ECLI:NL:GHAMS:2006:AX8462

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
40/06 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende scheiding van werkzaamheden tussen gerechtsdeurwaarder en incassobureau leidt tot gegronde klacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De zaak betreft een klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder, die verwikkeld was in een onduidelijke situatie met betrekking tot de werkzaamheden van twee besloten vennootschappen: [naam] Ambtelijk B.V. en [naam] Incasso B.V. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder beschuldigd van misleidende praktijken, waaronder het ongevraagd versturen van een mailing, het ongepast gebruik van de titel gerechtsdeurwaarder, en het niet naleven van afgesproken voorwaarden. Het hof heeft vastgesteld dat de ambtelijke en niet-ambtelijke werkzaamheden door elkaar heen lopen, wat heeft geleid tot verwarring bij klager over met welke B.V. hij te maken had. De gerechtsdeurwaarder heeft betoogd dat de verwarring niet zijn schuld was, maar het hof oordeelde dat de onduidelijkheid aan hem te wijten was. Het hof heeft de klachtonderdelen A en B gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk gehouden voor de onduidelijkheid. De overige klachtonderdelen, die minder specifiek waren, werden ongegrond verklaard. De opgelegde maatregel van schorsing werd door het hof als te zwaar beoordeeld, en in plaats daarvan werd een geldboete van € 500,- opgelegd. Het hof benadrukte het belang van duidelijke communicatie en scheiding van werkzaamheden tussen de betrokken vennootschappen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 1 juni 2006 in de zaak onder rekestnummer 40/06 GDW van:
[X],
gerechtsdeurwaarder te [...],
APPELLANT,
gemachtigde: mr. M.J. Folkeringa
t e g e n
[Y]
wonende te [...],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 10 januari 2006 ingekomen een verzoekschrift - met één bijlage - van de zijde van appellant, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, waarbij hij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 13 december 2005, waarbij de klacht van geïntimeerde, verder te noemen klager, tegen de gerechtsdeurwaarder gegrond is verklaard en de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing voor de duur van één maand is opgelegd.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 17 februari 2006 een aanvulling op het verzoekschrift - met bijlagen - ingekomen.
1.3. Van de zijde van klager is op 23 februari 2006 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 23 maart 2006. De gerechtsdeurwaarder alsmede zijn gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. Klager is, alhoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder:
A. dat hij klanten werft door middel van een ongevraagde misleidende mailing;
B. dat hij de titel gerechtsdeurwaarder op ongepaste wijze gebruikt;
C. dat hij niet werkt volgens afgesproken voorwaarden;
D. dat hij geen offerte heeft gedaan;
E. dat hij niet – zoals afgesproken – per e-mail correspondeert maar per brief;
F. dat hij de incassozaak van klager vertraagt;
G. dat hij intimiderend optreedt en daardoor emotionele schade veroorzaakt.
4.2. In hoger beroep verzoekt klager om een schadevergoeding vanwege de door hem bestede tijd en de morele belasting.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
5.1. De gerechtsdeurwaarder stelt in de eerste plaats dat hij noch zijn gerechtsdeurwaarderskantoor ambtelijke werkzaamheden heeft verricht voor klager. Niet [naam] Ambtelijk B.V. maar [naam] Incasso B.V. heeft een overeenkomst met klager gesloten. Voor klager moet ook te allen tijde duidelijk zijn geweest met wie hij contact had, nu op alle aan klager gerichte correspondentie duidelijk [naam] Incasso B.V. als afzender werd vermeld. Bovendien blijkt uit de door de gerechtsdeurwaarder in hoger beroep overgelegde e-mailwisseling tussen hem en een medewerker van [naam] Incasso B.V. dat de gerechtsdeurwaarder de betrokken medewerker erop gewezen heeft dat een aan klager te schrijven brief verwarring zou stichten en bovendien onbeleefd was.
5.2. De gerechtsdeurwaarder bestrijdt dat er vanwege het gebruikte briefpapier bij klager verwarring zou kunnen bestaan omtrent de vraag met wie hij zaken deed.
