ECLI:NL:GHAMS:2006:AU9679

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
963/05 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.A.M. Schippers
  • A.L.G.A. Stille
  • P.J.N. van Os
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris over onzorgvuldig handelen en communicatie met cliënten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 januari 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer van Toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden. De zaak betreft een klacht van klaagsters, [V] en [P], tegen notaris [X] over het handelen van de notaris en haar medewerkers. Klaagsters verwijten de notaris dat zij hen niet op de hoogte heeft gesteld van de overname van het notariskantoor van oud-notaris [Y] en dat een medewerker van de notaris vorderingen op briefpapier van de notaris naar hen heeft gestuurd zonder dat de notaris hiervan op de hoogte was. De notaris heeft in haar verweer gesteld dat zij goede bekendheid heeft gegeven aan haar benoeming en dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de handelingen van haar medewerkers die buiten haar medeweten om hebben plaatsgevonden. Het hof oordeelt dat de notaris niet verwijtbaar is voor het handelen van haar medewerkers, maar dat zij wel had moeten reageren op de verzoeken van klaagsters om schriftelijke bevestiging van de gang van zaken. Het hof verklaart de klacht van klaagsters gedeeltelijk gegrond en legt de notaris een waarschuwing op. De beslissing van de Kamer van Toezicht wordt in zoverre vernietigd, maar de vaststelling van de feiten blijft in stand.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BIJ VERVROEGING
Beslissing van 12 januari 2006 in de zaak onder rekestnummer 963/2005 NOT van:
MR. [X],
notaris te [plaats]
APPELLANTE,
gemachtigde: mr. A. Speksnijder,
t e g e n
1. [V],
2. [P],
beiden wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDEN.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellante, verder te noemen de notaris, is bij een op 20 juni 2005 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met één bijlage - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, verder te noemen de kamer, van 18 mei 2005, verzonden op 19 mei 2005, waarbij de klacht van geïntimeerden, hierna te noemen klaagsters, gedeeltelijk gegrond is verklaard en de notaris de maatregel van waarschuwing is opgelegd.
1.2. De notaris heeft haar verzoekschrift nader aangevuld bij brief - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen op 26 juli 2005.
1.3. Klaagsters hebben op 13 september 2005 een verweerschrift - met bijlagen - ingediend.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 december 2005. De notaris en haar gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, de gemachtigde aan de hand van een pleitnotitie. Klaagsters hebben bij brief, ter griffie van het hof ingekomen op 7 december 2005, laten weten niet te zullen verschijnen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Beoordeling van de bestreden beslissing
Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer, met uitzondering van de vaststelling van de feiten, en zal deze beslissing derhalve in zoverre vernietigen.
5. Het standpunt van klaagsters
5.1. Klaagsters verwijten de notaris dat zij, alhoewel klaagsters cliënt zijn van haar kantoor in [plaats], heeft verzuimd te melden dat zij notariskantoor [Y] had overgenomen.
5.2. Voorts heeft de notaris toegelaten – bewust of onbewust – dat een medewerker van haar kantoor op haar briefpapier vorderingen aan klaagsters heeft toegestuurd, waarvan de notaris zich later mondeling heeft gedistantieerd. Toen klaagsters de notaris vroegen om schriftelijk te bevestigen dat genoemde vorderingen niet uit haar naam aan klaagsters gestuurd hadden mogen worden, zoals besproken in een telefoongesprek op 27 december 2004, gaf de notaris geen reactie.
6. Het standpunt van de notaris
6.1. De notaris heeft via haar medewerkers, een rondschrijven en de pers zoveel mogelijk bekendheid gegeven aan haar benoeming. Blijkbaar heeft dit bericht klaagsters niet bereikt. De notaris heeft in ieder geval makelaar De Haan, tevens makelaar van klaagsters, schriftelijk van haar benoeming op de hoogte gesteld. Na 1 april 2004 ontvingen klaagsters ook brieven op het briefpapier van de notaris.
6.2. Ten aanzien van de genoemde vordering stelt de notaris dat haar voorganger, oud-notaris mr. [Y], die intussen de door klaagsters verschuldigde overdrachtsbelasting zelf had betaald, buiten medewerking en medeweten van de notaris een gerechtsdeurwaarderskantoor heeft ingeschakeld ten incassering van zijn vordering op klaagsters en heeft voorgewend dat de notaris daarvan de opdrachtgever zou zijn. Zowel de oud-notaris als de betrokken gerechtsdeurwaarder hebben de notaris hun excuses aangeboden hiervoor. De gerechtsdeurwaarder heeft dit blijkbaar niet gedaan jegens klaagsters, zoals de notaris wel had verzocht.
