ECLI:NL:GHAMS:2006:AY6590

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
332/2006 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.A.M. Schipper
  • A.L.G.A. Stille
  • P.J.N. van Os
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris wegens onzorgvuldig handelen en chantage

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 augustus 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer van Toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen te Middelburg. Klager, een neef van de erflater, had een klacht ingediend tegen de notaris, waarin hij hem verwette onzorgvuldig te hebben gehandeld bij het opmaken van testamenten en het aanvragen van bewindvoering. Klager stelde dat de notaris zich had laten beïnvloeden door de verwarde geest van de erflater en dat hij vatbaar was voor chantage door een neef van de erflater. De notaris betwistte deze beschuldigingen en stelde dat hij zorgvuldig had gehandeld door meerdere gesprekken met de erflater te voeren en de huisarts te raadplegen over diens mentale toestand.

Het hof oordeelde dat uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting niet bleek dat de notaris onzorgvuldig had gehandeld. Het hof nam in overweging dat de notaris indringende gesprekken had gevoerd met de erflater, die een heldere indruk op hem maakte. De notaris had voldoende gedaan om te verifiëren dat de erflater in staat was zijn wil te bepalen en de gevolgen van zijn testament te overzien. Het hof verklaarde de klacht van klager ongegrond, met uitzondering van een onderdeel dat niet-ontvankelijk werd verklaard omdat de termijn voor indiening van de klacht was overschreden. De beslissing van de Kamer van Toezicht werd in dat opzicht vernietigd, maar het hof verwierp het beroep voor het overige.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen in het omgaan met cliënten die mogelijk niet in staat zijn om hun wil te bepalen, en de noodzaak voor notarissen om zorgvuldig te handelen in het belang van hun cliënten. De zaak illustreert ook de juridische procedures die betrokken zijn bij tuchtrechtelijke klachten tegen notarissen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 17 augustus 2006 in de zaak onder rekestnummer 332/2006 NOT van:
[naam],
wonende te [plaats],
APPELLANT,
t e g e n
[naam]
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 23 februari 2006 ingekomen een verzoekschrift van de zijde van appellant, verder te noemen klager, waarbij hij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Middelburg, verder te noemen de kamer, van 31 januari 2006, waarbij klager in onderdelen van zijn klacht tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, niet ontvankelijk is verklaard en waarbij de klacht voor het overige ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 21 maart 2006 een verweerschrift ter griffie van het hof ontvangen.
1.3. Op 30 mei 2006 is van de zijde van klager een reactie op het verweerschrift van de notaris ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 juni 2006. Verschenen zijn klager en de notaris. Zij hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie als mede van de hiervoor genoemde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
4.1. Kort samengevat verwijt klager de notaris onzorgvuldig handelen bij het aanvragen van de bewindvoering en het opmaken van een testament. Hij voert daartoe het volgende aan.
4.2. Klager stelt de professionaliteit van de notaris ter discussie. Hij verwijt de notaris wisselvalligheid in zijn gedrag, waarbij hij zich liet beïnvloeden door de verwarde geest van erflater.
4.3. Voorts wordt de notaris verweten diverse familieleden van erflater geconsulteerd te hebben over diens zaken. Naar men moet aannemen bestond hierdoor bij de notaris de overtuiging dat erflater niet meer zelf hiertoe in staat was. Tevens verwijt klager de notaris daardoor bij erflater de indruk te hebben gewekt dat deze met ondersteuning van naasten nog in staat was om zijn laatste wil te bepalen. Klager betwist dat dit laatste het geval was.
4.4. Bovendien verwijt klager de notaris dat hij bevattelijk is gebleken voor chantage door [naam] (neef en legataris van erflater), verder te noe[naam]] Klager stelt dat de notaris in zeven weken twee geheel verschillende testamenten heeft opgenomen, terwijl hij kennis droeg van het feit dat erflater zich liet beïnvloeden en hiermee een gemakkelijke speelbal voor diens omstanders vormde.
4.5. Tevens verwijt klager de notaris zijn geheimhoudingsplicht te hebben geschonden door zich diverse malen uit te laten over de inhoud van de testamenten van erflater.
4.6. Voorts wordt de notaris verweten op 3 augustus 2000 onjuiste informatie aan klager verstrekt te hebben over de situatie van het testament van erflater.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris betwist de stellingen van klager en voert daartoe het volgende aan.