Ook uit de door [naam] Incasso B.V. verzonden factuur blijkt dat de werkzaamheden hebben bestaan uit het doen van verhaalsinformatie over de debiteur van klager. Dit zijn werkzaamheden die niet zijn voorbehouden aan een gerechtsdeurwaarder. Ook de ingewonnen informatie bij de GBA maakt dit niet anders. Ter voorbereiding van de incassoprocedure heeft [naam] Incasso B.V. aan [naam] Ambtelijk B.V. gevraagd een uittreksel bij de GBA op te vragen.
5.3. Wat betreft de afspraak dat alleen per e-mail zou worden gecorrespondeerd wijst de gerechtsdeurwaarder erop dat hij geen overeenkomst met klager had en dus ook niet een afspraak had om alleen per e-mail te corresponderen. Voor het overige bevestigt de gerechtsdeurwaarder dat [naam] Incasso B.V. niet uitsluitend per e-mail hebben gecorrespondeerd met klager.
5.4. In hoger beroep stelt de gerechtsdeurwaarder ten aanzien van de door de kamer opgelegde maatregel dat ten onrechte rekening is gehouden met eerder aan de gerechtsdeurwaarder opgelegde maatregelen. Ten aanzien van een van deze maatregelen is het hoger beroep nog niet afgerond en de andere maatregelen betreffen zaken uit 2001. Gezien het tijdsverloop zouden de maatregelen buiten de beoordeling moeten blijven.
6. De beoordeling
6.1. Het hof onderscheidt de diverse klachtonderdelen die klager tegen de gerechtsdeurwaarder heeft gericht als volgt: de klachtonderdelen A en B betreffen klachten tegen de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder zich presenteert, de klachtonderdelen C, D, E, F en G betreffen klachten tegen de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder overigens jegens klager heeft gehandeld.
6.2. Ten aanzien van de klachtonderdelen A. en B., de wijze van presentatie, heeft het hof moeten constateren dat de ambtelijke en niet-ambtelijke werkzaamheden, en daarmee de werkzaamheden van [naam] Ambtelijk B.V. en [naam] Incasso B.V., door elkaar heen lopen. Hierdoor is bij klager onduidelijkheid ontstaan omtrent de vraag met welke B.V. hij nu te maken had.
Zo draagt de layout van de gezamenlijke mailing en het gezamenlijk gebruikte briefpapier, waarop in beide gevallen de vermelding “gerechtsdeurwaarderskantoor” bovenaan staat, gevolgd door de vermelding “Incasso” en waarop tevens een wapen voorkomt gelijkend op het Rijkswapen en daarmee het ambtelijk optreden van de gerechtsdeurwaarder suggererend, niet bij aan het duidelijk scheiden en daarmee verduidelijken van de werkzaamheden van de onderscheiden besloten vennootschappen. De onduidelijkheid heerst ook bij de genoemde vennootschappen zelf blijkens de brief aan klager van 29 december 2004, die is ondertekend namens [naam] Incasso B.V., maar in welke brief onder meer staat: “Wij zijn een gerechtsdeurwaarderskantoor met bepaalde bevoegdheden en een wettelijke status.” Het in hoger beroep aangevoerde verweer van de gerechtsdeurwaarder dat deze brief is geschreven door een medewerker van [naam] Incasso B.V. die daarbij op eigen houtje handelde, baat hem niet nu hij verantwoordelijk gehouden moet worden voor het handelen van medewerkers van ook deze B.V., wier werkzaamheden immers niet duidelijk te onderscheiden zijn van die van [naam] Ambtelijk B.V.
Ook het feit dat [naam] Incasso B.V. via [naam] Ambtelijk B.V. informatie heeft opgevraagd bij de GBA en dit vervolgens zelf bij klager in rekening heeft gebracht draagt niet bij aan voornoemd onderscheid. Het hof is dan ook van oordeel dat de geconstateerde onduidelijkheid is toe te rekenen aan de gerechtsdeurwaarder, dat de klachtonderdelen A. en B. door klager terecht zijn voorgesteld en dat deze gegrond zullen worden verklaard. Het hof neemt hierbij mede in aanmerking dat de beide vennootschappen inmiddels ieder eigen, onderling afwijkend, briefpapier in gebruik hebben genomen.
