GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 16 februari 2006 in de zaak onder rekestnummer 894/2005 GDW van:
[ ],
oud-gerechtsdeurwaarder te [plaats],
APPELLANT,
BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,
GEïNTIMEERDE,
gevestigd te Utrecht,
gemachtigde: drs. A.E.R. Blok RA,
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 3 juni 2005 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - waarbij appellant, verder te noemen de oud-gerechtsdeurwaarder, tijdig hoger beroep instelt tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 26 april 2005, verzonden op 6 mei 2005, waarbij de klacht van geïntimeerde, verder te noemen klager, gegrond is verklaard onder oplegging van de maatregel van ontzetting uit het ambt aan de gerechtsdeurwaarder.
1.2. Van klager is op 24 juni 2005 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 januari 2006, alwaar de gemachtigde van klager alsmede de oud-gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de behandeling van de zaak in eerste aanleg, alsmede van de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
4.1. Bij brief van 28 april 2004 heeft klager zijn bevindingen in de vorm van een klacht ter kennis van de kamer gebracht. Uit het onderzoek van klager blijkt dat de administratie van de oud-gerechtsdeurwaarder onaanvaardbaar grote
achterstanden laat zien. Er is gebrek aan voortgang in de behandeling van dossiers, de dossiers zijn onvolledig en de dossiers worden niet dan wel onvoldoende gearchiveerd.
4.2. Ook is geconstateerd dat er grote achterstanden zijn in de correspondentie met opdrachtgevers en collega-gerechtsdeurwaarders. Dit leidt er toe dat een aantal opdrachtgevers heeft besloten geen nieuwe opdrachten meer te verstrekken en dat reeds verleende opdrachten worden ingetrokken.
4.3. Voorts heeft klager geconstateerd dat de oud-gerechtsdeurwaarder ter zake van de bedrijfsvoering van zijn kantoor ernstig tekort is geschoten doordat er belangrijke procedures en instructies inzake de behandeling van dossiers en de verdeling van de taken ontbreken. Dit heeft tot gevolg gehad dat medewerkers het kantoor van de oud-gerechtsdeurwaarder hebben verlaten, waardoor wordt gevreesd voor de continuïteit van de dienstverlening. Bovendien werden er geen derdengelden afgedragen.
4.4. Klager stelt zich op het standpunt - gelet op het vorengaande – dat de cliëntenbelangen in gevaar worden gebracht, nu de verwachting is dat de oud-gerechtsdeurwaarder niet in staat zal blijken te zijn op korte termijn de geconstateerde tekortkomingen op te heffen.
5. Het standpunt van de oud-gerechtsdeurwaarder
De oud-gerechtsdeurwaarder betwist de stellingen van klager niet en voert ter verdediging aan dat de achterstanden het gevolg zijn van het ziekteverzuim van enkele medewerkers en het gevolg van zijn eigen ziekteverzuim. Bovendien had één van zijn kandidaten ontslag genomen.
6.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.2. Dit geldt echter niet voor de aan de oud-gerechtsdeurwaarder opgelegde maatregel. Ingevolge artikel 34, vijfde lid Gdw blijven gerechtsdeurwaarders die niet meer als zodanig werkzaam zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren. Ook aan hen kunnen derhalve de in artikel 43, tweede lid Gdw genoemde maatregelen worden opgelegd.
Dit is slechts anders indien het een maatregel betreft die er zich uit zijn aard niet voor leent om alsnog te worden opgelegd, zoals in het onderhavige geval de maatregel van ontzetting uit het ambt.
Gegeven het feit dat de oud-gerechtsdeurwaarder inmiddels op zijn verzoek ontslag is verleend uit zijn ambt, is er derhalve geen plaats voor het opleggen van de tuchtmaatregel van ontzetting uit het ambt. Dit neemt niet weg dat het hof de geconstateerde onzorgvuldigheden dusdanig ernstig acht dat het hof - indien de oud-gerechtsdeurwaarder nog in functie zou zijn geweest – de maatregel van ontzetting uit het ambt zou opleggen. Het hof zal de beslissing van de kamer op dit punt dan ook vernietigen en zal de oud-gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opleggen.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.4. Dit leidt tot de volgende beslissing.
- vernietigt de bestreden beslissing van de kamer voor wat betreft de maatregel van ontzetting uit het ambt, en in zoverre, opnieuw rechtdoende legt aan de oud - gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.
