ECLI:NL:GHAMS:2006:BL1073

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
224/05
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Rechters
  • G.B.C.M. van der Reep
  • J.M.H. van Staveren
  • L.C. Winkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijke misleiding door Marine Trade Holland B.V. van Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Mij N.V.

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder arrest van de Hoge Raad op 17 december 2004, staat de vraag centraal of Marine Trade Holland B.V. (MTH) opzettelijk Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Mij N.V. (Nationale-Nederlanden) heeft misleid. Het Gerechtshof Amsterdam behandelt het hoger beroep van MTH, die betwist dat zij opzettelijk misleiding heeft gepleegd. De Hoge Raad had eerder geoordeeld dat MTH de gelegenheid moet krijgen om bewijs te leveren ter ontzenuwing van het bewijs dat aan het strafdossier is ontleend. Het hof biedt MTH deze gelegenheid en wijst een raadsheer-commissaris aan om getuigen te horen. De zaak betreft een schadeclaim van MTH, waarbij zij Nationale-Nederlanden beschuldigt van onterecht afwijzen van haar claim. Het hof stelt vast dat MTH de mogelijkheid moet krijgen om haar stellingen te onderbouwen met getuigenverklaringen, en dat het eerdere arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage niet in stand kan blijven zonder deze mogelijkheid. De zitting voor het getuigenverhoor is gepland op 14 maart 2006, en het hof houdt verdere beslissingen aan tot na het horen van de getuigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de naamloze vennootschap NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MIJ N.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
APPELLANTE,
procureur: mr. A. van Hees,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MARINE TRADE HOLLAND B.V.,
gevestigd te Werkendam,
GEÏNTIMEERDE,
procureur: mr. J. van der Steenhoven.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Partijen worden hierna aangeduid met Nationale- Nederlanden respectievelijk MTH.
1.2 De Hoge Raad heeft in deze zaak op 17 december 2004 een arrest gewezen. Het arrest van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 22 oktober 2002 werd vernietigd en het geding werd verwezen naar dit hof ter verdere behandeling en beslissing.
1.3 MTH heeft Nationale-Nederlanden bij exploot van 2 februari 2005 opgeroepen om voor dit hof te verschijnen teneinde het geding te hervatten.
1.4 MTH heeft vervolgens een memorie na verwijzing genomen waarop Nationale-Nederlanden heeft gereageerd met een memorie van antwoord na cassatie en verwijzing.
1.5 Ten slotte hebben partijen dit hof gevraagd arrest te wijzen op basis van de stukken van het geding.
2. (Verdere) behandeling van het hoger beroep
2.1 Tussen partijen is op de voet van het arrest van de Hoge Raad van 17 december 2004 uitgangspunt dat het gerechtshof te ’s-Gravenhage in zijn arrest van 22 oktober 2002 heeft geoordeeld dat MTH (haar directeur [naam directeur]) door – ter onderbouwing van haar schadeclaim en aldus ter verkrijging van een uitkering onder de polis - de definitieve lijst bij Nationale-Nederlanden in te dienen, wetende dat daarop (grotendeels) niet vermiste zaken, te hoge prijzen en te grote aantallen stonden vermeld, welbewust de schade te hoog heeft gesteld en daarmee -naar zij had moeten begrijpen– Nationale-Nederlanden bij de schaderegeling opzettelijk heeft misleid, in welke opzettelijke misleiding MTH heeft volhard met de onverkorte handhaving van haar schadeclaim in deze procedure. Het gerechtshof te ’s-Gravenhage grondde dit oordeel op feiten en omstandigheden die blijken uit het strafdossier tegen [naam directeur].
2.2 De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 17 december 2004 geoordeeld dat MTH gemotiveerd heeft betwist dat sprake is geweest van (een poging tot) opzettelijke misleiding van Nationale Nederlanden en dat zij bij conclusie van repliek een algemeen bewijsaanbod heeft gedaan, meer in het bijzonder door het doen horen van getuigen, welk aanbod zij, tezamen met haar overige stellingen in hoger beroep heeft herhaald.
Daarom komt het MTH toe om bewijs te leveren ter ontzenuwing van het door het hof te ’s-Gravenhage aan het strafdossier ontleende bewijs, aldus de Hoge Raad. Omdat zij die gelegenheid niet gekregen had, kon het arrest van 22 oktober 2002 niet in stand blijven. Om dezelfde reden werd het geding ter verdere behandeling en beslissing naar dit hof verwezen.
2.3 Anders dan MTH in haar memorie na verwijzing bepleit heeft dit hof op de voet van het arrest van de Hoge Raad van 17 december 2004 nu tot taak om MTH alsnog de door haar verlangde gelegenheid te bieden om (door getuigen) tegenbewijs te leveren ter ontzenuwing van de, kortweg, opzettelijke misleiding door haar, MTH, van Nationale-Nederlanden als aangenomen door het gerechtshof te ’s-Gravenhage in zijn arrest van 22 oktober 2002.
2.4 Het hof zal MTH die gelegenheid thans bieden en daartoe een raadsheer-commissaris aanwijzen alsmede een dag bepalen.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. Beslissing
Het hof:
laat MTH toe tot het tegenbewijs ter ontzenuwing van hetgeen hiertoe hierboven in rechtsoverweging 2.3 werd overwogen;
wijst voor het geval MTH bewijs door getuigen wil leveren mr. J.M.H. van Staveren aan als raadsheer-commissaris ten overstaan van wie de getuigenverhoren zullen worden gehouden;
bepaalt dat indien een getuigenverhoor gewenst wordt, dit zal plaatshebben in het Paleis van Justitie, Prinsengracht 436 te Amsterdam op dinsdag 14 maart 2006 te 9.30 uur;
bepaalt dat de procureur van MTH dient na te (laten) gaan of partijen, hun raadslieden en de door geïntimeerde voor te brengen getuigen op de hierboven bepaalde dag en tijd kunnen verschijnen en dat deze – zo dat niet het geval mocht zijn - uiterlijk op 2 februari 2006 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen in de maanden april en mei 2006 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.B.C.M. van der Reep, J.M.H. van Staveren en L.C. Winkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 januari 2006 .