6.3. De overige klachtonderdelen richten zich op de wijze waarop vanuit het kantoor, hetzij onder de naam [naam] Ambtelijk B.V. hetzij onder de naam [naam] Incasso B.V., jegens klager is gehandeld. Nu bij klager onduidelijkheid bestond ten aanzien van de B.V. waarmee hij te maken had en het hof heeft geoordeeld dat deze onduidelijkheid is toe te rekenen aan de gerechtsdeurwaarder, is het hof tevens van oordeel dat ook de wijze waarop vanuit het kantoor jegens klager is gehandeld aan de gerechtsdeurwaarder is toe te rekenen. Dit geldt ongeacht de vraag of namens [naam] Incasso B.V. dan wel [naam] Ambtelijk B.V. is gehandeld.
Vast is komen te staan dat er met betrekking tot ten behoeve van klager verrichte werkzaamheden facturen, verzoeken om betaling en ingebrekestellingen aan klager zijn verzonden op 2 september 2004, 9 december 2004, 29 december 2004, 28 januari 2005 en 15 februari 2005. Hieruit blijkt genoegzaam dat er sprake is van een contractuele relatie tussen klager en [naam] Incasso B.V. Voorts blijkt uit de voormelde brief van 29 december 2004 dat er met klager afspraken zijn gemaakt over de procedure en dat, na akkoord van klager, is afgeweken van deze procedure.
De stelling van klager dat er geen offerte is gedaan is, naar oordeel van het hof, onvoldoende weersproken.
Het hof zal onderdeel D. van de klacht gegrond verklaren.
De gerechtsdeurwaarder heeft voorts erkend dat, in strijd met gemaakte afspraken, niet uitsluitend per e-mail met klager is gecorrespondeerd. Het klachtonderdeel E.zal het hof dan ook eveneens gegrond verklaren.
Wat betreft de klachtonderdelen C, F en G is het hof van oordeel dat deze klachtonderdelen te algemeen zijn gesteld en onvoldoende zijn onderbouwd waardoor deze onderdelen ongegrond worden bevonden.
6.4. Het verzoek van klager om schadevergoeding dient het hof te passeren, omdat in de onderhavige tuchtprocedure hiervoor geen plaats is.
6.5.Tenslotte zal het hof ingaan op de stellingen van de gerechtsdeurwaarder ten aanzien van de door de kamer opgelegde maatregel. Het hof is van oordeel dat de opgelegde maatregel te zwaar is in relatie tot de gegrond bevonden klachtonderdelen. In zoverre zal het hof de beslissing van de kamer vernietigen. Hierbij wordt mede in acht genomen de eerder aan de gerechtsdeurwaarder opgelegde maatregelen, te weten drie maal de maatregel van berisping in 2003 en één maal de maatregel van schorsing voor de duur van één maand in 2005.
Het hof is van oordeel dat in de onderhavige zaak de maatregel van boete op zijn plaats is.Gelet op alle omstandigheden van het geval zal het hof de hoogte van de boete bepalen op € 500,--.
6.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.7. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt sectie 5 van de bestreden beslissing en bevestigt de bestreden beslissing voor het overige;
- legt aan de gerechtsdeurwaarder een geldboete op ten bedrage van € 500,-;
- bepaalt dat dit bedrag binnen 30 dagen na kennisgeving van deze beslissing overgemaakt dient te zijn op:
Bankrekening: 300004745
t.n.v. MvJ Ontvangsten Gerechtshof (521)
o.v.v. ... (040-06 GDW)
Postbus 1312 te 1000 BH Amsterdam
- wijst erop dat indien binnen de gestelde termijn niet tot betaling is overgegaan het bepaalde in artikel 43 lid 5 Gerechtsdeurwaarderswet geldt, welk artikel, voor zover van belang, als volgt luidt:
“Wordt de boete niet binnen de gestelde termijn voldaan, dan kan de kamer voor gerechtsdeurwaarders ambtshalve beslissen de gerechtsdeurwaarder, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord, te ontzetten uit het ambt.”