5.2. De notaris stelt dat hij indertijd uitvoerige gesprekken met erflater gevoerd heeft over diens situatie dan wel positie in de familie, diens familieleden en bepaalde personen in het bijzonder en zijn wensen dienaangaande; erflater hield er een zeer uitgesproken mening op na.
5.3 Tevens achtte de notaris het zijn plicht de huisarts te raadplegen gezien de hoge leeftijd van erflater en de inmenging van familieleden. Gelet op diens beroepsgeheim heeft de huisarts summierlijk informatie gegeven waaruit de notaris heeft kunnen afleiden dat erflater in staat was zijn wil te bepalen. Hierbij is ook de zorg voor erflater ter sprake gekomen.
5.4. De notaris stelt dat door de binnen de familie bestaande grote tegenstellingen hij behoedzaam diende te manoeuvreren. Hierbij is de notaris op zijn eigen kennis en ervaring afgegaan. Ook heeft hij diverse gesprekken op verschillende plaatsen met erflater gevoerd onder meer over zijn familie en zijn leven. Hierbij kwam bovenal naar voren dat het passeren van het testament op 30 juni 2000 op uitdrukkelijk verzoek van erflater is gebeurd.
5.5. Voorts heeft de notaris naar voren gebracht dat de zorg voor erflater, gelet op diens hoge leeftijd, voorop stond. Met het oog hierop heeft de notaris een bewindregeling in de zin van titel 19 Boek 1 BW voorgesteld. Hiertoe heeft er een zitting bij de kantonrechter te Middelburg plaatsgevonden. De kantonrechter heeft een aantal familieleden en de notaris gehoord. [naam] is vervolgens tot bewindvoerder en mentor benoemd. De zorgverlening is vervolgens naar de mening van de notaris goed verlopen. De notaris heeft na overlijden van erflater contact gehouden met de bewindvoerder over de afwikkeling van de zaken van erflater.
5.6. Ten slotte stelt de notaris dat hij zijn vak naar eer en geweten heeft uitgeoefend.
6. De ontvankelijkheid van klager in zijn klacht
6.1. Het hof dient de ontvankelijkheid van de klacht te beoordelen aan de hand van het bepaalde in artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt, verder te noemen Wna. Ingevolge artikel 99 lid 12 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, heeft kennis genomen.
6.2. Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat het hiervoor onder 4.6 vermelde onderdeel van de klacht eveneens niet –ontvankelijk is. Nu de klacht is ingediend op 13 juli 2005 is de termijn, zoals vermeld in eerdergenoemd artikel 99 lid 12 Wna, sedert het verstrekken van de informatie op 3 augustus 2000 ruimschoots verstreken. Klager kan in dit klachtonderdeel dan ook niet worden ontvangen. Het hof zal de bestreden beslissing op dit punt vernietigen.
7. De beoordeling van de klacht voor zover thans nog aan de orde
7.1. Met de kamer is het hof van oordeel dat uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting niet blijkt dat de notaris onzorgvuldig gehandeld heeft en vatbaar is gebleken voor chantage d[naam]]
Bij dit oordeel heeft het hof betrokken het feit dat de notaris veelvuldig indringende gesprekken heeft gevoerd met erflater over diens wil, waarbij erflater een heldere indruk op hem maakte. Het hof is van oordeel dat de notaris het nodige heeft gedaan om tot de overtuiging te geraken dat de erflater in staat moest worden geacht te verklaren wat hij testamentair wilde vastleggen en de strekking daarvan te overzien, daaronder mede begrepen de betekenis van het legaat aan [naam] en de gevolgen van zijn testament ten aanzien van de successierechten. De notaris kon in zijn mening worden gesterkt doordat de erflater zelfstandig woonde en ambulant was. Ook heeft hij de huisarts van de erflater geraadpleegd.
Dit alles overziende waren er naar het oordeel van het hof voor de notaris onvoldoende aanknopingspunten om te veronderstellen dat erflater niet in staat was zelfstandig zijn wil te bepalen.
Dit onderdeel van de klacht wordt dan ook ongegrond verklaard.