- bevestigt de beslissing van de kamer voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, P.J.N. van Os en L.J. Saarloos in het openbaar uitgesproken op donderdag 16 februari 2006.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 26 april 2005 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 172.2004 van:
BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,
gevestigd te Utrecht,
klager,
gemachtigde drs. A.E.R. Blok R.A., directeur,
[ ],
(oud)gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
Bij brief van 28 april 2004 heeft het BFT naar aanleiding van een bij de gerechtsdeurwaarder ingesteld onderzoek op grond van artikel 32 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet een aantal bevindingen in de vorm van een klacht ingediend tegen beklaagde (hierna: de gerechtsdeurwaarder).
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 22 juni 2004, alwaar de gemachtigde van het BFT en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.
Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
Hierna is de behandeling voortgezet op 14 juli 2004, alwaar de gemachtigde van het BFT en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.
Ook van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Bij brief van 24 november 2004 heeft het BFT de stand van zaken medegedeeld.
Vervolgens is de behandeling voortgezet op 15 maart 2005 alwaar de gemachtigde van het BFT is verschenen. De gerechtsdeurwaarder is niet verschenen.
Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 26 april 2005.
Gronden van de beslissing
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a) Het BFT heeft een onderzoek ingesteld bij de gerechtsdeurwaarder op grond waarvan het BFT een klacht heeft ingediend op 28 april 2004.
b) Ter zitting van 22 juni 2004 is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder zijn ontslag had aangevraagd en is de zaak aangehouden tot 7 september 2004 teneinde de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid te stellen zijn zaken af te wikkelen in overleg met het BFT.
c) Uit van het Ministerie van Justitie verkregen inlichtingen is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder vóór augustus 2004 ontslag zou worden verleend met als streefdatum 19 juli 2004. Naar aanleiding van deze mededeling is de behandeling voortgezet op 14 juli 2004.
d) Bij brief van 24 november 2004 heeft het BFT de Kamer onder meer medegedeeld dat naar verwachting in januari 2005 alle schulden afgelost zullen zijn.
e) Bij de Kamer zijn nog vijf andere klachtzaken tegen de gerechtsdeurwaarder aanhangig.
Bij brief van 28 april 2004 heeft het BFT de navolgende bevindingen als klacht ingediend.
1. Administratie en automatisering
In februari 2003 is, zoals eerder aan de Kamer gerapporteerd, binnen het kantoor een nieuw automatiseringspakket geïmplementeerd waardoor in beginsel aan de bepalingen van de administratieverordening kon worden voldaan. Naar verwachting zou de conversie van de gegevens veel tijd vergen. De administratie had inmiddels op orde moeten zijn. Vastgesteld is echter dat in de administratie onaanvaardbare grote achterstanden zijn ontstaan. Dit komt met name tot uitdrukking in een gebrek aan voortgang in de dossierbehandeling, de onvolledigheid van dossiers en ernstige tekortkomingen in de archivering van de dossiers.
2. Relatie opdrachtgevers
Door het BFT is vastgesteld dat sprake is van grote achterstanden in de correspondentie met opdrachtgevers en collega-deurwaarders. Een aantal opdrachtgevers heeft inmiddels besloten geen nieuwe opdrachten meer te verstrekken en verleende opdrachten in te trekken.
3. Bedrijfsvoering
Door het BFT is geconstateerd dat belangrijke procedures en instructies inzake de taakverdeling en de dossierbehandeling ontbreken. Dit heeft tot gevolg dat de bedrijfsvoering ernstig tekortschiet. Medewerkers hebben besloten het kantoor te verlaten wat tot gevolg heeft dat de continuïteit in de dienstverlening nog sterker onder druk komt te staan.
Het BFT is van mening dat als gevolg van vorengenoemde ernstige tekortkomingen in de organisatie van het kantoor de afhandeling van dossiers ver beneden het vereiste niveau is en de cliëntenbelangen in gevaar worden gebracht. Naar verwachting is de gerechtsdeurwaarder niet in staat de geconstateerde tekortkomingen binnen afzienbare tijd op te heffen, aldus het BFT.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
3.1 Ter zitting van 22 juni 2004 heeft de gerechtsdeurwaarder omtrent de door het BFT ingediende klachten medegedeeld dat er een achterstand was ontstaan in de afhandeling van zaken. De oorzaak daarvan was gelegen in het ziekteverzuim op zijn kantoor en het feit dat één van zijn kandidaten ontslag had genomen. Ook hijzelf was wegens ziekte uit de roulatie geweest. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting toegezegd naar de tegen hem ingediende klachten te kijken en alsnog met een reactie te komen. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij inmiddels ontslag had aangevraagd. Hij heeft nog 1500 lopende zaken die hij in een paar maanden dacht af te wikkelen.
