ECLI:NL:GHAMS:2006:AY4999

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
412/06 SKG
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Versnelde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conservatoir derdenbeslag en bankgarantie in kort geding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door Quality Service Group B.V. en Gebouwen Service Organisatie B.V. tegen GSO Holding B.V. De zaak betreft conservatoire derdenbeslagen die door GSO Holding zijn gelegd ter verzekering van haar vorderingen op de appellanten. Quality Service en Gebouwen Service hebben in kort geding opheffing van deze beslagen gevorderd. In reconventie heeft GSO Holding de eis in de hoofdzaak ingesteld. De voorzieningenrechter te Utrecht heeft in een eerder vonnis de bedragen waarvoor beslag is gelegd beperkt en een deel van de vorderingen afgewezen.

Quality Service en Gebouwen Service hebben vervolgens bankgaranties aangeboden aan GSO Holding en verzocht om opheffing van de beslagen. GSO Holding heeft dit verzoek echter afgewezen. Het hof heeft in een eerder arrest de vordering van GSO Holding tot betaling afgewezen en het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de aangeboden bankgaranties onvoldoende zekerheid boden, omdat deze zouden vervallen indien de kortgedingprocedure niet tot een betalingsverplichting leidde.

Quality Service c.s. hebben bezwaar gemaakt tegen deze overweging. Het hof oordeelt dat de bankgarantie die ter opheffing van het beslag wordt aangeboden, dezelfde beperking mag bevatten als de kortgedingprocedure. Het hof concludeert dat Quality Service c.s. als in ongelijk gestelde partij de kosten van het geding in eerste aanleg moeten dragen. De grieven van Quality Service c.s. worden verworpen en het vonnis van de voorzieningenrechter wordt bekrachtigd. Quality Service c.s. worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QUALITY SERVICE GROUP B.V.,
gevestigd te Harderwijk,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GEBOUWEN SERVICE ORGANISATIE B.V.,
gevestigd te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
APPELLANTEN,
procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GSO HOLDING B.V.,
gevestigd te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
GEÏNTIMEERDE,
procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
1. Het geding in hoger beroep
Appellanten zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als Quality Service c.s. en afzonderlijk als Quality Service en Gebouwen Service. Geïntimeerde zal worden aangeduid als GSO Holding.
Bij dagvaarding van 16 februari 2006 zijn Quality Service c.s. in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Utrecht in deze zaak onder KG-nummer 206245/KG ZA 05-1299 gewezen tussen Quality Service c.s. als eiseressen en GSO Holding als gedaagde en uitgesproken op 19 januari 2006. De appèldagvaarding bevat de grieven.
Bij memorie hebben Quality Service c.s. overeenkomstig de appeldagvaarding twaalf grieven (waarvan twee genummerd VII en een “slotgrief”) tegen het vonnis aangevoerd en geconcludeerd dat het hof het vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad de vorderingen van Quality Service c.s. alsnog zal toewijzen, met veroordeling van GSO Holding in de kosten van het geding in beide instanties.
GSO Holding heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden, producties overgelegd en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen met veroordeling van Quality Service c.s., uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van, naar het hof begrijpt, de kosten van het geding in hoger beroep.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd op de stukken van beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
2. Grieven
Voor de grieven wordt verwezen naar de appèldagvaarding.
3. Feiten
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis waarvan beroep onder 2.1 tot en met 2.6 de feiten vermeld die zij bij de beoordeling van het geschil van partijen tot uitgangspunt heeft genomen. In grief I betogen Quality Service c.s. dat de door de voorzieningenrechter vermelde feiten onvolledig zijn. De juistheid van de aldaar vermelde feiten is op zichzelf echter niet bestreden, zodat deze ook het hof als uitgangspunt dienen.
4. Beoordeling
4.1. GSO Holding heeft ter verzekering van het verhaal van door haar gestelde vorderingen op deze vennootschappen ten laste van Quality Service en Gebouwen Service conservatoire derdenbeslagen doen leggen.
Quality Service c.s. hebben een kort geding procedure tegen GSO Holding aanhangig gemaakt waarin zij onder meer opheffing van de hierbedoelde conservatoire beslagen hebben gevorderd. In reconventie heeft GSO Holding de eis in de hoofdzaak (als bedoeld in artikel 700 lid 3 Rv) ingesteld. Bij in die procedure gewezen vonnis van de voorzieningenrechter te Utrecht van 25 augustus 2005 zijn de bedragen waarvoor beslag is gelegd beperkt tot respectievelijk € 35.000,- en € 365.000,-, voorts is de door GSO Holding van Quality Service gevorderde betaling afgewezen en de van Gebouwen Service gevorderde betaling toegewezen tot een bedrag van € 453.372,-.
Quality Service en Gebouwen Service hebben vervolgens aan GSO Holding bankgaranties aangeboden en deze verzocht tot opheffing van de beslagen over te gaan.
