ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ6806

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-003109-06
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in schietincident te Amersfoort na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een man uit Amersfoort, die eerder door de rechtbank Utrecht was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De verdachte werd beschuldigd van het meermalen schieten op twee personen, aangeduid als aangever 1 en aangever 2, op 22 december 2005. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen aanwezig zijn om de verdachte te veroordelen. De discrepantie tussen de aangiften van de slachtoffers en de verklaringen van de medeverdachte, die wisselend waren, heeft bijgedragen aan de beslissing van het hof. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de medeverdachte niet betrouwbaar zijn, aangezien deze in eerdere verklaringen de verdachte volledig had vrijgepleit. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 21-003109-06
Uitspraak d.d.: 23 januari 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Utrecht van
18 juli 2006 in de strafzaak tegen
verdachte,
geboren te (geboorteplaats) op (datum),
wonende te (adres).
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van
9 januari 2007 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen nu het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd, zoals deze tenlastelegging in eerste aanleg is gewijzigd, dat:
Primair:
hij op of omstreeks 22 december 2005 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om (telkens) opzettelijk a. (aangever 1) en/of b. (aangever 2) van het leven te beroven, a. met een vuurwapen een of meer kogel(s) (van korte afstand en gericht) op/naar, althans in de richting van, die (aangever 1) heeft/hebben afgeschoten, en/of
b. met een vuurwapen een of meer kogel(s) (van korte afstand en gericht) op/naar, althans in de richting van die (aangever 2) heeft/hebben afgeschoten, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 22 december 2005 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan a. (aangever 1) en/of b. (aangever 2) (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet a. met een vuurwapen een of meer kogel(s) (van korte afstand en gericht) op/naar, althans in de richting van, die (aangever 1) heeft/hebben afgeschoten, en/of b. met een vuurwapen een of meer kogel(s) (van korte afstand en gericht) op/naar, althans in de richting van die (aangever 2) heeft/hebben afgeschoten, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Meer subsidiair:
hij op omstreeks 22 december 2005 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(aangever 1) en/of (aangever 2) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders (telkens) opzettelijk dreigend, met een vuurwapen een of meer kogels afgevuurd/afgeschoten in de richting van (de auto waarin) die (aangever 1) (zich bevond) en/of in de richting van die (aangever 2).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder primair, onder subsidiair en onder meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt:
Voor het feit dat verdachte en/of zijn mededader op de in de tenlastelegging genoemde (aangever 1) hebben geschoten, acht het hof onvoldoende wettige bewijsmiddelen aanwezig.
Het hof heeft voorts niet de overtuiging bekomen, dat verdachte betrokken is geweest bij het schietincident waarvan (aangever 2) aangifte heeft gedaan. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen, dat er sprake is van een wezenlijke discrepantie tussen de aangifte en de taps omtrent de toedracht, en in het bijzonder de rol van verdachte in het gebeuren, immers:
- In zijn aangifte, op pagina 220 e.v. van het proces-verbaal, heeft (aangever 2) een uitvoerige verklaring over het bewuste schietincident afgelegd. Zakelijk weergegeven, heeft hij verklaard dat (medeverdachte) op ongeveer 5 à 6 meter afstand van hem stond, en dat hij toen twee of drie zachte knallen/schoten hoorde. Toen hij in de richting keek van waar de knallen kwamen, zag hij dat (medeverdachte) in zijn rechterhand een pistool had. (medeverdachte) hield, aldus (aangever 2), zijn beide armen gestrekt en richtte in zijn richting. Vervolgens zag hij dat (medeverdachte) weer in zijn richting richtte en een schot loste.
Nergens in zijn verklaring spreekt (aangever 2) over een tweede mannelijke persoon (van wie wordt verondersteld dat verdachte dit is geweest) die bij het schietincident aanwezig is geweest. Dit is op zijn minst genomen opmerkelijk te noemen.
- In het proces-verbaal van politie bevindt zich anderzijds, op pagina 789 e.v., een – voor verdachte belastend – uitgewerkt verslag van een “getapt” telefoongesprek tussen
(medeverdachte) en (getuige). In dit gesprek bespreken zij onder meer het schietincident. (medeverdachte) zegt in dit telefoongesprek over de door hem geloste schoten: “(…) Ik heb niet eens op hem geschoten (…) Ik schoot op de grond jongen, op het gras (…) Ik maakte hem bang jongen (…) Bam, ik schoot op de grond. Ik liet hem rennen, ik liet hem springen (…)”. Over de vermeend door verdachte geloste schoten zegt hij: “(…) en toen, onze Ratje (het hof begrijpt: verdachte) moest zijn sigaretje wegschieten naar buiten, pof, snap je? Je weet, hij ging mikken op mensen enne ja, ik pakte het af dat ding van hem (…)”.
De bewering van (medeverdachte) in dit bewuste telefoongesprek, dat verdachte – en niet hij, (medeverdachte) – gericht zou hebben geschoten op (aangever 2), verhoudt zich niet met de verklaring van die (aangever 2), die nu juist ondubbelzinnig heeft verklaard dat (medeverdachte) gericht op hem heeft geschoten.
De in de taps weergegeven toedracht zou steun kunnen vinden in de – voor verdachte belastende – verklaring van (medeverdachte), zoals door hem afgelegd op pagina 406 van het proces-verbaal van politie. Het hof acht deze verklaring niet in voldoende mate betrouwbaar, gelet op de omstandigheid dat het hof heeft vastgesteld, dat (medeverdachte) over het bewuste schietincident telkens andere wisselende verklaringen over de betrokkenheid van verdachte heeft afgelegd. Zo heeft hij ter gelegenheid van zijn eigen berechting en ter gelegenheid van zijn verhoor als getuige ten overstaan van de rechter-commissaris op 24 mei 2006, verdachte volledig “vrijgepleit”.
Verdere bewijsmiddelen die verdachte direct, als betrokken bij het schietincident, aanwijzen bevat het procesdossier niet. Alles in aanmerking nemende, komt het hof, zoals hiervoor reeds opgemerkt, derhalve tot een vrijspraak van de gehele tenlastelegging.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder primair, onder subsidiair en onder meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr H. Abbink, voorzitter,
mr M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr G. Mintjes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr M.J. Ouweneel, griffier,
en op 23 januari 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.