ECLI:NL:GHAMS:2006:AU9895

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
avnr: 10365 - 12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • A.G. Coumans
  • Y.A.J.M. van Kuijck
  • G.C. Gillissen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel en verlenging van voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 januari 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beschikking van de rechtbank Utrecht van 20 december 2005. De rechtbank had de vordering tot verlenging van de gevangenhouding van de verdachte afgewezen, wat leidde tot zijn onmiddellijke invrijheidstelling. De verdachte was eerder op 10 november 2005 in bewaring gesteld in verband met de verdenking van diefstal van een fiets. De officier van justitie had aangegeven voornemens te zijn om de verdachte te plaatsen in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD). Het hof oordeelde dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom de verdachte niet in aanmerking zou komen voor de ISD-maatregel, ondanks de wettelijke criteria die hiervoor gelden. Het hof benadrukte dat de duur van de voorlopige hechtenis niet in verhouding staat tot de gebruikelijke straffen voor vergelijkbare delicten, maar dat de mogelijkheid van de ISD-maatregel een belangrijke overweging is. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de vordering tot verlenging van de gevangenhouding toe voor de duur van zestig dagen. Deze beslissing werd genomen in het licht van de noodzaak om de verdachte de kans te geven om te worden beoordeeld voor de ISD-maatregel, waarbij een schriftelijke rapportage vereist is.

Uitspraak

Gerechtshof te Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
pkn: 16-604576-05
avnr: 10365 - 12
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1972],
verblijvende te [verblijfplaats], [adres].
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank te Utrecht van 20 december 2005, houdende de afwijzing van de vordering tot verlenging van de geldigheidsduur van de gevangenhouding van verdachte.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal in raadkamer van heden.
Het hof heeft gezien bovengenoemde beschikking en de akte opgemaakt door de griffier bij die rechtbank van 27 december 2005.
OVERWEGINGEN:
Bij beschikking van 10 november 2005 heeft de rechter-commissaris de bewaring bevolen in verband met een gerezen verdenking ter zake van kort gezegd de diefstal van een fiets. Op 17 november 2005 is een bevel gevangenhouding afgegeven voor een termijn van dertig dagen. Tijdens de behandeling van de daartoe strekkende vordering in raadkamer is door de officier van justitie aangegeven dat het openbaar ministerie voornemens is bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting te vorderen dat verdachte zal worden geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD).
Op 20 december 2005 is door de raadkamer gevangenhouding van de rechtbank te Utrecht, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering de vordering tot verlenging van de gevangenhouding afgewezen en is de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte bevolen.
Het hof kan zich met die beschikking niet verenigen. Weliswaar is het onmiskenbaar zo dat de duur van de voorlopige hechtenis na de gevorderde verlenging in geen verhouding zou staan tot de gemeenlijk op te leggen straffen bij vergelijkbare delicten en een vergelijkbare justitiële documentatie. Anderzijds is reeds bij een eerdere behandeling van de voorlopige hechtenis door de officier van justitie voormeld voornemen aangaande de ISD-maatregel kenbaar gemaakt. Voorshands is het hof van oordeel dat een dergelijk voornemen zich, gegeven de daarvoor geldende wettelijke criteria, goed verdraagt met de over verdachte bekend geworden informatie.
Voor toepassing van een dergelijke maatregel is in beginsel een schriftelijke rapportage als bedoeld in artikel 38 lid 4 van het wetboek van strafrecht vereist. Het onderzoek dat ten grondslag kan liggen aan een dergelijk advies en het concipiëren van dat advies zal enige tijd vergen. Gedurende de daarmee gemoeid zijnde periode blijft dus de mogelijkheid open dat op grond van de inhoud van dat advies de officier van justitie niet zal besluiten tot het vorderen van de oplegging van de maatregel of de rechter de maatregel niet zal opleggen. Reeds hieruit blijkt dat een zekere spanning tussen de duur van de voorlopige hechtenis en de uiteindelijk op te leggen straf of maatregel bij feiten van een relatief geringe ernst inherent is aan de door de wetgever gekozen systematiek rond de ISD-maatregel.
De thans bestreden beschikking zou eerst begrijpelijk zijn als daarin was aangegeven dat en waarom verdachte zeker niet in aanmerking zou dienen te komen voor het aangekondigde ISD-traject. Daarover vermeldt de beschikking evenwel niets.
BESLISSING:
Het hof vernietigt de beschikking waarvan beroep, wijst alsnog de vordering tot verlenging van de gevangenhouding toe voor de duur van ZESTIG DAGEN.
Aldus gegeven op 18 januari 2006 door mrs A.G. Coumans, voorzitter, Y.A.J.M. van Kuijck en G.C. Gillissen, raadsheren, in tegenwoordigheid van F.Th. Smeenk, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.