ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ9436

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
404/06
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie en beoordeling van wijziging van omstandigheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de kinderalimentatie. De vrouw, appellante, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank te Alkmaar aangevochten, waarin de man, geïntimeerde, was ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wijziging van de alimentatie. De vrouw betwist dat er sprake is van relevante wijziging van omstandigheden, met name in het licht van de inwerkingtreding van de Wet Kinderopvang per 1 januari 2005. Het hof stelt vast dat een rechterlijke uitspraak over onderhoudsbijdragen kan worden gewijzigd indien er sprake is van wijziging van omstandigheden of als de oorspronkelijke uitspraak gebaseerd was op onjuiste gegevens. Het hof oordeelt dat er in dit geval wel degelijk sprake is van wijziging van omstandigheden, waardoor de man ontvankelijk is in zijn verzoek.

Het hof heeft de behoefte van de kinderen vastgesteld op basis van het netto gezinsinkomen van de ouders. De vrouw heeft gesteld dat het netto gezinsinkomen van de man hoger is dan eerder vastgesteld, en het hof heeft deze stelling gegrond verklaard. De man heeft onvoldoende informatie verstrekt over zijn inkomsten uit vermogen, waardoor het hof ervan uitgaat dat hij een hoger inkomen heeft genoten. De behoefte van de kinderen is vastgesteld op € 1.380,- per maand, met een verhoging voor de crèchekosten. De man is in staat geacht om de gewijzigde alimentatie te betalen, en het hof heeft de eerdere beschikking van 9 december 2004 gewijzigd, waarbij de bijdrage in de kosten van de kinderen is vastgesteld op € 723,- per kind per maand voor de periode van 1 januari 2005 tot [...] november 2005, en € 690,- per kind per maand vanaf [...] november 2005.

De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 12 oktober 2006, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van het vaststellen van een juiste alimentatie op basis van actuele financiële gegevens van beide ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 12 oktober 2006 in de zaak met rekestnummer 404/06 van:
[...],
wonende te [...],
APPELLANTE,
procureur: mr. J.G. Mahn,
t e g e n
[...],
wonende te [...],
GEÏNTIMEERDE,
procureur: mr. M.S. van Gaalen.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.
1.2. De vrouw is op 10 maart 2006 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 14 december 2005 van de rechtbank te Alkmaar, met kenmerk 79948 / FA RK 05-300.
1.3. De man heeft op 4 juli 2006 een verweerschrift ingediend.
1.4. De zaak is op 17 juli 2006 ter terechtzitting behandeld.
2. De feiten
2.1. Het hof heeft, voorzover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens afgerond, tenzij anders vermeld.
2.2. Partijen hebben een relatie gehad en vanaf 1993 met elkaar samengewoond tot 9 mei 2004. Uit hun relatie zijn geboren [kind 1 in] 1999 en [kind 2 in] 2001. De vader heeft de kinderen erkend. De moeder heeft het gezag over de kinderen.
2.3. Bij beschikking van dit hof van 9 december 2004 is een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de kinderen] bepaald van € 750,- per kind per maand met ingang van 1 maart 2004.
2.4. Ten aanzien van de vrouw is het volgende gebleken.
Zij is geboren [in] 1967. Zij vormt met de kinderen een éénoudergezin.
Zij verdient sinds 1 september 2004 een bruto inkomen van € 1.200,- per maand, exclusief vakantiegeld. Zij werkt zestien uur per week.
Zij betaalde in 2004 rond € 600,- per maand aan hypotheekrente.
Zij betaalt een premie van € 105,- per maand in verband met een zorgverzekering. Zij ontvangt een zorgtoeslag van € 33,- per maand.
2.5. Ten aanzien van de man is het volgende gebleken.
Hij is geboren [in] 1966. Hij is alleenstaand.
Hij is directeur en via de Stichting [X] enig aandeelhouder van [Y] B.V. Deze B.V. houdt alle aandelen in [Z] B.V., een groothandel in autoaccessoires en onderdelen alsmede een autoquick-servicebedrijf.
Zijn salaris uit [Y] B.V. bedroeg in 2004 € 5.500,- bruto per maand. Hij betaalde € 350,- per maand aan pensioenpremie.
Hij heeft kosten in verband met de omgangsregeling, die inhoudt dat hij eenmaal per veertien dagen in het weekend en op woensdag omgang met de kinderen heeft.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is de beschikking van dit hof van 9 december 2004 aldus gewijzigd dat de daarbij vastgestelde door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de kinderen] - conform het inleidend verzoek van de man - met ingang van 1 januari 2005 nader is bepaald op € 508,- per kind per maand en met ingang van 13 november 2005 op € 475,- per kind per maand.
