ECLI:NL:GHAMS:2006:AU9684

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1169/05 NOt
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.A.M. Schipper
  • A.L.G.A. Stille
  • P.J.N. van Os
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van een notaris voor handelingen van zijn voorganger

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 januari 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de Kamer voor de Notarissen en Kandidaat-Notarissen te 's-Gravenhage. De zaak betreft een klacht van klaagster, [M], tegen notaris mr. [X]. Klaagster heeft een klacht ingediend omdat zij zich niet als erfgename en cliënt van de oud-notaris mr. [Y] behandeld voelt. De klacht is ingediend op 28 juli 2004 en betreft onder andere het gebrek aan inzage in haar dossier en het niet verstrekken van kopieën van relevante documenten door de notaris. Klaagster stelt dat de notaris partijdig en onzorgvuldig handelt en haar niet correct bejegent. De notaris heeft in zijn verweer aangegeven dat hij eerst inzage in een verklaring van erfrecht wil hebben voordat hij verdere stappen onderneemt. Het hof heeft vastgesteld dat klaagster geen verklaring van erfrecht heeft overgelegd, wat heeft geleid tot stagnatie in de afhandeling van haar verzoeken. Het hof oordeelt dat de notaris niet tuchtrechtelijk kan worden aangesproken voor handelingen van zijn voorganger en dat hij gerechtigd is kosten in rekening te brengen voor het verstrekken van kopieën. Het hof verwerpt het hoger beroep van klaagster en bevestigt de beslissing van de Kamer, die de klacht ongegrond heeft verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 12 januari 2006 in de zaak onder rekestnummer 1169/05 NOT van:
[M],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTE
t e g e n
MR. [X]
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 26 juli 2005 ingekomen een verzoekschrift van appellante, verder te noemen klaagster, waarbij zij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Gravenhage, verder te noemen de kamer, van 22 juni 2005, waarbij de klacht van klaagster tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, ongegrond is verklaard
1.2. Van de zijde van de notaris is een verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen op 5 september 2005.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 december 2005. De notaris is verschenen en heeft het woord gevoerd. Klaagster is, alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld, met dien verstande dat klaagster bezwaar heeft gemaakt tegen de vaststelling van de feiten waarvan zij stelt dat deze vaag is en ook nog onjuist: er wordt er geen gewag gemaakt van de beneficiaire aanvaarding door klaagster en het vervallen verklaren van deze aanvaarding op 18 september 1998. Het hof zal, voor zover noodzakelijk, deze stellingen van klaagster beoordelen in rubriek 6.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster stelt dat de notaris haar niet als cliënt van zijn voorganger, mr. [Y], behandelt. De notaris geeft klaagster geen inzage in haar dossier en wil haar geen kopieën verstrekken van de recherches van zijn voorganger met betrekking tot onroerende goederen en belastingaanslagen, en van het door hem ontvangen originele testament van [G], hierna: erflater. Voorts vraagt de notaris klaagster een verklaring van erfrecht die zijn voorganger nooit aan klaagster heeft verstrekt. Tenslotte heeft de notaris de bank niet geïnformeerd.
4.2. In hoger beroep stelt klaagster dat de notaris de zaak eenzijdig heeft afgesloten en haar, via haar advocaat, een werkstaat heeft doen toekomen waarin twee pagina’s ontbreken. Voorts heeft de notaris, geheel buiten klaagster om, beslag laten leggen op het vermogen van erflater teneinde zijn eigen declaratie veilig te stellen. Ook heeft de notaris nooit geantwoord op een brief van de Rabobank Noord-Groningen van 18 juni 2003 inzake een hypotheek en heeft de notaris het adres van de bankrekening van erflater laten wijzigen in zijn postadres zonder verklaring van erfrecht.
