ECLI:NL:GHAMS:2006:AV0862

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2177/05 SKG
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conservatoir beslag op aandelen en de gevolgen voor de verhaalbaarheid van vorderingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende conservatoir beslag op aandelen van Yukos Finance door de vennootschap OAO Yuganskneftegaz. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 2 februari 2006 uitspraak gedaan in deze zaak. De achtergrond van het geschil ligt in een vordering van Yuganskneftegaz op Yukos Oil, die voortvloeit uit een arbitrale uitspraak waarbij Yukos Oil is veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan Yuganskneftegaz. Om deze vordering te verzekeren, heeft Yuganskneftegaz op 15 september 2005 conservatoir beslag gelegd op de aandelen van Yukos Oil in Yukos Finance. Yukos c.s. hebben in hoger beroep de opheffing van dit beslag gevorderd, stellende dat de vordering ondeugdelijk is en dat het beslag hen onterecht benadeelt.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de vordering van Yuganskneftegaz ondeugdelijk is. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat het belang van Yuganskneftegaz bij het handhaven van het beslag zwaarder weegt dan het belang van Yukos c.s. bij de opheffing ervan. Het hof heeft de grieven van Yukos c.s. verworpen en geconcludeerd dat het beslag gehandhaafd blijft. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen in kort geding procedures, vooral wanneer het gaat om conservatoir beslag en de bescherming van vorderingen.

De uitspraak heeft ook implicaties voor de herstructurering van Yukos Finance en de gevolgen daarvan voor de verhaalbaarheid van vorderingen. Het hof heeft geoordeeld dat de herstructurering niet zonder meer onrechtmatig is, maar dat de gevolgen voor de crediteuren, waaronder Yuganskneftegaz, niet kunnen worden genegeerd. De uitspraak bevestigt dat in kort geding procedures de bewijslast voor de ondeugdelijkheid van de vordering bij de beslagene ligt, en dat het hof in deze fase niet kan oordelen over de uiteindelijke rechtmatigheid van de herstructurering.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht OAO YUGANSKNEFTEGAZ,
gevestigd te Nefteyugansk, Russische Federatie,
APPELLANTE IN HET PRINCIPAAL APPEL,
GEÏNTIMEERDE IN HET INCIDENTEEL APPEL,
procureur: mr. M. Deckers,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
YUKOS FINANCE B.V., gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid YUKOS INTERNATIONAL UK B.V., gevestigd te Amsterdam
3. de stichting STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR YUKOS INTERNATIONAL, gevestigd te Amsterdam,
procureur: mr. R.J. van Galen,
4. de vennootschap naar buitenlands recht MORAVEL INVESTMENT LIMITED, gevestigd te Cyprus,
procureur: mr. A.A.H.J. Huizing,
GEÏNTIMEERDEN IN HET PRINCIPAAL APPEL,
APPELLANTEN IN HET INCIDENTEEL APPEL.
1. Het geding in hoger beroep
Appellante in het principaal appel wordt hierna Yuganskneftegaz genoemd, terwijl geïntimeerden 1 tot en met 3 in het principaal appel gezamenlijk worden aangeduid als Yukos c.s., afzonderlijk als Yukos Finance, Yukos International en de Stichting en geïntimeerde sub 4 als Moravel.
Bij exploot van 2 december 2005 is Yuganskneftegaz in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam van 24 november 2005, in kort geding onder rolnummer 326604/KG 05-1997 AB gewezen tussen Yuganskneftegaz als eiseres in conventie, verweerster in reconventie, en Yukos c.s. als gedaagden in conventie, eisers in reconventie, en Moravel als gevoegde partij aan de zijde van gedaagden (in conventie). De appeldagvaarding bevat de grief.
Yuganskneftegaz heeft overeenkomstig het appelexploot van grieven gediend en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis voor zover in conventie gewezen zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad haar vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Yukos c.s. en Moravel in de kosten van het geding in beide instanties.