3.2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de man niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie, dan wel te bepalen dat de man met ingang van 1 januari 2005 een bijdrage van € 750,- per kind per maand dient te voldoen.
3.3. De man verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. De vrouw kan zich niet verenigen met de verlaging van de door de man betaalde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
4.2. Ontvankelijkheid van de man in zijn wijzigingsverzoek.
De vrouw stelt primair dat de man ten onrechte ontvankelijk is verklaard in zijn wijzigingsverzoek, nu er volgens haar geen sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden door de inwerkingtreding van de Wet Kinderopvang per 1 januari 2005. Met de inwerkingtreding van deze wet zou het hof bij de beschikking van 9 december 2004 al rekening hebben gehouden.
4.3. De man heeft deze stelling van de vrouw gemotiveerd betwist. Noch in de beschikking van het hof van 9 december 2004 noch in het proces-verbaal van de daaraan voorafgaande zitting wordt de Wet Kinderopvang genoemd of besproken. Deze nieuwe wet is niet ter sprake gekomen tijdens de mondelinge behandeling. De financiële gevolgen daarvan waren destijds ook nog niet te overzien.
4.4. Het hof overweegt dat uit de beschikking van dit hof van 9 december 2004 blijkt dat voor de vaststelling van de behoefte van de kinderen is uitgegaan van een netto gezinsinkomen van € 3.933,- per maand. De bij dit netto maandinkomen passende kosten van de kinderen heeft het hof destijds vastgesteld op € 1.500.- per maand, waarin begrepen de kosten voor kinderopvang en de ziektekosten van de kinderen. Niet blijkt dat rekening is gehouden met een vermindering van deze kosten als gevolg van de Wet Kinderopvang in 2005. Daarnaast zou er een wijziging in de opvangkosten optreden, aangezien [kind 2] sinds [..] november 2005 niet meer naar de crèche gaat. Nu er sprake was van wijzigingen van omstandigheden, is de man terecht ontvankelijk verklaard in zijn wijzigingsverzoek. De eerste grief faalt.
4.5. Met haar vierde grief stelt de vrouw zich op het standpunt, dat - kort samengevat - de vaststelling in 2004 door het hof van het netto gezinsinkomen op € 3.933.- per maand, samengesteld uit € 3.333.- voor de man en € 600.- voor de vrouw, van meet af aan onjuist is geweest en verder, dat in het kader van deze procedure opnieuw naar het netto gezinsinkomen moet worden gekeken, omdat dat hoger is gelet op het feit, dat de man onroerende zaken in eigendom heeft en daaruit inkomen moet kunnen verwerven.
4.6. Het hof stelt voorop, dat een rechterlijke uitspraak betreffende een onderhoudsbijdrage op grond van artikel 1:401 lid 1 BW kan worden gewijzigd ingeval van wijziging van omstandigheden en ex artikel 1:401 lid 4 op grond van het feit, dat de rechterlijke uitspraak van aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Wanneer een van die situaties zich voordoet is de verzoeker ontvankelijk in zijn wijzigingsverzoek en dient de rechter de zaak opnieuw te beoordelen, daarbij acht slaande op zowel de behoefte als de draagkracht.
4.7. Nu het hof in rechtsoverweging 4.4 heeft overwogen dat er in het onderhavige geval sprake is van wijziging van omstandigheden dient opnieuw beoordeeld te worden welke bijdrage in de kosten van de kinderen voldoet aan de wettelijke maatstaven. Het hof heeft in zijn beschikking van 9 december 2004 bepaald dat de behoefte van de kinderen aan de hand van het netto gezinsinkomen van € 3.933 netto per maand moet worden vastgesteld. Deze beschikking is in kracht van gewijsde gegaan en als later zou blijken, dat het destijds als uitgangspunt gekozen netto gezinsinkomen niet juist was op het moment dat het hof daarover moest oordelen zou thans op grond van artikel 1:401 lid 4 van een ander netto gezinsinkomen uitgegaan kunnen worden.
De vrouw heeft echter onvoldoende gemotiveerd gesteld dat het hof destijds van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Voor zover de vrouw op artikel 1:401 lid 4 een beroep doet, verwerpt het hof dit beroep.
