ECLI:NL:GHAMS:2006:AV2899

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/2807 DK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • F.H.M. Possen
  • R.J.M. Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid Douanekamer inzake verzoek om teruggaaf antidumpingrechten

In deze zaak heeft de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam zich onbevoegd verklaard met betrekking tot een verzoek om teruggaaf van antidumpingrechten. Het beroep is ingediend door Y, belastingadviseurs te Z, namens de besloten vennootschappen X B.V. en Q B.V. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Z, waarin het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking op een verzoek om teruggaaf van antidumpingrechten werd afgewezen. De beschikking was gedateerd op 24 december 2003 en verklaarde belanghebbende niet-ontvankelijk.

De Douanekamer heeft vastgesteld dat de procedure niet correct was gevolgd, aangezien het geschil voortkwam uit een verzoek tot terugbetaling en niet uit een beschikking van de inspecteur over indeling in het douanetarief. Dit is in lijn met een eerder arrest van de Hoge Raad, dat bepaalde dat de Douanekamer alleen bevoegd is als het indelingsgeschil voortkomt uit een beschikking van de inspecteur. Daarom heeft de Douanekamer zich onbevoegd verklaard en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 322. Tevens is de Staat der Nederlanden gelast het griffierecht van € 273 aan belanghebbende te vergoeden.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep worden ingesteld bij de Douanekamer. Het verzetschrift moet ondertekend zijn en moet de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, de vermelding van de uitspraak waartegen het verzet is gericht, en de gronden van het verzet bevatten. Indien het verzet gegrond wordt verklaard, vervalt de eerdere uitspraak en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Douanekamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 Awb
in de zaak nr. 04/2807 DK
de dato 17 februari 2006
1. De procedure
1.1. Op 19 juli 2004 is een beroep-schrift ingekomen van Y, belastingadviseurs te Z, ingediend namens de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid X B.V. en Q B.V., beide te Z, belanghebbenden. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Z (hierna: de inspecteur), van 11 juni 2004, nr. ..., waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking op een verzoek om teruggaaf van antidumpingrechten van 24 december 2003, nr...., waarin belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard, werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de griffier van de Douanekamer van het Gerechtshof (hierna: de Douanekamer) een griffierecht van € 273 geheven. Het beroepschrift is aangevuld bij de brief van 16 september 2004. Op 21 juni 2005 is een brief van gemachtigde ontvangen, waarin hij meedeelt dat verdere correspondentie gericht dient te worden aan mevrouw A van B te O, Duitsland. Op 20 juni 2005 heeft de gemachtigde per fax bericht dat hij in deze procedure als vertegenwoordigde zal blijven optreden.
1.3. De onderhavige zaak is ook aanhangig bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De inspecteur heeft bij zijn uitspraak aan belanghebbende een algemene beroepsclausule vermeld, dat wil zeggen zonder de precieze vermelding van het orgaan waarbij in casu beroep moet worden ingesteld (art.6:23, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht).
2. Overwegingen ten aanzien van het beroep
2.1 De hierna volgende rechtsoverwegingen laten zien dat de Douanekamer aan het eigenlijk geschil, dat partijen verdeeld houdt niet kan toekomen.
2.2. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2004, nr. 38.907, Douanerechtspraak 2004/37* en BNB 2004/199*, had de onderhavige procesgang op de voet van artikel 30d, lid 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, zoals deze bepaling destijds gold, te weten bezwaar bij de inspecteur en beroep bij de Douanekamer, alleen maar gevolgd kunnen worden, indien het indelingsgeschil (post 2833 40 00 10 versus post 2833 40 00 90) in het kader van de antidumpingheffing was ontstaan ten gevolge van een beschikking van de inspecteur, inhoudende indeling in het douanetarief als bedoeld in artikel 20, lid 3, van het Communautair douanewetboek.
2.3. Nu in casu het geschil is ontstaan naar aanleiding van een beschikking op een verzoek tot terugbetaling, moet de Douanekamer – wederom gelet op voornoemd arrest van de Hoge Raad – zich onbevoegd verklaren.
3. De proceskosten
De Douanekamer acht gelet op het sub 1.3. vermelde, termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb, welke met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) worden vastgesteld op 1 (beroepschrift) x 1 (gewicht van de zaak) x € 322 (waarde per punt) = € 322.
4. De beslissing
De Douanekamer:
- verklaart zich onbevoegd;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten en wijst de Staat der Nederlanden aan deze kosten, groot € 322, aan belanghebbende te voldoen;
- gelast de Staat der Nederlanden het griffierecht ad € 273 aan belanghebbende te vergoeden.
Aldus vastgesteld op 17 februari 2006 door mr. F.H.M. Possen, in tegenwoordigheid van mr. R.J.M. Bosch, griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep een verzetschrift worden ingediend bij de Douanekamer van het Gerechtshof. Daarbij kunt u vragen in de gelegenheid te worden gesteld op een zitting te worden gehoord. Een kopie van deze uitspraak moet bij het verzetschrift worden overgelegd. Het verzetschrift moet zijn ondertekend en dient ten minste te bevatten:
de naam en het adres van de indiener,
de dagtekening,
de vermelding van de uitspraak waartegen het verzet is gericht,
de gronden van het verzet.
Indien de Douanekamer het verzet gegrond verklaart, vervalt de uitspraak waartegen verzet was gedaan en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.