Yukos c.s. hebben bij memorie van antwoord in principaal appel tevens houdende memorie van grieven in incidenteel appel de grief bestreden, voorts in incidenteel appel tegen het vonnis in reconventie, voor zover daarbij beslagen zijn gehandhaafd, zeven grieven aangevoerd en geconcludeerd in het principaal appel dat het hof het vonnis in conventie zal bekrachtigen en in het incidenteel appel dat het hof het vonnis in reconventie
zal vernietigen voor zover daarbij beslagen zijn gehandhaafd en, opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad die (gehandhaafde) beslagen alsnog zal opheffen, met veroordeling van Yuganskneftegaz in de kosten van het principaal en het incidenteel appel.
Bij afzonderlijk genomen memorie van antwoord tevens houdende memorie van grieven in incidenteel appel, met producties, heeft Moravel de grief van Yuganskneftegaz bestreden, in incidenteel appel twee grieven aangevoerd en geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof het vonnis zal bekrachtigen onder verbetering van het in rov. 1 h gestelde, met veroordeling van Yuganskneftegaz in de kosten van het principaal en het incidenteel appel.
Vervolgens hebben partijen hun standpunten ter terechtzitting van 6 januari 2006 door hun procureurs doen toelichten aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities. Yuganskneftegaz heeft daarbij geconcludeerd het incidenteel appel af te wijzen. Yukos c.s. hebben bij die gelegenheid nog stukken in het geding gebracht. Voorts hebben partijen en een vertegenwoordiger van Yukos Oil Company antwoord gegeven op door het hof gestelde vragen.
Tenslotte hebben partijen de stukken van het geding in beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt, aan het hof overgelegd voor het wijzen van arrest.
2. Grieven
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de appeldagvaarding, onderscheidenlijk de desbetreffende memories.
3. Feiten
De voorzieningenrechter heeft in overweging 1 onder de letters a tot en met m een opsomming gegeven van de feiten waarvan in dit geding wordt uitgegaan. In hun eerste grief in incidenteel appel bestrijden Yukos c.s. (gedeeltelijk) hetgeen in 1 e, respectievelijk 1 f is vastgesteld, terwijl Moravel in haar incidenteel appel het in 1 h vermelde bestrijdt. Aangezien te dien aanzien tussen partijen geen verschil van mening bestaat zal het hof van de in die grieven verbeterde feiten uitgaan. De overige feiten staan niet ter discussie zodat die feiten ook het hof tot uitgangspunt dienen.
4. Beoordeling
4.1. Het hof zal, evenals de voorzieningenrechter en op dezelfde grond (rov 10), eerst de vordering van Yuganskneftegaz op Yukos Oil bespreken. In dit verband is het volgende van belang. Yuganskneftegaz en OAO NK Yukos (tevens handelend onder de naam Yukos Oil Company, hierna Yukos Oil) zijn beide Russische bedrijven actief op het gebied van de winning, het transport en de verkoop van – met name – olie en gas. Yukos Oil was tot december 2004 de moedermaatschappij van Yuganskneftegaz. Krachtens een Commission Agreement van 18 juni 2004 verkocht Yukos Oil op eigen naam maar voor rekening en onder instructie van Yuganskneftegaz, olie van Yuganskneftegaz. Yukos Oil is haar verplichtingen jegens Yuganskneftegaz onder de overeenkomst niet (volledig) nagekomen waarop Yuganskneftegaz ter zake een procedure tegen Yukos Oil aanhangig heeft gemaakt. De arbitrale rechtbank te Moskou heeft Yukos Oil bij vonnis van 19 mei 2005 veroordeeld tot betaling aan Yuganskneftegaz van een bedrag van 62.359.504.905 roebel (circa € 1,8 miljard). Op 21 juli 2005 is dat vonnis in hoger beroep bekrachtigd. Het cassatieberoep is op 22 september 2005 verworpen. Yuganskneftegaz heeft ter verzekering van verhaal van haar opeisbare vordering op Yukos Oil op 15 september 2005 conservatoir beslag doen leggen op de aandelen die Yukos Oil houdt in Yukos Finance. Yukos Oil is enig aandeelhouder van Yukos Finance.