GSO Holding heeft niet aan dit verzoek voldaan.
Bij arrest van dit hof van 15 december 2005 is de door GSO Holding gevorderde betaling alsnog geheel afgewezen en het vonnis van de voorzieningenrechter in zoverre vernietigd.
4.2. Voorzover in hoger beroep aan de orde betreft het geschil van partijen de vraag of de door Quality Service en Gebouwen Service aangeboden bankgaranties als voldoende zekerheid in de zin van artikel 705 lid 2 Rv moeten worden aangemerkt.
4.3. De voorzieningenrechter heeft in dit verband (onder meer) overwogen dat de aangeboden garanties onvoldoende zekerheid boden omdat deze zouden vervallen indien de lopende kortgedingprocedure niet tot een betalingsverplichting leidt.
Tegen deze overweging maken Quality Service c.s. terecht bezwaar. GSO Holding hebben er voor gekozen om de eis in de hoofdzaak tegen Quality Service c.s. in kort geding aanhangig te maken. Dit brengt blijkens het bepaalde in artikel 704 lid 2 Rv mee dat indien die (kort geding) procedure niet tot de veroordeling van Quality Service c.s. tot betaling van een geldsom leidt het beslag van rechtswege vervalt. Niet valt in te zien dat aan de bankgarantie die ter opheffing van het beslag wordt aangeboden niet dezelfde beperking mag worden gesteld.
4.4. De voorzieningenrechter heeft bij de beantwoording van de vraag of GSO Holding gehouden was de door Quality Service c.s. aangeboden bankgaranties te accepteren echter terecht belang gehecht aan het feit dat Quality Service c.s. in het kader van hun aanbod tot het verstrekken van de bankgarantie als voorwaarde hebben gesteld dat GSO Holding niet opnieuw terzake van de vordering die inzet was van de in kort geding gevraagde voorziening beslag zou leggen. Indien de bankgarantie tot zekerheid strekt van een in kort geding gevorderde (voorschot)betaling staat het – gelet op de beperkte opzet van de kortgedingprocedure en daarmee verband houdende onzekerheden – de oorspronkelijke beslaglegger in beginsel vrij om in het kader van een in een bodemprocedure aanhangig te maken vordering opnieuw beslag te leggen. Het is vervolgens aan de beslagdebiteur om te bepalen of hij (ter opheffing van dit tweede beslag, of reeds in een eerder stadium, ter voorkoming van een eventueel tweede beslag) de door hem verleende bankgarantie mede tot zekerheid van de vordering in de bodemprocedure doet uitstrekken.
4.5. Dit brengt mee dat GSO Holding zich op het standpunt mocht stellen dat zij in de gegeven omstandigheden niet gehouden was de aangeboden bankgaranties te accepteren. De grieven II tot en met VI falen mitsdien.
4.6. Quality Service c.s. maken in hun zevende en achtste (ook genummerd VII) grief bezwaar tegen het feit dat de voorzieningenrechter aan hun subsidiaire vordering voorzover deze strekt tot de betaling door GSO Holding van een bedrag van € 102.319,- (het saldo van de rekening-courant verhouding) alsmede aan hun vordering strekkende tot, kort gezegd, de staking van de executie van het vonnis van de voorzieningenrechter van 25 augustus 2005, met bericht daaromtrent aan derdenbeslagenen, is voorbij gegaan c.q. deze heeft afgewezen.
Met betrekking tot laatstbedoelde vordering is door partijen ter zitting van de voorzieningenrechter een regeling getroffen (vgl. onder meer memorie van grieven onder 27 tot en met 29) die in feite inhield dat de executie van het vonnis van 25 augustus 2005 werd stopgezet.
Onder deze omstandigheden kon de voorzieningenrechter overwegen dat de vorderingen van Quality Service c.s. in het vonnis opgenomen onder 3.1 sub b geen verdere bespreking behoefden, nu Quality Service c.s., gelet op de door partijen getroffen regeling, daarbij geen belang meer hadden.
Dat Quality Service c.s. in het door hen aanhangig gemaakt kort geding ook los van de door hen gevorderde opheffing van beslagen, betaling vorderen van € 102.319,- is uit het door hen geformuleerde petitum niet aanstonds kenbaar. Voorzover hun petitum, zoals Quality Service c.s. bij memorie van grieven betogen, (alsnog) in deze zin moet worden gelezen, oordeelt het hof dat in het licht van het door GSO Holding gedaan beroep op verrekening in dit stadium met betrekking tot de verschuldigdheid van de gevorderde betaling onvoldoende zekerheid bestaat om een daartoe strekkende voorziening in kort geding te rechtvaardigen.
4.7. Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat Quality Service c.s. als (hoofdzakelijk) in ongelijk gestelde partij de kosten van het geding in eerste aanleg dienen te dragen. Voor toewijzing van buitengerechtelijke kosten in gelet op het hiervoor overwogene geen plaats.
Dit brengt mee dat geen van de grieven van Quality Service c.s. doel kan treffen.
Het vonnis van de voorzieningenrechter zal worden bekrachtigd.
Quality Service c.s. zullen als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Quality Service c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep tot op heden aan de zijde van GSO Holding begroot op € 894,- terzake van salaris procureur en € 296,- terzake van verschotten;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Coeterier, J.H. Huijzer en E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2006.