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, L.J. Saarloos en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 1 juni 2006 door de rolraadsheer.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beslissing van 13 december 2005 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de klacht met zaaknummer 82.2005 van:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde [ ].
Verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen 18 februari 2005 heeft klager een klacht ingediend tegen [ ], gerechtsdeurwaarders te[ ].
Bij brief van 8 maart 2005 heeft gerechtsdeurwaarder [ ], hierna de gerechtsdeurwaarder, op de klacht gereageerd.
Bij ongedateerde brief heeft klager een nader stuk ingediend.
De klacht is behandeld ter zitting van 1 november 2005, alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.
Van de behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 13 december 2005.
Gronden van de beslissing
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a) Klager heeft van [ ] Gerechtsdeurwaarderskantoor Incasso een mailing ontvangen naar aanleiding waarvan hij op 12 juli 2004 met een medewerker van dit kantoor heeft gesproken over de incasso van een vordering.
b) Bij brief van 9 december 2004 is door [ ] Incasso B.V. aan klager medegdeeld dat een factuur ad € 202,30 -welke door klager wordt betwist- nog open staat.
c) Bij brief van 29 december heeft deze B.V. op papier met als briefhoofd "[ ] Gerechtsdeurwaarderskantoor Incasso" klager onder meer geschreven:"Graag wil ik mijn kant van het verhaal kenbaar maken inzake bovengenoemd dossier. Conform ons gesprek, welke is opgenomen in bijgevoegde relatiekaart, hebben wij alle handelingen verricht zoals mondeling overeengekomen. Helaas is er wel een fout gemaakt. Er werd verzocht door [ ] om alle correspondentie uitsluitend te laten verlopen via e-mail. In beginsel is er gecorrespondeerd per gewone post. tevens hebben wij na uw accoord afgeweken van de procedure. Wij hebben tijdens dat gesprek afgesproken dat we een verhaalsonderzoek zouden uitvoeren ad € 40,00. [ ] heeft per brief voorgesteld om hiervan af te zien en een uitgebreid onderzoek te doen ad. € 170,00. [ ] heeft dit voorstel gefiatteerd. Dit zijn vanzelfsprekend geen redenen, om gemaakte kosten niet te voldoen. Het is vervelend om te moeten constateren dat na, mondeling gemaakte, afspraken u zich daar niet aan houdt. Wij zijn een gerechtsdeurwaarderskantoor met bepaalde bevoegdheden en een wettelijke status....”
d) Bij brieven van 28 januari en 15 februari 2005 is klager door [ ] Incasso B.V. aangemaand tot betaling van de factuur.
e) Bij brief van 30 maart 2005 heeft de B.V. medegedeeld het dossier te sluiten. Tevens is een gecorrigeerde factuur verzonden ad € 23,81. In deze factuur is onder meer een post Bevolkingsinfo/GBA opgenomen ad € 12,50.
2. De klacht
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder:
? dat hij op een misleidende wijze klanten werft door middel van een mailing;
? dat hij de titel gerechtsdeurwaarder op ongepaste wijze gebruikt;
? dat hij niet werkt volgens overeengekomen voorwaarden;
? dat hij geen offerte heeft gedaan;
? dat hij niet zoals afgesproken per e-mail communiceert maar per brief;
? dat hij de incasso van klager heeft vertraagd;
? dat hij intimiderend optreedt en daardoor emotionele schade heeft veroorzaakt.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft medegedeeld dat er noch door hem noch door zijn gerechtsdeurwaarderskantoor ambtelijke werkzaamheden zijn verricht
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Klager heeft als beklaagde vermeld "[ ] gerechtsdeurwaarderskantoor". Nu [ ] als enige gerechtsdeurwaarder aan dat kantoor is verbonden, zal het ervoor worden gehouden dat de klacht tegen hem is gericht. In de aanhef van deze uitspraak is daarmee al rekening gehouden..
4.2 Samengevat komt de klacht erop neer dat klager de gerechtsdeurwaarder verwijt dat de wijze waarop deze zich presenteert onduidelijkheid doet ontstaan over zijn positie en dat de gerechtsdeurwaarder de opdracht niet op de juiste wijze heeft behandeld.