Yukos Finance heeft in april 2005 een herstructurering uitgevoerd. In het kader van die herstructurering is op 14 april 2005 de Stichting opgericht. Vervolgens heeft Yukos Finance op 19 april 2005 haar deelnemingen in buitenlandse vennootschappen aan Yukos International overgedragen en diezelfde dag haar aandelen in Yukos International aan de Stichting in ruil voor certificaten van deze aandelen. Daarop heeft Yuganskneftegaz op 7 oktober 2005, voorzover nog van belang, ten laste van Yukos c.s. het beslag doen leggen waarvan zij in dit geding de opheffing vorderen.
4.2. Andere schuldeisers van Yukos Oil zijn BNP Paribas S.A. en 13 anderen (hierna: BNP Parisbas c.s.) met een opeisbare vordering van in totaal US$ 472.787.663,10 en Moravel met een opeisbare vordering van ongeveer US$ 660.000.000,-. BNP Parisbas c.s. hebben op 26 april 2005 conservatoir beslag gelegd op alle aandelen die Yukos Oil houdt in Yukos Finance en Moravel heeft datzelfde gedaan op 20 april 2005. Op 15 juli 2005 hebben BNP Parisbas c.s. een verzoek ex art. 474g Rv bij de rechtbank Amsterdam ingediend dat ertoe strekt dat de rechtbank zal bepalen dat en op welke wijze zal worden overgegaan tot de verkoop en overdracht van de door BNP Parisbas c.s. in beslaggenomen aandelen in Yukos Finance die op naam van Yukos Oil staan. In die procedure zijn Yukos Oil, Yukos Finance, Yukos International en Moravel verweerders, terwijl Yuganskneftegaz is toegelaten als belanghebbende. De rechtbank heeft in bedoelde procedure bij beschikking van 15 december 2005 twee deskundigen benoemd en hun een viertal vragen voorgelegd aangaande de wijze van verkoop van de aandelen Yukos Finance (en de gevolgen daarvan) en tevens bepaald dat de deskundigen hun schriftelijk bericht uiterlijk 1 mei 2006 dienen in te leveren bij de griffie van de rechtbank.
Inmiddels hebben zowel BNP Parisbas c.s. als Moravel een executoriale titel verkregen voor hun respectieve vorderingen.
4.3. In de tweede grief in incidenteel appel bestrijden Yukos c.s. het oordeel van de voorzieningenrechter dat hun verweer dat het intercompany vorderingen zijn niet opgaat nu Yuganskneftegaz thans in andere handen is. Yukos c.s. stellen zich op het standpunt, kort gezegd, dat de Russische staat zich van Yuganskneftegaz heeft meester gemaakt door middel van een nep-veiling (mva 1.70) en dat, waar de acties van de Russische staat zoals in de processtukken gereleveerd in strijd zijn met fundamentele rechtsbeginselen, de Nederlandse en de internationale rechtsorde zich ertegen verzetten dat de Nederlandse rechter effect verleent aan de gevolgen van deze acties (mva 1.10 en 5.5).
4.4. Vaststaat dat Yukos Oil op basis van de Commission Agreement circa € 1,8 miljard aan Yuganskneftegaz verschuldigd is geworden, toen zij nog moeder- en dochtervennootschap wa-ren. Door de veiling van Yuganskneftegaz in december 2004 is die moeder-dochter verhouding verloren gegaan. Of, en zo ja, in hoeverre, de gang van zaken rond die veiling in strijd is geweest met fundamentele rechtsbeginselen, hetgeen Yukos c.s. stellen maar Yuganskneftegaz bestrijdt, is vooralsnog niet komen vast te staan en vereist derhalve nader onderzoek waarvoor dit geding zich niet leent. Evenmin kan derhalve op die grond worden aangenomen dat de vordering waarvoor Yuganskneftegaz beslag heeft gelegd niet opeisbaar, onderscheidenlijk ondeugdelijk is, dan wel dat de openbare orde zich verzet tegen het nemen van maatregelen tot bewaring daarvan. De grief faalt derhalve.
