GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
BESCHIKKING van 11 januari 2007 in de zaak met rekestnummer 1503/2006 OK van
DE ONDERNEMINGSRAAD VAN ELEMENTIS SPECIALTIES NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Delden,
VERZOEKER,
advocaat: MR. D.G. SCHOUWMAN,
procureur: MR. F.B. FALKENA,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ELEMENTIS SPECIALTIES NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Delden,
VERWEERSTER,
advocaat: MR. S.M. BREUKELS,
procureur: MR. CH.E.G. KOOPMAN.
1. Het verloop van het geding
1.1 Verzoeker (hierna de ondernemingsraad te noemen) heeft bij op 29 september 2006 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,
1) bij wijze van voorlopige voorziening Elementis Specialties Netherlands B.V. (hierna ESN te noemen) een verbod op te leggen (verdere) uitvoering te geven aan het besluit tot herstructurering en ESN te gebieden alle gevolgen van het besluit dienaangaande ongedaan te maken, een en ander tot aan het moment waarop in de hoofdzaak is beslist;
2) ten gronde te verklaren dat ESN bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen, aan ESN de verplichting op te leggen dit besluit in te trekken en alle gevolgen daarvan ongedaan te maken, alsmede ESN te verbieden handelingen te verrichten of te doen verrichten ter (verdere) uitvoering van het besluit of onderdelen daarvan
3) ESN te veroordelen in de kosten van het geding.
1.2 ESN heeft bij op 8 november 2006 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van de ondernemingsraad af te wijzen.
1.3 Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 30 november 2006, alwaar de advocaten de standpunten van partijen nader hebben toegelicht, beiden aan de hand van aan de Ondernemingskamer overgelegde pleitnotities en wat mr. Schouwman betreft tevens aan de hand van - op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden - nadere producties.
2.1 ESN is producent van speciale chemische producten, welke dienen als grondstoffen voor de verf- en petrochemische industrie. Bij ESN waren ten tijde van de indiening van het verzoekschrift 256 werknemers werkzaam.
2.2 ESN heette voorheen Sasol Servo B.V. ESN heeft haar huidige naam gekregen nadat Elementis PLC in juli 2004 (indirect) zeggenschap over haar had verkregen. Na die overname is een herstructurering binnen ESN doorgevoerd met het oog op haar integratie binnen de wereldwijde Elementis Groep. Die herstructurering hield - samengevat weergegeven - in dat ESN werd omgevormd van een productie- en verkooporganisatie tot een zuiver op productie gerichte onderneming. De bewuste herstructurering is per 1 september 2005 afgerond.
2.3 In juni 2005 heeft Hanover Investors Partners (hierna Hanover Investors te noemen) zijn belang in Elementis PLC vergroot. Hanover Investors heeft kort nadien besloten tot herstructurering van de Elementis Groep. Voor onderdelen binnen Elementis PLC als ESN is daarbij een strategiewijziging aangekondigd, waarbij de strategie van groei door middel van "customer intimacy" werd verruild voor de strategie van "operational excellence". In dat kader heeft ESN de ondernemingsraad op 11 november 2005 advies gevraagd over een herstructureringsplan, als gevolg waarvan het aantal werknemers met 60 zou afnemen. In die adviesaanvraag staat onder meer het volgende:
Na een grondige analyse en op grond van benchmarking, heeft Hanover op 31 oktober 2005 besloten tot herstructurering van de Elementis-groep. (..) Door Hanover is geconstateerd, dat Elementis Specialties sinds december 2003 niet aan de klantverwachtingen met betrekking tot een goede leverbetrouwbaarheid, productkwaliteit en kwaliteit van werken heeft voldaan.
Ook de financiële resultaten van Elementis plc en van ESN zijn onvoldoende.
(..)
In onderstaande tabel zijn de (verwachte) resultaten van ESN in 2005 weergegeven. Er is weliswaar een bescheiden bedrijfsresultaat, maar deze blijft ver achter bij de bijdrage die Hanover van ESN verwacht. [De tabel vermeldt vervolgens een bedrijfsresultaat van ? 3,8 miljoen, zijnde 4% van de omzet; Ondernemingskamer]
(..)
Onder de noemer van 'operational excellence' heeft Hanover opdracht gegeven om een plan uit te werken gericht op het op korte termijn vergroten van de winstgevendheid en het verbeteren van de prestaties op operationeel gebied.
(..)
Vergroting van winstgevendheid kan onder andere worden gerealiseerd via verhoging van de omzet (vergroting van de verkoop en verhoging van de verkoopprijzen), door ontwikkeling van nieuwe producten met een hogere (winst)marge en via reductie van de (personeels)kosten (..)
Een hogere omzet en de ontwikkeling van nieuwe producten zijn echter niet op korte termijn te realiseren. Gezien het door Hanover gegeven tijdpad zal de focus daarom vooral moeten liggen op kostenreductie. Met andere woorden: hoe kan hetzelfde werk met minder mensen worden gedaan.
Met die boodschap is aan enkele managers van ESN in oktober 2005 (..) opdracht gegeven om een plan uit te werken dat vóór 1 januari 2006 leidt tot een reductie van de personeelskosten met ? 1.900.000,- (ongeveer 20%).