7.2. Het onderzoek in hoger beroep heeft overigens naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel andere beschouwingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
7.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
7.4. Het vorenoverwogene leidt daarom tot de volgende beslissing.
8. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing met betrekking tot het hiervoor onder 4.6 vermelde klachtonderdeel en in zoverre opnieuw rechtdoende;
- verklaart dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.L.G.A. Stille en P.J.N. van Os en in het openbaar uitgesproken op donderdag 17 augustus 2006 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE MIDDELBURG
Beslissing van 31 januari 2006 in de zaak van:
KvT 6/2005
[naam],
wonende te [plaats],
klager,
in persoon,
tegen:
mr. [naam],
notaris te [plaats],
verweerder,
in persoon.
1. Het verloop van de procedure
Partijen worden verder aangeduid als klager respectievelijk de notaris.
Klager heeft zich bij brief, ingekomen op 13 juli 2005, gewend tot de Kamer van Toezicht te Middelburg, hierna de Kamer, met een klacht tegen de notaris. De notaris heeft bij brief, ingekomen op 19 augustus 2005, op de klacht gereageerd. Een afschrift van deze brief is verzonden aan klager. Klager heeft vervolgens bij brief, ingekomen op 3 november 2005, gerepliceerd.
Door de voorzitter is de klacht ter kennis van de Kamer gebracht. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden ter openbare vergadering van de Kamer van 29 november 2005. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
2. De feiten
2.1. Op 26 februari 2005 overleed de heer [naam], verder erflater. Erflater was een oom van klager.
2.2. Erflater heeft laatstelijk bij testament, opgemaakt op 30 juni 2000, over zijn nalatenschap beschikt.
Voordien zijn door erflater meerdere testamenten opgemaakt, waaronder één op 11 mei 2000 en daarvóór één op 23 augustus 1999.
2.3. Op 8 juli 1999 heeft de notaris bij de kantonrechter een verzoek tot onderbewindstelling van de goederen van erflater ingediend. Dit verzoek is later ingetrokken.
2.4. Op 3 augustus 2000 heeft de behandeling van een nieuw verzoek tot onderbewindstelling van de goederen van erflater plaatsgevonden. Bij beschikking van de kantonrechter van diezelfde datum is het bewind uitgesproken en is [naam], neef van klager, tot bewindvoerder benoemd.
2.5. In het testament van 30 juni 2000 is onder meer [naam] benoemd tot legataris met betrekking tot de woning van erflater. Tevens zijn de vader van klager - jongste broer van erflater - en een nicht van klager onterfd.
3. De klacht en het verweer van de notaris
3.1. Klager stelt dat de notaris heeft gehandeld c.q. heeft nagelaten in strijd met de zorg die een notaris behoort te betrachten. Hij verwijt de notaris onzorgvuldig handelen bij het aanvragen van bewindvoering en het opmaken van een testament.
Hij voert daartoe het volgende aan:
1. De notaris heeft zich in onderhavige zaak niet professioneel opgesteld, maar zich zeer wisselvallig gedragen, waarbij hij zich teveel liet leiden door de verwarde geest van erflater.
2. De notaris heeft bij voortduring met diverse familieleden van erflater over diens zaken gesproken, kennelijk omdat erflater niet meer in staat was dit zelfstandig te doen. Hierdoor is onnodig veel ergernis en verwarring ontstaan. De notaris heeft erflater daarmee in de waan gelaten dat deze, met wat ondersteuning van familie en vrienden, nog in staat was zijn laatste wil te formuleren, wat niet juist was. De notaris heeft meegedeeld dat het niet eenvoudig was om daar kritisch op te zijn, aangezien het risico bestond dat erflater naar een andere notaris zou gaan.
3. De notaris is vatbaar gebleken voor chantage door neef [naam] en heeft in zeven weken twee geheel verschillende testamenten opgenomen, terwijl hij wist hoezeer erflater beïnvloedbaar was en dat hij een speelbal van omstanders was.
4. De notaris heeft diverse keren opmerkingen gemaakt en mededelingen gedaan over de inhoud van testamenten van erflater en daarmee zijn geheimhoudingsplicht geschonden.
5. De notaris heeft klager op 3 augustus 2000 ongevraagd onjuiste informatie gegeven over de situatie van het testament van erflater.
3.2. De notaris betwist de stellingen van klagers als volgt.
De notaris stelt dat hij indertijd veel indringende gesprekken met erflater heeft gevoerd. In die open en constructieve gesprekken is zijn situatie c.q. positie in de familie uitvoerig aan de orde geweest. Erflater had zeer uitgesproken meningen over zijn eigen familie in het algemeen, diverse personen in het bijzonder, en zijn wensen dienaangaande.