4.5 In de derde incidentele grief komen Yukos c.s. op tegen de overweging van de voorzieningenrechter, zakelijk weergegeven, dat de verweren van Yukos Oil (bedoeld zal zijn: Yukos c.s.) erop neerkomen dat het de met Yuganskneftegaz te vereenzelvigen Russische staat zelf is die het onmogelijk maakt dat de vordering van circa € 1,8 miljard in Rusland wordt voldaan en dat in dit kort geding onvoldoende mogelijk is te beoordelen wie van beide partijen op dit punt gelijk heeft. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft een vertegenwoordiger van Yukos Oil verklaard dat in verband met belastingaanslagen al anderhalf jaar beslag ligt op alle bezittingen van Yukos Oil in Rusland. Zolang de Russische staat de executie van zijn belastingvorderingen niet ter hand neemt is het voor andere schuldeisers niet mogelijk hun vorderingen in Rusland te executeren. De hierover ingediende klachten zijn door (de) Russische rechtbank(en) verworpen. Overigens moet in Rusland in geval van een veroordelend vonnis een executoriale titel worden gevraagd en moet binnen twee maanden na het afgeven van die titel de executie ter hand worden genomen. Noch de Russische staat noch Yuganskneftegaz heeft een dergelijke titel aangevraagd, aldus de vertegenwoordiger van Yukos Oil.
4.6. Gezien deze, niet bestreden, verklaring moet voorshands ervan worden uitgegaan dat klachten over het niet invorderen door de Russische staat van zijn belastingvorderingen aan het oordeel van de Russische rechter zijn onderworpen en door deze zijn verworpen. In hoeverre dit terecht is geschied kan in dit kort geding niet worden beoordeeld. Daargelaten de relevantie van dit een en ander (nu een crediteur – behoudens misbruik van bevoegdheid – in beginsel gerechtigd is om te bepalen op welke vermogensbestanddelen van de debiteur hij zich wenst te verhalen) betekent dat evenmin kan worden beoordeeld in hoeverre Yuganskneftegaz, namens wie ter terechtzitting in hoger beroep is verklaard dat zij haar vordering op Yukos Oil in Rusland niet kan executeren als gevolg van door de Russische staat gelegde beslagen (pleitnotities 15), er enig verwijt van kan worden gemaakt dat zij haar vordering niet in Rusland incasseert. Tegen deze achtergrond is vooralsnog niet aannemelijk geworden dat het beslag onnodig is gelegd. Dat Yuganskneftegaz, naar door de vertegenwoordiger van Yukos Oil werd verklaard, een 100% dochter is van Rosneft, een Russisch staatsbedrijf, maakt dit niet anders. Ook de derde grief faalt.
4.7. De vierde incidentele grief is blijkens de toelichting een sequeel van de tweede en derde grief, zodat de vierde grief het lot van deze grieven deelt.
4.8. De incidentele grieven vijf tot en met zeven richten zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat, kort gezegd, de herstructurering van wezenlijk negatieve invloed is op de verkoopbaarheid en waarde van de aandelen Yukos Finance en daarmee de verhaalbaarheid van de door Yuganskneftegaz ingestelde vordering, zodat in dit stadium dan ook niet valt uit te sluiten dat de herstructurering onrechtmatig zal worden geoordeeld jegens de crediteuren en daarmee jegens Yuganskneftegaz. Onder die omstandigheden kan, aldus de voorzieningenrechter, niet worden gezegd dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering waarvoor de beslagen op 7 oktober 2005 zijn gelegd. In de toelichting op die grieven bestrijden Yukos c.s. dat de certificering tot waardevermindering heeft geleid en in de weg zou staan aan een normale verkoop van de aandelen Yukos Finance. Voorts miskent de voorzieningenrechter volgens hen dat als al een waardevermindering heeft plaatsgevonden, daaruit nog niet volgt dat de herstructurering onrechtmatig is jegens Yuganskneftegaz.
