ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ2610
Gerechtshof Amsterdam
- Versnelde behandeling
- M. Coeterier
- N. van Lingen
- E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell
- Rechtspraak.nl
Uitleg bepaling over deeltijdregeling voor ouderen in Algemene Regeling behorend bij CAO
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, hebben de appellanten, verenigd onder de naam de Bonden, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter te Haarlem. De Bonden, bestaande uit de FNV Bondgenoten, CNV Bedrijvenbond en De Unie, hebben vijf grieven ingediend tegen het vonnis waarin hun vordering werd afgewezen. De Bonden vorderen dat werknemers van Corus vanaf hun 60ste tot de verplichte pensioenleeftijd van 65 jaar gebruik kunnen maken van de deeltijdregeling voor ouderen, zoals vastgelegd in artikel 7A.2 van de Algemene Regeling (AR). De kantonrechter had deze vordering afgewezen, wat de Bonden aanvechten.
Corus, de geïntimeerde, heeft de grieven bestreden en verzocht het vonnis te bekrachtigen. De zaak is behandeld op de zitting van 29 september 2006, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht aan de hand van pleitnotities. De kern van het geschil draait om de interpretatie van artikel 7A.2 AR, dat werknemers de mogelijkheid biedt om in deeltijd te werken. De Bonden stellen dat deze regeling gedurende maximaal vijf jaar kan worden toegepast, terwijl Corus van mening is dat dit slechts voor twee jaar geldt.
Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter de feiten correct heeft weergegeven en dat de grieven van de Bonden niet opgaan. Het hof oordeelt dat de regeling in artikel 7A.2 AR moet worden gelezen in samenhang met andere bepalingen in de AR, die bepalen dat het dienstverband eindigt bij het bereiken van de 62-jarige leeftijd. Het hof concludeert dat de deeltijdregeling niet kan worden verlengd in lijn met de verhoging van de pensioenleeftijd. De Bonden hebben niet kunnen aantonen dat er afspraken zijn gemaakt die de regeling wijzigen. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de Bonden in de kosten van het geding in hoger beroep.