5. Het standpunt van de notaris
De notaris stelt in de eerste plaats dat aan klaagster bij brief van 31 december 2003 een kopie is toegezonden van het zich in het dossier bevindende kopie-testament van 20 mei 1983. Aangezien voorts niet uit het dossier bleek of klaagster de nalatenschap daadwerkelijk beneficiair aanvaard had, heeft de notaris in zijn brieven van 31 december 2003 en 13 juli 2004 klaagster verzocht om overlegging van een verklaring van erfrecht. Klaagster heeft de notaris echter nooit geantwoord. De notaris is bereid om, na ontvangst van het door hem gevraagde en tegen betaling van kosten, de vragen van klaagster op basis van de in het dossier beschikbare gegevens zo goed mogelijk te beantwoorden.
6. De beoordeling
6.1. In hoger beroep heeft klaagster haar klacht aangevuld. Nu het hier klachtonderdelen betreft die voor het eerst in hoger beroep zijn aangevoerd laat het hof deze onderdelen verder buiten beschouwing.
6.2. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten, dan wel andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.4. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.L.G.A. Stille en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 12 januari 2006.
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen ’s­Gravenhage
Beslissing inzake de klacht onder nummer 04-25 van:
[M],
wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen klaagster,
tegen
mr [X],
notaris te [plaats],
hierna ook te noemen de notaris.
De procedure
De Kamer heeft kennisgenomen van:
? de klacht, ingekomen op 28 juli 2004,
? het antwoord van de notaris met bijlagen,
? de repliek van klaagster met bijlagen,
? de dupliek van de notaris,
? de brief van klaagster, ingekomen 18 januari 2005.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 mei 2005. Daarbij waren aanwezig klaagster en de notaris.
Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt.
De voorgeschiedenis
De voorganger van de notaris, oud-notaris mr [Y], was belast met de afwikkeling van de nalatenschap van de heer [G], overleden op 4 december 1995. Mr [Y] heeft het dossier na het indienen van een slotdeclaratie in beginsel gesloten in 1998, zonder dat klaagster, genoemd als erfgename in voormeld testament, zich na een lange tijd van beraad had geuit omtrent het al dan niet (beneficiair) aanvaarden van de nalatenschap en derhalve ook zonder een verklaring van erfrecht af te geven.
Volgens de notaris is uit het dossier af te leiden dat de rechtbank Groningen bij beschikking van 19 juni 1998 het verzoek van klaagster om de termijn van beraad nogmaals te verlengen heeft afgewezen.
Bij brief van 31 december 2003 heeft de notaris klaagster op haar verzoek een kopie doen toekomen van een (kennelijk niet gewaarmerkte) kopie van het testament van de heer [G], op 20 mei 1983 verleden voor mr E.B. Bennink Bolt, destijds notaris te Amsterdam.
In die brief heeft de notaris ook verzocht om een originele verklaring van erfrecht ter inzage , waaruit blijkt dat klaagster de nalatenschap al dan niet beneficiair heeft aanvaard en derhalve belanghebbende is.
Bij brief van 13 juli 2004 heeft de notaris klaagster wederom gevraagd om een originele verklaring van erfrecht, waaruit blijkt dat zij belanghebbende is.
De klacht
De klacht luidt dat klaagster door de notaris niet als erfgename en als cliënt van oud-notaris mr [Y] wordt behandeld. Zij stelt daartoe dat de notaris partijdig, onzorgvuldig en weinig voortvarend handelt, niet aan zijn recherche- of onderzoeksplicht voldoet en haar als cliënte niet correct bejegent.
Voorts verwijt klaagster de notaris dat hij geen inzage geeft in haar dossier, geen kopieën wil verstrekken van de recherches van zijn voorganger met betrekking tot onroerende goederen en belastingaanslagen, van het door hem ontvangen originele testament van wijlen de heer [G] en haar een verklaring van erfrecht vraagt, die zijn voorganger nooit aan klaagster heeft gegeven en voorts de bank niet informeert.