4.3 De gerechtsdeurwaarder bedient zich in de coorespondentie met klager van briefpapier met het briefhoofd: "[ ] Gerechtsdeurwaarderskantoor Incasso". Links onderaan het briefpapier is vermeld "[ ] Ambtelijk BV" en "[ ] Incasso BV". Naar het oordeel van de Kamer is het voor een justitiabele in het geheel niet duidelijk wie in welke hoedanigheid hier optreedt.
Gegeven het feit dat een gerechtsdeurwaarder over bevoegdheden beschikt die een medewerker van een incassobureau niet heeft, is het van groot belang dat het voor iemand die te maken krijgt met één van de twee bovengenoemde B.V.’s duidelijk is of hij wel of niet met een gerechtsdeurwaarder van doen heeft.
Als op 2 september 2004 een factuur wordt verzonden voor verrichte werkzaamheden, en vervolgens op 30 maart 2005 een aangepaste factuur, kan moeilijk worden volgehouden dat geen werkzaamheden zijn verricht door of op gezag van de gerechtsdeurwaarder. Dit kan overigens ook al worden afgeleid uit het feit dat in de door de gerechtsdeurwaarder aan klager verzonden nota d.d. 30 maart 2005 een post is opgenomen ad € 12,50 wegens bevolkingsinformatie bij de gemeentelijke basisadministratie. Dergelijke informatie kan immers slechts door een gerechtsdeurwaarder worden ingewonnen.
4.4 Uit het vorenstaande volgt dat de gerechtsdeurwaarder zich ten opzichte van klager ten onrechte van de verrichte werkzaamheden heeft gedistancieerd. Of de werkzaamheden al dan niet als ambtelijk zijn aan te merken is voor de beoordeling van het handelen van de gerechtsdeurwaarder niet van belang. Het onderdeel van de klacht betreffende de wijze van presentatie is dan ook terecht voorgesteld.
4.5 Het is de Kamer overigens op geen enkele wijze gebleken dat de zaak van klager in enig stadium van de opdracht is gekomen dat er een dagvaarding zou worden uitgebracht. Indien derhalve al informatie bij de gemeentelijke basisadministratie is ingewonnen, was dat niet geoorloofd. In geen geval konden aan klager daarvoor kosten in rekening worden gebracht.
4.6 De klacht dat niet per e-mail is gecommuniceerd, is door de gerechtsdeurwaarder erkend en daarom terecht voorgesteld.
4.7 Blijkens de brief van de gerechtsdeurwaarder van 30 maart 2005 betrof het een incasso van een vordering met een hoofdsom van € 35.000,00. Van een redelijk handelend gerechtsdeurwaarder mag dan worden verlangd dat er adequate voorlichting wordt gegeven onder meer op het punt dat een dergelijke vordering na de incassofase in een gerechtelijke fase terecht kan komen en gelet op de hoogte daarvan niet zonder procureursbijstand in rechte zou kunnen worden afgehandeld zodat klager in elk geval op enig moment een advocaat /procureur diende in te schakelen. Niet gebleken is terzake juiste voorlichting aan klager is gegeven.
4.8 Ook de klacht dat de gerechtsdeurwaarder de opdracht niet goed heeft behandeld is derhalve terecht voorgesteld.
5. De Kamer is van oordeel dat na te melden maatregel op zijn plaats is. De Kamer neemt daarbij mede in aanmerking dat de gerechtsdeurwaarder reeds drie maal eerder een maatregel als bedoeld in artikel 43 lid 2 onder a van de Gerechtsdeurwaarderswet is opgelegd en eenmaal de maatregel als bedoeld in artikel 43 lid 2 onder d. Een en ander is de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder ter zitting voorgehouden. Op grond hiervan wordt beslist als volgt
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
? verklaart de klacht gegrond;
? legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing op voor de duur van één maand, welke maatregel van kracht wordt op een na onherroepelijk worden van de beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder door de Kamer medegedeelde datum.
Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. R.G. Kemmers en N.J.M. Tijhuis, (plaatsvervangende) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2005 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Coll.:
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.