4.8. Het hof honoreert wel het beroep van de vrouw op artikel 1:401 lid 1 BW, waar zij stelt, dat het netto gezinsinkomen bij de beoordeling van het onderhavige geval thans hoger moet worden vastgesteld. De vrouw heeft door het overleggen van uittreksels uit het Kadaster (productie 19 bij het appelschrift) aangetoond, dat de man in 2005 in privé een drietal onroerende zaken ([adres], alle gelegen te [plaats]) in eigendom heeft verworven. Aangezien de man zelf woont te [plaats] en heeft nagelaten de stellingen van de vrouw, dat hij naast zijn ondernemersinkomen inkomen uit onroerende zaken verwerft te weerleggen, hoewel dat wel op zijn weg had gelegen, gaat het hof ervan uit, dat de man uit deze onroerende zaken inderdaad inkomsten verwerft. Zijn stelling ter zitting, dat die inkomsten per saldo nihil zijn, heeft hij niet onderbouwd.
4.9. Het hof volgt derhalve de stelling van de vrouw, dat het netto gezinsinkomen in totaal op € 6.000.- per maand, samengesteld uit het ondernemersinkomen en inkomen uit onroerende zaken van de man en uit het huidige inkomen van de vrouw moet worden vastgesteld. Het hof is van oordeel dat aan de hand van dit netto gezinsinkomen de behoefte van de kinderen opnieuw moet worden vastgesteld nu vaste jurisprudentie voorschrijft dat kinderen in de situatie van gescheiden wonen van hun ouders mogen meeprofiteren van de verhoging van de inkomens van hun ouders, aangezien zij daarvan ook zouden hebben meegeprofiteerd als hun ouders niet uit elkaar zouden zijn gegaan.
Nu de man, hetgeen op zijn weg had gelegen, onvoldoende informatie heeft verstrekt omtrent inkomsten uit vermogen, gaat het hof ervan uit dat de man het gehele jaar 2005 het hogere inkomen heeft genoten. Uitgaande van een netto gezinsinkomen van € 6.000.- stelt het hof de behoefte van de kinderen vast op € 1.380,.- per maand. Over de periode dat [kind 2] nog naar de crèche ging, zal het hof deze behoefte verhogen met € 66,- per maand. Het hof ziet geen aanleiding om met hogere crèchekosten rekening te houden dan de door de man in eerste aanleg berekende kosten, nu de vrouw ook in hoger beroep geen inzage heeft gegeven in de door haar ontvangen tegemoetkoming van de overheid en daarmee in de in totaal door haar betaalde kosten, terwijl zij wel erkent deze tegemoetkoming te hebben ontvangen. De stelling van de vrouw dat deze tegemoetkoming aan haar toekomt en niet ten faveure van de man dient te komen is onjuist, nu de tegemoetkoming is bedoeld om kinderopvangkosten te dekken. Voorts heeft de vrouw onvoldoende aangetoond dat in plaats van de crèchekosten, kosten zijn gekomen waardoor de behoefte van de kinderen hoger zou zijn dan € 1.380,- per maand. Gelet op het voorgaande stelt het hof de bijdragen in de kosten van de kinderen over de periode met ingang van 1 januari 2005 tot [...] november 2005 vast op € 723,- per kind per maand en vanaf [...] november 2005 op € 690,- per kind per maand en het hof zal de beschikking van dit hof van 9 december 2004 in die zin wijzigen.
De man wordt in staat geacht dit bedrag te betalen nu hij op gebrek aan draagkracht geen beroep heeft gedaan.
4.10. Grief IV van de vrouw slaagt voorzover zij hierin heeft betoogd, dat het vermogen van de man thans hoger blijkt te zijn dan dat waarvan het hof in zijn eerdere beoordeling van uit ging. Doordat het hof in rechtsoverweging 4.9. opnieuw de behoefte van de kinderen heeft vastgesteld, zijn de grieven II en III besproken. Grief V faalt en grief VI mist zelfstandige betekenis.
4.11. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, en opnieuw rechtdoende,
bepaalt - met wijziging van de beschikking van dit hof van 9 december 2004 - de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de kinderen] over de periode met ingang van 1 januari 2005 tot [...] november 2005 op € 723,- (zegge: ZEVENHONDERDDRIEENTWINTIG EURO) per kind per maand en met ingang van [...] november 2005 op € 690,- (zegge: ZESHONDERDNEGENTIG EURO) per kind per maand;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.M.A. Gerritzen-Gunst, W.M.C. Tilleman en J.A.M. de Wit in tegenwoordigheid van mr. C. Neve als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2006 door de rolraadsheer.