Het verweer
De notaris heeft onder meer als verweer aangevoerd dat het originele testament zich niet in het dossier bevindt, slechts een afschrift, waarvan hij klaagster een kopie heeft verstrekt; voorts dat hij alvorens klaagster inzage te geven in het dossier en verder te gaan met de afwikkeling inzage moet hebben in de laatste originele en meest correcte verklaring van erfrecht die in het bezit is van klaagster. Het is onduidelijk of klaagster de erfenis al dan niet beneficiair heeft aanvaard en derhalve of klaagster wel belanghebbende is.
De beoordeling van de klacht
Ter zitting is gebleken dat klaagster met name kopieën wenst van stukken die zich in het dossier bevinden alsmede inzage in het dossier en van mening is dat de notaris daarvoor geen kosten in rekening mag brengen.
Naar het oordeel van de Kamer is de notaris gerechtigd om eerst inzage in de verklaring van erfrecht te vragen alvorens inzage te geven in het dossier.
Vast staat dat klaagster - ondanks verzoeken daartoe en voorstellen om tegemoet te komen aan de door klaagster gestelde huivering om originele stukken over te leggen - de notaris geen verklaring van erfrecht ter inzage heeft gegeven en daarmede zelf debet is aan de stagnatie in de door haar gewenste verschaffing van kopieën en inzage van het dossier. Voorzover de klacht daarop betrekking heeft, wordt deze dan ook afgewezen.
Ter zitting heeft klaagster overgelegd vier verklaringen van erfrecht, opgemaakt door notaris mr R.M. Dom te Voorburg. In deze verklaringen staat dat klaagster gerechtigd is tot de nalatenschap.
De notaris heeft daarop verklaard dat voor hem voldoende is dat notaris Dom klaagster als gerechtigde heeft geaccepteerd om haar kopieën uit het dossier te verstrekken dan wel inzage in het dossier te verschaffen, hoewel niet duidelijk is of zij al dan niet beneficiair heeft aanvaard.
Hij heeft zich bereid verklaard kopieën van de door klaagster gewenste stukken te verschaffen voor zover deze zich in het omvangrijke dossier bevinden tegen betaling van de kosten en zo dit niet voldoende mocht zijn klaagster de gelegenheid te geven om onder leiding van een medewerkster het dossier in te zien. Voorts heeft de notaris toegezegd dat hij een gematigd tarief voor zich zelf en zijn medewerkster zal hanteren.
Klaagster is van mening dat de notaris hiervoor geen kosten in rekening mag brengen, aangezien de voorganger van de notaris zijn werk niet heeft afgemaakt en haar niet de stukken heeft toegezonden waarvoor zij wel had betaald. Voorts ontbraken er daarbij stukken, hetgeen de reden is dat zij het dossier wil inzien.
Naar de notaris onweersproken heeft verklaard is indertijd een procedure gevoerd over de rekening van (oud-)notaris [Y] en is deze kwestie toen afgehandeld.
De Kamer overweegt dat een notaris niet tuchtrechtelijk kan worden aangesproken voor hetgeen aan handelingen is verricht (of niet verricht) door zijn voorganger.
De notaris, die in het verleden overigens al veel kopieën gratis heeft verstrekt aan klaagster, is gerechtigd – naar het oordeel van de Kamer - kosten te berekenen voor vorenbedoelde door hem te verrichten handelingen.
De conclusie luidt dat de verwijten van klaagster geen doel treffen en dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.
De beslissing
De Kamer voornoemd:
Verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs R.J. Paris, voorzitter, R. van der Galiën, G.H.I.J. Hage, J. Hulsebosch en J.Z. Moree, leden, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr E.G.H. Laurijssen, in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2005.
Afschrift van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan de notaris en aan de klaagster gezonden.
Binnen dertig dagen na de dagtekening van de begeleidende brief kunnen de notaris en de klaagster van deze beslissing in hoger beroep komen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.