De notaris voert aan dat hij in die tijd de huisarts heeft geraadpleegd vanwege de hoge leeftijd van erflater en de signalen en insinuaties die familieleden aan de notaris dachten te moeten geven/doen. In verband met diens beroepsgeheim heeft de huisarts summierlijk informatie gegeven, waaruit de notaris kon afleiden dat ook de huisarts van mening was dat erflater in staat was zijn wil te bepalen. Daarnaast is in het gesprek met de huisarts de fysieke verzorging van erflater aan de orde geweest.
Volgens de notaris bestonden er destijds in de familie van erflater forse tegenstellingen. Voorzichtigheid was geboden, te meer omdat de notaris door diverse personen, onder wie klager, zowel schriftelijk als telefonisch diverse malen is benaderd, aldus de notaris.
De notaris is op zijn eigen ervaring en kennis afgegaan en benadrukt dat hij diverse gesprekken met erflater heeft gevoerd, zowel bij hem op kantoor als bij erflater thuis. Het waren gesprekken in de sfeer van klagen over de houding en acties van familieleden, over zijn werkzame leven en zijn avonturen, maar bovenal zijn wensen om zijn vermogen na zijn dood op een bepaalde door hem uitdrukkelijk gewenste wijze te verdelen.
In die periode is ook aan de orde geweest dat het - gelet op de leeftijd en toestand van erflater - raadzaam zou zijn diens administratie niet meer zelf te doen, maar door een familielid te laten uitvoeren. De notaris heeft toen een bewindregeling in de zin van artikel 1: 431 BW voorgesteld. Er heeft daartoe een zitting bij de kantonrechter te Middelburg plaatsgevonden. De kantonrechter heeft een aantal familieleden en de notaris gehoord inzake de aanvraag tot bewindvoering. Vervolgens is [naam] tot bewindvoerder en tevens tot mentor benoemd. De notaris stelt dat, voorzover hij kan overzien en naar hij heeft begrepen, de verzorging van erflater daarna adequaat is geweest. Na het overlijden van erflater heeft de notaris contact gehouden met de bewindvoerder over de stand van de nalatenschap en wat ertoe behoort en de rekening en verantwoording die hij moet afleggen aan de erfgenamen en de rechtbank, sector kanton.
De notaris stelt tenslotte dat hij zijn vak naar eer en geweten uitoefent.
4. De beoordeling
4.1. Bij de beoordeling van de klacht zal de Kamer de onder 3.1. vermelde rubricering volgen.
4.2. Ingevolge artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen.
De klacht is ingekomen bij de Kamer op 13 juli 2005. Dit betekent dat de onderdelen van de klacht die handelingen van de notaris betreffen die plaatsgevonden hebben althans waarvan klager kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen, vóór 14 juli 2002, niet-ontvankelijk zijn.
Ten aanzien van de klachtonderdelen 1, 2 en 4 is ter zitting komen vast te staan dat klager in de periode van augustus 1999 tot en met augustus 2000 op de hoogte is geraakt van het handelen van de notaris waarop deze klachtonderdelen betrekking hebben. Klager is in deze onderdelen van zijn klacht dan ook niet-ontvankelijk.
4.3.1. Met betrekking tot de overige onderdelen van de klacht - onderdelen 3 en 5 - overweegt de Kamer het volgende.
Gelet op de formulering van de klacht dient met name onderzocht te worden of de
notaris een verwijt kan worden gemaakt van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten en/of in strijd met hetgeen een notaris betaamt.
De stelling van klager die er - kort gezegd - op neerkomt dat de notaris vatbaar is gebleken voor chantage en gezwicht is voor [naam], dat dientengevolge een testament is opgemaakt en dat de notaris klager daarover onjuist heeft geïnformeerd is naar het oordeel van de Kamer, gelet op het verweer van de notaris en de overgelegde stukken, niet komen vast te staan. Klager heeft dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de notaris op deze punten enig verwijt treft. Deze onderdelen van de klacht zijn derhalve ongegrond.
5. De beslissing
De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Middelburg:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht voor wat betreft de onderdelen 1, 2 en 4;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.A.M. van Dijke, voorzitter, mrs. A.L.R. Melens, J. van den Berg, D. Oostinga en H. Quispel, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A.C.M. Maandag-Leussink, secretaris, en uitgesproken op 31 januari 2006.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam (Prinsengracht 436, correspondentieadres Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij deze beslissing aan u is toegezonden.