ECLI:NL:GHAMS:2006:AX0118

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1893/04
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hypotheekrecht en ruilverkaveling: rechtsgevolgen van inschrijving in openbare registers

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam werd behandeld, ging het om een hoger beroep met betrekking tot een geschil over hypotheekrecht in het kader van de Landinrichtingswet. De appellanten, de coöperatie Coöperatieve Rabobank Soest Baarn Eemnes U.A. als liquidatrice van de coöperatie Coöperatieve Rabobank Eemnes U.A. in liquidatie en de naamloze vennootschap Rabohypotheekbank N.V., stelden zich op het standpunt dat hun hypotheekrecht, dat was ingeschreven in de openbare registers, van rechtswege rustte op de vervangende kavel na een ruilverkaveling. De geïntimeerde, de besloten vennootschap PontMeijer Hilversum B.V., had in een eerder stadium betwist dat de hypotheekakte correct was ingeschreven, maar trok deze betwisting terug in een akte van 27 oktober 2005.

Het hof oordeelde dat de hypotheekakte inderdaad correct was ingeschreven en dat het hypotheekrecht in stand bleef, ook na de ruilverkaveling. Het hof bevestigde de eerdere overwegingen en beslissingen uit het tussenarrest en concludeerde dat de vorderingen van PontMeijer moesten worden afgewezen. Tevens werd PontMeijer als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van alle instanties. Het arrest werd uitgesproken op 16 februari 2006, waarbij het hof de kosten voor de verschillende instanties begrootte en uitvoerbaar bij voorraad verklaarde.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ZEVENDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
1. de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK SOEST BAARN EEMNES U.A.,
gevestigd te Soest, als liquidatrice van de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK EEMNES U.A. in liquidatie,
gevestigd te Eemnes,
2. de naamloze vennootschap
RABOHYPOTHEEKBANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTEN,
VERWEERSTERS IN VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL APPÈL,
procureur: mr. A. Van Hees,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PONTMEIJER HILVERSUM B.V.,
gevestigd te Zaandam,
GEÏNTIMEERDE,
APPELLANTE IN VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL APPÈL,
procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna (ook) Rabo (in enkelvoud) en PontMeijer genoemd.
Op 21 juli 2005 heeft het hof een arrest – het tussenarrest – in deze zaak uitgesproken, waarnaar hier wordt verwezen voor het verloop van het geding tot die dag.
Vervolgens is PontMeijer akte verleend van een schriftelijke uitlating.
Ten slotte is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd.
2. Beoordeling in het principaal en incidenteel appèl
2.1 Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenarrest, met dien verstande dat een kennelijke misslag dient te worden hersteld. Waar in rechtsoverweging 4.7 van het tussenarrest “Pontmeijer” staat, dient dit te worden vervangen door “Rabo”.
2.2 In rechtsoverweging 4.11 van het tussenarrest is PontMeijer in het kader van de behandeling van haar incidentele grief in de gelegenheid gesteld te reageren op de stukken die Rabo bij memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appèl heeft overgelegd ten bewijze van de stelling dat Rabo op 2 oktober 2001 een hypotheekrecht op het perceel heeft verkregen door inschrijving op die datum in de openbare registers van een op 1 oktober 2001 verleden hypotheekakte.
2.3 Bij akte van 27 oktober 2005 heeft PontMeijer meegedeeld niet langer te betwisten dat op 2 oktober 2001 in de openbare registers een op 1 oktober 2001 verleden hypotheekakte is ingeschreven door Rabo. De incidentele grief faalt dan ook.
Gelet hierop en mede gezien hetgeen is overwogen in 4.10 van het tussenarrest moet de conclusie zijn dat de vorderingen van PontMeijer alsnog dienen te worden afgewezen.
Voorts bestaat aanleiding PontMeijer als de in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten van alle instanties.
4. Beslissing
Het hof:
in het principaal appèl:
vernietigt het bestreden vonnis;
opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van PontMeijer af;
in het incidenteel appèl:
verklaart het appèl ongegrond;
in het principaal en incidenteel appèl:
veroordeelt PontMeijer in de kosten van alle instanties en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van Rabo gevallen in eerste aanleg op € 985,50, in principaal appèl op op € 1.265,78 en in incidenteel appèl op € 447,00.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.C. Heuveling van Beek, M.C.M. van Dijk en P.C. Römer en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2006.