Toen de notaris in kennis werd gesteld van de aanschrijving van de gerechtsdeurwaarders aan klaagsters heeft zij onmiddellijk telefonisch contact gezocht met hen. Zij heeft klaagsters tevergeefs verzocht bij haar op kantoor te komen om een en ander te kunnen uitleggen en zij heeft, eveneens tevergeefs, aangeboden om bij klaagsters langs te gaan.
Dat er op het briefpapier van de notaris een brief is uitgegaan aan klaagsters van een van de medewerkers, is een fout geweest.
Wat betreft het verzoek van klaagsters om een schriftelijke bevestiging wijst de notaris erop dat dit verzoek ertoe strekte dat de vordering op klaagsters zou worden ingetrokken. De notaris wijst erop dat zij niet aan dit verzoek kon voldoen, nu het een vordering van oud-notaris [Y] betrof en zij hem niet kon binden.
7. De beoordeling
7.1. Evenals de kamer is het hof, met betrekking tot het eerste onderdeel van de klacht, van oordeel dat van de notaris niet verwacht mag worden dat zij alle cliënten van haar voorganger weet te bereiken. De notaris stelt via haar medewerkers, een rondschrijven en de pers zoveel mogelijk bekendheid te hebben gegeven aan haar benoeming. Bovendien was makelaar De Haan, die namens klaagsters optrad, schriftelijk op de hoogte gesteld van de benoeming van de notaris. Het hof is van oordeel dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.
7.2. Wat betreft de gang van zaken rond de vordering van oud-notaris [Y] overweegt het hof als volgt. Bij de mondelinge behandeling is het hof gebleken dat de overname van het kantoor van oud-notaris [Y] door de notaris buiten haar schuld niet op de meest wenselijke wijze heeft plaatsgevonden. Nadat de notaris enige tijd alleen boedelwerkzaamheden ten kantore van notaris [Y] had verricht kondigde deze plotseling zijn vertrek als notaris aan, waardoor de overdracht van werkzaamheden en dossiers aan de notaris als opvolgend notaris in [plaats] slechts summier kon plaatsvinden. Zo heeft de notaris ter zitting verklaard dat zij kort na de overname niet op de hoogte was van alle handelingen die haar medewerkers verrichtten. Alhoewel het hof van oordeel is dat het handelen van medewerkers van de notaris wel onder de verantwoordelijkheid van de notaris valt, is het hof van oordeel dat het in de gegeven omstandigheden de notaris niet verwijtbaar is toe te rekenen dat een van haar medewerkers brieven op haar briefpapier heeft doen uitgaan buiten haar medeweten.
7.3. Voorts overweegt het hof ten aanzien van het verzoek van klaagsters aan de notaris om schriftelijk te bevestigen dat de vordering niet uit haar naam aan klaagsters gestuurd had mogen worden het volgende. Uit de overgelegde stukken is het hof gebleken dat klaagsters op 28 december 2004, daags na het telefoongesprek tussen een van de klaagsters en de notaris, aan de notaris het volgende hebben geschreven:
“ (...)
Gezien het feit dat u zich persoonlijk distantieert van deze zaak, concluderen wij dat alle vorderingen uit uw naam gedaan – inclusief de vordering van 1800 euro dd 2 november 2004 – onterecht en abuis zijn. Graag zien wij dan ook per ommegaande bevestigd dat de betreffende vorderingen per direct worden ingetrokken.
(...)”
De notaris heeft er terecht op gewezen dat dit verzoek ertoe strekte om de vordering in te trekken en dat de notaris niet aan dit verzoek kon voldoen, nu het een vordering van oud-notaris [Y] betrof en zij hem niet kon binden
Het hof komt dan ook tot het oordeel dat ook het tweede onderdeel van de klacht ongegrond is.
7.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
7.5. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
8. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing met uitzondering van de vaststelling van de feiten en, opnieuw rechtdoende;
- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schippers, A.L.G.A. Stille en P.J.N. van Os uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 12 januari 2006.
KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE LEEUWARDEN
Reg.nr.: KvT 01-2005
UITSPRAAK
van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, hierna te noemen de Kamer, in de zaak van:
[P] en [V],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: klaagsters,
tegen
mr. [X],
notaris te [plaats],
hierna te noemen: de notaris.
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij brief van 30 januari 2005 hebben klaagsters een klacht ingediend tegen de notaris. De notaris heeft schriftelijk verweer gevoerd bij brief van 10 maart 2005. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 12 april 2005 ter vergadering van de voltallige Kamer. Klaagsters en de notaris zijn verschenen.
