ECLI:NL:GHAMS:2006:AX8592

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-004991-05
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Otte
  • J.S. Verspyck Mijnssen
  • F.W.J. den Ottolander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens binnendringen in het Maagdenhuis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juni 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het wederrechtelijk binnendringen in het Maagdenhuis, dat fungeert als bestuursgebouw van de Universiteit van Amsterdam. De kern van het geschil was of het Maagdenhuis als 'besloten lokaal' in de zin van artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht moest worden aangemerkt en of de verdachte dit lokaal wederrechtelijk was binnengedrongen.

Tijdens de zitting werd vastgesteld dat op 28 februari 2005 een voor iedereen toegankelijke lezing plaatsvond in het Maagdenhuis, gevolgd door een borrel. De verdachte en andere studenten waren tijdens deze borrel het gebouw binnengegaan. Het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat hen de toegang was geweigerd of dat zij op enige wijze niet welkom waren. De omstandigheid dat het bijwonen van de lezing en de borrel niet het voornaamste doel van hun bezoek was, deed hier niet aan af.

Het hof concludeerde dat de verdachte niet tegen de onmiskenbare wil van de rechthebbende het Maagdenhuis was binnengedrongen. Gezien deze overwegingen sprak het hof de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit. Het vonnis waarvan beroep kon niet in stand blijven, omdat het hof zich daar niet mee verenigde. De beslissing van het hof werd genomen door de 22e meervoudige strafkamer, waarbij de rechters M. Otte, J.S. Verspyck Mijnssen en F.W.J. den Ottolander aanwezig waren. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. H. van Stein Callenfels.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: [...]
datum uitspraak: 14 juni 2006
TEGENSPRAAK
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Amsterdam van 2 september 2005 in de strafzaak onder parketnummer [...] van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 2 september 2005 en op de terechtzitting in hoger beroep van 31 mei 2006.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ter terechtzitting gevoerde verweren
Mede naar aanleiding van door de verdediging gevoerde verweren op dit punt, spitst het geding zich toe op de vraag of het Maagdenhuis als 'besloten lokaal' in de zin van artikel 138 Wetboek van Strafrecht dient te worden aangemerkt en of de verdachte dit lokaal wederrechtelijk is binnengedrongen.
Het Maagdenhuis fungeerde ten tijde van het tenlastegelegde feit - en ook thans nog - als bestuursgebouw van de Universiteit van Amsterdam, waarmee de belangrijkste functie van het gebouw was het verschaffen van werkruimte aan de bestuursleden van de Universiteit en aanverwante afdelingen. Niet gezegd kan worden dat het Maagdenhuis daarmee in hoofdzaak in gebruik was ten behoeve van het vervullen van de onderwijstaak van de Universiteit. Het Maagdenhuis moet derhalve worden aangemerkt als een besloten lokaal in de zin van artikel 138 Wetboek van Strafrecht.
Op maandag 28 februari 2005 werd in het Maagdenhuis een voor een ieder toegankelijke lezing gegeven in het kader van "Maagdenhuis op maandag" met aansluitend een eveneens voor een ieder vrij toegankelijke borrel.
Verdachte is samen met een groep andere studenten ten tijde van deze borrel het Maagdenhuis binnengegaan en heeft zich gemengd onder de deelnemers aan deze borrel. Niet als vaststaand kan worden aangenomen dat hen op dat moment de toegang is geweigerd of dat de studenten van het aanwezige (beveiligings)personeel hebben begrepen dat zij niet welkom waren. Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte niet tegen de onmiskenbare wil van de rechthebbende het Maagdenhuis is binnengedrongen. De omstandigheid dat het bijwonen van de lezing en de aansluitende borrel niet het voornaamste doel was van het bezoek van de studenten maakt dat oordeel niet anders.
Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.
Overig gevoerd verweer
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsvrouw van de verdachte een verweer gevoerd, hetgeen zou dienen te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in zijn vervolging. Nu verdachte wordt vrijgesproken van het haar tenlastegelegde behoeft dit verweer geen verdere bespreking meer.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de 22e meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Otte, mr. J.S. Verspyck Mijnssen en mr. F.W.J. den Ottolander, in tegenwoordigheid van mr. H. van Stein Callenfels, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 juni 2006.
Mr. J.S. Verspyck Mijnssen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.