 2003 hebben de gerechtsdeurwaarders klager het onder meer het volgende geschreven: “In opgemelde zaak refereren wij aan uw schrijven van 07 oktober 2003 en delen u mede dat er thans nog resteert € 6779,94. Wij verzoeken u ons binnen vijf dagen na heden een deugdelijk voorstel te doen toekomen, bij gebreke waarvan wij verdere executiemaatregelen dienen te nemen met de hoge bijkomende kosten van dien”.
e) Bij brief van 5 januari 2004 heeft klager de gerechtsdeurwaarders onder meer het volgende geschreven: “Overduidelijk is dan ook dat u niet alle bedragen welke u als eerste beslaglegger van deze werkgever hebt ontvangen heeft verrekend. Sterker ook Vola wist niets van deze betaling.[...]Ik wil u dan ook per ommegaande verzoeken het beslag op te heffen[...]”.
f) Bij brief van 12 januari 2004 hebben de gerechtsdeurwaarders klager het volgende geschreven: “In opgemelde zaak refereren wij aan uw schrijven 05 januari 2004 en herinneren wij u aan ons schrijven van 16 oktober, waarop geen concreet voorstel is ontvangen, zodat het beslag terecht is gelegd”.
g) Bij brief van 22 januari 2004 heeft Vola klager onder meer het volgende geschreven: “In antwoord op uw brief van 16 januari 2004 delen wij u wederom mee dat genoemd bedrag in de brief van [ ] onze vordering betreft. Na telefonische navraag is gebleken dat zij een fout hebben gemaakt”.
h) Klager heeft de gerechtsdeurwaarders bij brief van 23 januari 2004 verzocht op grond van de brief van Vola het beslag op te heffen.
i) Op 3 februari 2004 hebben de gerechtsdeurwaarders klager een overzicht doen toekomen van de specificatie van de vordering van Finata. Een specificatie van de ontvangsten hebben de gerechtsdeurwaarders niet bijgevoegd.
j) De gerechtsdeurwaarders hebben in de onderhavige tuchtprocedure de specificatie van ontvangsten overgelegd.
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders niet op zijn schriftelijke vragen te hebben gereageerd.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders
De gerechtsdeurwaarders hebben verweer gevoerd. Voor zover nodig wordt dit verweer hierna besproken.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, overweegt de Kamer dat ingevolge het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechts-deurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [ ] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. Ter zitting heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders medegedeeld dat gerechtsdeurwaarders [ ] en [ ] zich opwerpen als degenen tegen wie de klacht kan worden geacht te zijn gericht.
Deze worden door de Kamer derhalve aangemerkt als beklaagden waarmee in de aanhef van deze beschikking al rekening is gehouden.
4.2 Bij de beoordeling van de klacht geldt als uitgangspunt dat ingevolge artikel 22 van de Gerechtsdeurwaarderswet de gerechtsdeurwaarder verplicht is een gespecificeerde rekening op te maken, waarin, indien van toepassing, onderscheid wordt gemaakt naar ambtelijke en niet-ambtelijke werkzaamheden terzake van een aan de gerechtsdeurwaarder toevertrouwde zaak. Op deze manier wordt de opdrachtgever – en desgevraagd de schuldenaar- beter in staat gesteld om de hoogte van de door de individuele gerechtsdeurwaarder gehanteerde tarieven te controleren. De Kamer voegt hieraan toe dat uit dit artikel ook volgt dat de gerechtsdeurwaarder desgevraagd een specificatie dient over te leggen van de door hem ontvangen bedragen uit een door hem gelegd beslag. Een schuldenaar kan hier belang bij hebben en niet goed valt in te zien waarom een dergelijk overzicht niet moet worden verstrekt. De gerechtsdeurwaarders erkennen ook dat zij wat zorgvuldiger hadden kunnen zijn in de verstrekking van informatie. Zij voeren aan het te betreuren een opgave van Vola over de hoogte van haar vordering te hebben aangemerkt als een opgave van de vordering van Finata en erkennen dat zij klager eerder een specificatie hadden kunnen geven van de door hen ontvangen bedragen.
4.3 Hieruit volgt dat de klacht van klager terecht is voorgesteld. Voor zover klager met zijn klacht mede het door de gerechtsdeurwaarders gelegde beslag ter discussie wenst te stellen, geldt dat de Kamer niet bevoegd is hierover een oordeel te vellen. Het tuchtrecht is daarvoor niet de geëigende weg. Enig klachtwaardig handelen op dit punt is overigens niet gebleken.
5. De klacht dient op grond van het voorgaande gegrond te worden verklaard. De Kamer ziet geen aanleiding over te gaan tot het opleggen van een maatregel zodat wordt beslist als volgt.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
? verklaart de klacht gegrond,
? laat het opleggen van een maatregel achterwege.
Aldus gegeven door mr. R.G. Kemmers, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en J. Smit, (plaatsvervangende) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 mei 2005 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.