2. DE FEITEN
Op 27 maart 2004 vond ten overstaan van oud-notaris [Y] de overdacht plaats van
het pand dat klaagsters hadden gekocht aan de Oude Willem 5 te [woonplaats]. Op 1 april 2004 is oud-notaris [Y] gedefungeerd. Bij brief van 13 april 2004 heeft een medewerker van de notaris, voorheen medewerker van oud-notaris [Y], klaagsters erop gewezen dat per abuis geen overdrachtsbelasting was geheven over de erfpachtscanon en klaagsters verzocht zo spoedig mogelijk € 4423,= over te maken op de rekening van de notaris. Bij brief van 27 mei 2004 heeft deze medewerker klaagsters een herinnering hieromtrent gestuurd. Klaagsters hebben hierop bij brief van 10 juni 2004 gereageerd. Bij brief van 2 november 2004 heeft de medewerker klaagsters op briefpapier van de notaris geschreven dat de Belastingdienst na indiening van een bezwaarschrift had besloten de te betalen overdrachtsbelasting terug te brengen tot € 1800,= en heeft hij klaagsters verzocht tot betaling van dit bedrag over te gaan. Op 2 december 2004 schreven klaagsters aan de medewerker dat zij de overdrachtsbelasting niet willen betalen. Op 23 december 2004 ontvingen klaagsters een brief van gerechtsdeurwaarderskantoor Venema en Noppe uit Leeuwarden, waarin zij namens de notaris werden gesommeerd om een bedrag van € 4968,= over te maken (hoofdsom van € 4423,= vermeerderd met incassokosten). Op 27 december 2004 vernamen klaagsters van de notaris en haar medewerker dat zij zich distantieerden van de kwestie van de overdrachtsbelasting, omdat het van oud-notaris [Y] kwam. Bij schrijven van 11 januari 2005 en 19 januari 2005 heeft het deurwaarderskantoor klaagsters bericht dat oud-notaris [Y] zijn vordering van € 1800,= handhaaft.
3. DE KLACHT
3.1 De notaris heeft verzuimd klaagsters te melden dat zij het notariskantoor van oud-notaris [Y] had overgenomen, terwijl klaagsters formeel nog klant zijn van haar notariskantoor.
3.2 De notaris liet - bewust of onbewust - toe dat een medewerker van haar kantoor op haar briefpapier vorderingen naar klaagsters stuurde, waarvan zij zich later mondeling distantieerde. Toen klaagsters haar vroegen om schriftelijk te bevestigen dat de vorderingen niet uit haar naam naar klaagsters gestuurd hadden mogen worden, gaf de notaris geen reactie.
4. HET STANDPUNT VAN DE NOTARIS
4.1 De notaris heeft via haar medewerkers, een rondschrijven en de pers zoveel mogelijk bekendheid gegeven aan haar benoeming per 1 april 2004 als notaris te [plaats], maar dit bericht heeft klaagsters blijkbaar spijtig genoeg niet tijdig bereikt. De makelaar van klaagsters is in ieder geval wel schriftelijk op de hoogte gesteld van de benoeming van de notaris. Ook ontvingen klaagsters na 1 april 2004 brieven op het briefpapier van de notaris.
4.2 De notaris is van mening dat klaagsters zich terecht tot haar, als opvolger van oud-notaris [Y], hebben gewend ter verdere afhandeling van de zaak rond de naheffing overdrachtsbelasting. Een medewerker van de notaris heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffing, welk bezwaar is gehonoreerd, waardoor de aanslag is teruggebracht tot € 1800,=.
Oud-notaris [Y], die intussen de door klaagsters verschuldigde overdrachtsbelasting zelf had betaald, heeft buiten medeweten van de notaris het deurwaarderskantoor Venema en Noppe te Leeuwarden ingeschakeld ter incassering van zijn vordering en heeft de notaris daartoe als opdrachtgever voorgewend. Zowel oud-notaris [Y] als de deurwaarder hebben de notaris later verzekerd dat in casu sprake was van een "misverstand" en hebben de notaris hun verontschuldigingen aangeboden. De notaris betreurt het als in het telefoongesprek met klaagsters van 27 december 2004 haar verbazing over de gang van zaken richting oud-notaris [Y] heeft doorgeklonken, aangezien zij klaagsters daar geenszins mee heeft willen belasten.
5. DE BEOORDELING DOOR DE KAMER
5.1 Op grond van art. 98 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degene te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De Kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de notaris in deze klachtzaak een verwijtbare handeling in de zin van dit artikel oplevert.
