GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BIJ VERVROEGING
Beslissing van 20 juli 2006 in de zaak onder rekestnummer 292/2005 NOT van:
[X],
wonende te [plaats],
APPELLANT,
gemachtigde: [Y],
MR. [Z],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof is op 24 februari 2005 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - van de zijde van appellant, verder te noemen klager, waarbij tijdig hoger beroep is ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht, verder te noemen de kamer, van 26 januari 2005, waarbij de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, ongegrond is verklaard.
1.2. Klager heeft nog een aanvullend verzoekschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 23 maart 2005, toegezonden.
1.3. Van de zijde van de notaris is een verweerschrift op 20 april 2005 ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 juni 2006. Verschenen zijn klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en de notaris. De gemachtigde van klager en de notaris hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
Klager verwijt de notaris dat hij onrechtmatig heeft gehandeld door een afschrift met de volledige tekst van het testament van erflaatster te verstrekken aan één van de onterfde ab intestaat erfgenamen. Dit is in strijd met artikel 49, tweede lid sub b van de Wet op het notarisambt.
5. Het standpunt van de notaris
De notaris betwist de stelling van klager en hij verweert zich als volgt. De notaris heeft betoogd dat, nu de onterfde ab intestaat erfgenaam legitimaris is, hij blijkens het arrest van de Hoge Raad van 8 januari 1981, NJ 1982, 423, recht heeft op een afschrift van het testament van erflaatster. Alvorens een afschrift te verstrekken heeft de notaris juridisch advies ingewonnen bij het Notarieel Juridisch Bureau.
6.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel andere beschouwingen dan die vervat in de beslissing van de kamer waarmee het hof zich verenigt.
6.2. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.3. Het vorenoverwogene leidt daarom tot de volgende beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.L.G.A. Stille en P.J.N. van Os en in het openbaar uitgesproken op donderdag 20 juli 2006 door de rolraadsheer.
Kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht
KvT Klachtnummer: 09/04
Datum: 26 januari 2005
Beslissing op de klacht van:
[X], wonende te [plaats], klager, gemachtigde dhr. [Y]
Mr. [Z], notaris te [plaats].
1. De kamer beslist op de volgende processtukken:
- het klaagschrift dat op 7 september 2004 door de kamer is ontvangen;
- het verweerschrift dat op 7 oktober 2004 door de kamer is ontvangen;
- de mondelinge behandeling op 30 november 2004.
2. Bij de beoordeling van de klacht wordt van het volgende uitgegaan.
3. Op 9 oktober 2003 is te [plaats] [A], hierna te noemen erflaatster, overleden.
4. Bij op 20 mei 2003 voor notaris [Z], hierna te noemen de notaris, verleden testament heeft erflaatster haar zoon [X], klager in deze procedure, benoemd tot haar enig erfgenaam en haar overige kinderen, alsmede de kinderen van haar vooroverleden zoon, uitgesloten van erfopvolging.
5. Dhr. [Y], gemachtigde van klager, heeft zich namens klager, in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van mevrouw [A], tot de notaris gewend met het verzoek om afgifte van een verklaring van erfrecht. Op 20 november 2003 is de verklaring van erfrecht gepasseerd.
6. Na afgifte van de verklaring van erfrecht is de notaris benaderd door dhr. R.V. [A], zoon van erflaatster, die, in de hoedanigheid van legitimaris, om inzage in het testament heeft verzocht. De notaris heeft dhr. [A] een kopie van het testament verstrekt.
7. De klacht strekt ertoe dat de kamer een passende maatregel treft tegen de notaris om de volgende reden.
8. De notaris heeft in strijd met artikel 49 lid 2 sub b van de Wet op het notarisambt (Wna) gehandeld, door de integrale tekst van het testament van erflaatster te verstrekken aan één van de direct onterfde ab intestaat-erfgenamen.
9. De notaris [Z] voert als verweer aan dat hij, na advies te hebben ingewonnen bij het Notarieel Juridisch Bureau, een kopie van het testament met recht en reden aan dhr. [A] heeft verstrekt, aangezien laatstgenoemde een legitimaris is en volgens het nog steeds van kracht zijnde arrest van de Hoge Raad van 8 januari 1981, NJ 1982, 423, legitimarissen recht hebben op afschriften van het laatste testament.
10. Het testament bevatte bovendien slechts de erfstelling, de onterving en de benoeming van de executeur, zodat het geheel relevant was voor de legitimarissen en nauwelijks uittrekselbaar.
Beoordeling van het geschil
11. De Wna bepaalt in artikel 49 lid 2 sub b, dat onterfde legitimarissen recht hebben op inzage in, een afschrift of een uittreksel van de bepalingen uit het testament, die betrekking hebben op de onterving en rechtstreeks van belang (kunnen) zijn voor de (uitoefening van die rechten van) de legitimaris.
12. De notaris stelt dat het testament in zijn geheel relevant is voor de legitimarissen en nauwelijks uittrekselbaar. Klager heeft niet aangegeven welke bepalingen uit het testament niet relevant (kunnen) zijn voor de legitimarissen, in het kader van het uitoefenen van hun wilsrechten, hetgeen wel op zijn weg had gelegen. Evenmin is op enige wijze duidelijk geworden dat de erfgenaam door de inlichtingen aan de legitimaris op enige wijze in zijn belangen zou zijn of kon worden geschaad. Het is dan ook niet vast komen te staan dat de notaris in strijd met artikel 49 lid 1 sub c juncto lid 2 sub b Wna -en derhalve klachtwaardig- heeft gehandeld, door een kopie van het gehele testament aan dhr. [A] te verstrekken. De klacht is om deze reden ongegrond.
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr. F.L.J.M. Heijnen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. W. van Ringelesteijn, mr. F. Hoppel, mr. J.H. Jochems, leden en mr. C.H. Kemp-Randewijk, plaatsvervangend-lid, in tegenwoordigheid van de secretaris en uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2005.