3.2 Ter zitting van 24 juli 2004 heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat zijn ingediende ontslag geen effect zou hebben voor de afgesproken afwikkeling van de zaken. Beoogd waarnemer na zijn ontslag was [ ], gerechtsdeurwaarder te [ ]. Het was de bedoeling dat de waarnemer op zijn kantoor komt helpen bij de afwikkeling van de nog lopende zaken.
4. Beoordeling van de klacht.
4.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van deze klacht is dat een gerechtsdeurwaarder overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van de Gerechtsdeurwaarderswet verplicht is om ten aanzien van zijn werkzaamheden als zodanig en ten aanzien van zijn kantoorvermogen een administratie te voeren, waaruit te allen tijde op eenvoudige wijze zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend. De wijze waarop de administratie moet worden ingericht is nader geregeld in administratieverordening gerechtsdeurwaarders.
4.2 De gerechtsdeurwaarder heeft de bevindingen als vermeld in de brief van het BFT van 7 oktober 2004 erkend zodat deze klachten terecht zijn voorgesteld.
4.3 Uit de stukken en - ook uit andere tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende en aanhangige klachten- is de Kamer gebleken dat de ernstige tekortkomingen in de bedrijfsvoering en administratie die op zich al in strijd zijn met het bepaalde in artikel 17 van de gerechtsdeurwaarderswet en de artikelen 1 en 3 van de administratieverordening onder meer hebben geleid tot het in gebreke blijven met het uitbrengen van dagvaardingen en het ingebreke blijven met het (verder) executeren van vonnissen, hetgeen kan worden gekwalificeerd als handelen in strijd met artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet en artikel 3 van de Beroeps-en gedragsregels gerechtsdeurwaarders.
Daarnaast hebben de tekortkomingen geleid tot het niet afdragen van geïnde derdengelden, hetgeen kan worden gekwalificeerd als handelen in strijd met artikel 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet en artikelen 5 en 7a van de Administratieverordening.
Ook zijn hierdoor ernstige tekortkomingen jegens opdrachtgevers en debiteuren ontstaan zoals het structureel onbeantwoord laten van brieven, het niet nakomen van gedane beloftes zoals de belofte als gedaan ter zitting van 22 juni 2004 om alsnog met een reactie op de tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klachten te komen, hetgeen kan worden gekwalificeerd als handelen in strijd met hetgeen een goed gerechtsdeurwaarder betaamt.
4.4 Dit alles valt de gerechtsdeurwaarder in ernstige mate aan te rekenen. De Kamer acht de handelswijze van de gerechtsdeurwaarder uiterst laakbaar, in het bijzonder vanwege het grote belang dat toekomt aan het in overeenstemming zijn met de wettelijke eisen die aan de bedrijfsvoering worden gesteld. Het past een gerechtsdeurwaarder niet om na te laten ambtshandelingen uit te voeren en geen maatregelen te treffen om de zaken naar een collega te verwijzen. Het past een gerechtsdeurwaarder evenmin om derden-gelden niet, dan wel veel te laat af te dragen. Het bijzondere karakter van deze gelden en het vertrouwen dat cliënten in het handelen van een gerechtsdeurwaarder mogen stellen nopen de gerechtsdeurwaarder deze gelden zo snel mogelijk uit te (doen) betalen aan de cliënt.
De door het BFT ingediende klachten acht de Kamer op alle onderdelen gegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft door te handelen op een wijze als hiervoor aangegeven gehandeld in strijd met de in artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet omschreven tuchtrechtelijke norm. Naar het oordeel van de Kamer is het aanzien van het gerechtsdeurwaardersambt door het voorgaande ernstig geschaad. De aan de gerechtsdeurwaarder verweten en vastgestelde gedragingen zijn gegrond en dermate ernstig van aard dat naar het oordeel van de Kamer slechts na te melden maatregel passend voorkomt. De Kamer heeft inmiddels ambtshalve kennisgenomen van het feit dat de gerechtsdeurwaarder op zijn verzoek [ ] ontslag is verleend uit zijn ambt van gerechtsdeurwaarder. Dit staat aan oplegging van de maatregel niet in de weg.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- Verklaart de door het BFT ingediende klachten gegrond;
- Ontzet de gerechtsdeurwaarder uit het ambt.
Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. W.A.H. Melissen en N.J.M. Tijhuis, (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2005 in tegenwoordigheid van de secretaris, F.C.H. Krieger.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.