5.2 Met betrekking tot de klacht, genoemd onder 3.1, overweegt de Kamer het volgende. Naar het oordeel van de Kamer kan niet worden geoordeeld dat de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door klaagsters niet persoonlijk op de hoogte te stellen van de omstandigheid dat zij het notariskantoor van oud-notaris [Y] heeft overgenomen. De notaris stelt goede bekendheid te hebben gegeven aan haar benoeming als notaris te [plaats]. Van haar kan niet worden verwacht dat zij alle (oud-)cliënten van haar voorganger weet te bereiken teneinde hen persoonlijk in kennis te stellen van de overname van het notariskantoor. De Kamer zal dit onderdeel van de klacht dan ook ongegrond verklaren.
5.3 Ten aanzien van de klacht, genoemd onder 3.2, overweegt de Kamer als volgt.
Klaagsters zijn door de medewerker van de notaris op de hoogte gesteld van de omstandigheid dat alsnog overdrachtsbelasting over de gekapitaliseerde erfpachtscanon betaald diende te worden. Hen is geen nadere toelichting hieromtrent gegeven. Voorts zijn klaagsters niet op de hoogte gesteld van de omstandigheid dat de medewerker van de notaris bezwaar had gemaakt bij de Belastingdienst tegen de hoogte van het te betalen bedrag aan overdrachtsbelasting. De Kamer stelt verder vast dat de verzoeken tot betalen van de naheffing overdrachtsbelasting en de vorderingen via het deurwaarderskantoor in eerste instantie van het kantoor van de notaris kwamen, terwijl is gebleken dat oud-notaris [Y] de nog te betalen overdrachtsbelasting heeft voldaan en hij het deurwaarderskantoor heeft ingeschakeld. Klaagsters hebben van de zijde van het notariskantoor geen schriftelijke reactie ontvangen naar aanleiding van hun brieven, waarin zij reageren op de verzoeken en vorderingen om de naheffing overdrachtsbelasting te betalen. Zij hebben wel om informatie gevraagd en hebben in ieder geval in hun brief van 28 december 2004 uitdrukkelijk gevraagd om een schriftelijke bevestiging van hetgeen de notaris in het telefoongesprek van 27 december 2004 had verteld over de gang van zaken rond de verzoeken tot betaling en de vorderingen via het deurwaarderskantoor.
Gelet op het voorgaande is de Kamer van oordeel dat de notaris schriftelijk uitleg had moeten geven over de naheffing overdrachtsbelasting, het ingediende bezwaar bij de belastingdienst en de omstandigheid dat via het deurwaarderskantoor vorderingen zijn gedaan uit haar naam, terwijl oud-notaris [Y] de naheffing had betaald. Klaagsters waren bij de eigendomsoverdracht van het door hen gekochte pand immers kennelijk niet op de hoogte van de verplichting overdrachtsbelasting over de gekapitaliseerde erfpachtscanon te betalen. Voorts acht de Kamer het onzorgvuldig dat klaagsters niet zijn betrokken bij de indiening van het bezwaar en hadden zij in ieder geval hieromtrent geïnformeerd dienen te worden. In verband met de voor klaagsters zeer onoverzichtelijke gang van zaken had het op de weg van de notaris gelegen de inhoud van het telefoongesprek van 27 december 2004 schriftelijk aan klaagsters te bevestigen, helemaal nu klaagsters hier expliciet om hebben verzocht. Zoals de notaris ter zitting ook heeft aangegeven had van haar een schriftelijke reactie mogen worden verwacht. In het voorgaande ziet de Kamer aanleiding dit onderdeel van de klacht gegrond te verklaren.
5.4 Op grond van het hiervoor overwogene oordeelt de Kamer dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. De Kamer acht de geconstateerde handelwijze van de notaris dusdanig ernstig dat ter zake daarvan de tuchtrechtelijke maatregel van waarschuwing zal worden opgelegd.
6. DE BESLISSING
De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden:
- verklaart de klacht, genoemd onder 3.1, ongegrond;
- verklaart de klacht, genoemd onder 3.2, gegrond;
- legt aan notaris [X] de maatregel waarschuwing op;
- bepaalt dag en uur waarop de waarschuwing zal worden uitgesproken nadat de vaststelling
heeft plaatsgevonden dat tegen de onderhavige beslissing geen rechtsmiddel meer openstaat.
Deze beslissing is genomen te Leeuwarden door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzitter, mrs. J.C.G. Leijten en H.Ph. Breuker, leden, mrs. N. de Wolf en J.G. de Beer, plaatsvervangend leden, bijgestaan door mr. M.J.C. ten Hoopen, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2005.
De beslissing is verzonden op
Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.