4.9. Volgens art. 705 lid 2 Rv dient een conservatoir beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg van Yukos c.s. ligt om, met inachtneming van de beperkingen van de kort-gedingprocedure, aannemelijk te maken dat de door Yuganskneftegaz jegens hen gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. Zij zijn daar vooralsnog onvoldoende in geslaagd. Dat Yuganskneftegaz als gevolg van de herstructurering nadeel ondervindt valt vooralsnog niet uit te sluiten. Het hof verwijst in dit verband ook naar de statuten van de Stichting waarin in art. 2.2 wordt bepaald dat de Stichting van de aan de aandelen verbonden rechten op zodanige wijze gebruik zal maken dat zij zo goed als mogelijk zal waarborgen (...) de belangen van de vennootschap (Yukos International, hof) en (...) de legitieme crediteuren van de Groep (waaronder die met onbetwiste vorderingen) en alle andere erkende stakeholders van de Groep, terwijl art. 2.3 inhoudt dat van het doel is uitgesloten het gebruik van aan de aandelen verbonden rechten ten gevolge van, ter uitvoering van, een onrechtmatige claim, vonnis of transactie, daaronder begrepen maar niet beperkt tot die resulterende uit, of samenhangende met de belastingaanslagen tegen Yukos Oil en leden van de Groep in de Russische federatie op of na 14 april 2004 (...). Gelet hierop, mede bezien in het licht van de onder 4.3 bedoelde stellingen Yukos c.s., valt voorshands niet uit te sluiten dat de herstructurering waaraan Yukos c.s. hebben meegewerkt jegens Yuganskneftegaz onrechtmatig is.
4.10 Daar komt bij dat op de vraag naar het nadeel van Yukos c.s. bij het door Yuganskneftegaz gelegde beslag Yukos c.s. ter terechtzitting in hoger beroep hebben verklaard dat het beslag ‘in de weg zit’ bij het naar boven laten stromen van de opbrengsten uit de verkopen van (aandelen in) buitenlandse vennootschappen. Het hof is van oordeel dat dit belang in de gegeven omstandigheden, waaronder de thans bij de rechtbank Amsterdam aanhangige art. 474g Rv procedure, onvoldoende opweegt tegen het belang van Yuganskneftegaz, die belanghebbende is in die procedure, om haar beslag te handhaven.
De grieven vijf tot en met zeven, die verder geen afzonderlijke behandeling behoeven, moeten derhalve eveneens worden verworpen.
4.11 De grief in het principaal appel richt zich uitsluitend tegen rov 15 van het vonnis en het daaruit voortvloeiende oordeel ten aanzien van de gevraagde voorzieningen zoals in het vonnis weergegeven (rov 2). Het hof oordeelt hieromtrent dat, mede in het licht van de – blijkens het voorgaande ook in hoger beroep gehandhaafde – beslagen op de certificaten van aandelen en aandelen in Yukos International, alsmede de reeds genoemde, thans bij de rechtbank aanhangige procedure ex art. 474g Rv, waarin inmiddels deskundigen zijn benoemd, Yuganskneftegaz niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in dit stadium een zodanig belang heeft bij de door haar gevorderde –deels zeer verstrekkende – verboden en geboden dat dit toewijzing daarvan in het onderhavige kort geding rechtvaardigt. In het midden kan derhalve blijven of reeds op voorhand aannemelijk is dat de herstructurering in de gegeven omstandigheden onrechtmatig is in de door Yuganskneftegaz verdedigde zin.
De grief faalt.
5. Conclusie
Zowel de grieven twee tot en met zeven van Yukos c.s. in het incidenteel appel als de grief van Yuganskneftegaz in het principaal appel falen. Grief een in het incidenteel appel van zowel Yukos c.s. als Moravel slaagt maar brengt geen verandering in de gegeven beslissing. Het vonnis waarvan beroep zowel in conventie als in reconventie gewezen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, moet worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Yuganskneftegaz worden verwezen in de kosten van het principaal appel aan de zijde van Yukos c.s. en Moravel en Yukos c.s. in de kosten van het incidenteel appel aan de zijde van Yuganskneftegaz. Met betrekking tot het incidenteel appel van Moravel volgt geen kostenveroordeling.
6. Beslissing
Het hof:
in het principaal en in het incidenteel appel
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep in conventie en in reconventie voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen;
veroordeelt Yuganskneftegaz in de kosten van het principaal appel tot op deze uitspraak zowel aan de zijde van Yukos c.s. als aan de zijde van Moravel begroot op elk € 2.973,00;
veroordeelt Yukos c.s. in de kosten van het incidenteel appel tot op deze uitspraak aan de zijde van Yuganskneftegaz begroot op € 1.341,00;
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Coeterier, J.H. Huijzer en E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2006.