2.4 Nadien zijn wijzigingen in het bewuste herstructureringsplan aangebracht, die ertoe hebben geleid dat (met uitvoering van het plan) het aantal werknemers niet met 60 maar met 38 zou afnemen. De belangrijkste wijziging was dat op de afdeling Production niet, zoals aanvankelijk voorgenomen, het bestaande vijf-ploegenrooster zou worden vervangen door een volcontinurooster.
2.5 De ondernemingsraad heeft bij brief van 10 februari 2006 zijn advies over de in 2.3 en 2.4 bedoelde voornemens uitgebracht. In zijn advies heeft de ondernemingsraad onder meer geschreven:
Naar het oordeel van de ondernemingsraad is er geen zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor ESN om de ingrijpende reorganisatie en inkrimping te rechtvaardigen. De ondernemingsraad is ervan overtuigd dat de voorgenomen reorganisatie en inkrimping bij ESN uitsluitend het resultaat is van de aangescherpte eisen van Hanover Investors Partners (Hanover), de nieuwe eigenaar van Elementis plc.
ESN doet het binnen Elementis Specialties juist erg goed (voldoet in grote mate aan klantverwachtingen ten aanzien van leverbetrouwbaarheid, productkwaliteit en kwaliteit van werken; behaalt een positief bedrijfsresultaat). In financiële zin genereert ESN rendement voor de aandeelhouders. Indien er een hoger rendement wordt verlangd door de aandeelhouders, dan dient de bestuurder een afweging van belangen te maken. Hierbij dienen - naar het oordeel van de ondernemingsraad - de belangen van de werknemers zwaar mee te worden gewogen. De ondernemingsraad is van oordeel dat dit niet is gebeurd, waardoor in de oorspronkelijke adviesaanvraag 60 en in de aangepaste adviesaanvraag 38 werknemers hun baan dreigen te verliezen en de blijvers veelal met gewijzigde taken en meer werkdruk worden geconfronteerd. (..)
De ondernemingsraad is van mening dat het risico op het ontstaan van onveilige situaties in de aangepaste adviesaanvraag is afgenomen, maar niet is verdwenen.
(..)
De ondernemingsraad adviseert negatief over uw voorgenomen besluit tot herstructurering en inkrimping van ESN, aangezien de belangen van de werknemers en de maatschappij onvoldoende zijn meegewogen en u daarom niet in alle redelijkheid en billijkheid tot uw voorgenomen besluit heeft kunnen komen.
De ondernemingsraad realiseert zich echter wel dat in de organisatie wellicht nog efficiencyvoordelen zijn te behalen door een andere organisatie van werkzaamheden. De ondernemingsraad is daarom bereid om aan dit negatieve advies over uw gehele voorgenomen besluit op onderdelen voorwaarden te verbinden (..). Op een aantal onderdelen blijft de ondernemingsraad echter negatief adviseren (..). De ondernemingsraad bindt zich dan ook niet aan de door u genoemde reductie van de personeelskosten met ? 1,05 miljoen volgens uw aangepaste adviesaanvraag, laat staan met uw uiteindelijk nagestreefde besparing op personeelskosten van ? 1,9 miljoen.
2.6 Bij brief van 16 februari 2006 heeft de bestuurder (toen C. Berghuis) de ondernemingsraad (gemotiveerd) bericht dat op een aantal punten aan de door de ondernemingsraad gestelde voorwaarden zou worden voldaan en dat op andere punten het advies van de ondernemingsraad niet werd gevolgd. Met betrekking tot laatstbedoelde punten hebben partijen uiteindelijk overeenstemming bereikt, welke is vastgelegd in een overeenkomst van 14 maart 2006.
2.7 Bij brief van 13 juni 2006 heeft de bestuurder (inmiddels L. Francken) een nieuwe adviesaanvraag aan de ondernemingsraad doen toekomen, deels ter "afronding van de reorganisatie, aangekondigd in november 2005, die reeds gedeeltelijk werd uitgevoerd in maart-april van dit jaar" en deels met betrekking tot "de nieuwe reorganisatie van de commerciële organisatie van Elementis Specialties". Wat betreft de afronding van de in november 2005 aangekondigde reorganisatie staat in de adviesaanvraag dat van de voorgenomen kostenreductie (van ? 1,9 miljoen) nog ? 850.000 gerealiseerd moet worden. In dit verband vermeldt de adviesaanvraag onder meer:
Zoals in de inleiding aangegeven, heeft het managementteam Operations zich beraden over en voorstellen uitgewerkt voor verdere efficiencyverbetering en kostenbesparing, met als hoofddoel de beoogde structurele reductie van de personeelskosten met ? 1.900.000,- alsnog volledig te realiseren.
De voorgenomen besluiten terzake betreffen de afdelingen Production, Logistics, Quality, Maintenance en HSE & Technology. Met de nieuwe reorganisatie van de commerciële organisatie gaat, blijkens de adviesaanvraag, een verlies van negen arbeidsplaatsen gepaard (de eerdere reorganisatie betekende een verlies van acht arbeidsplaatsen).
2.8 Door 170 medewerkers van ESN is een petitie getekend die het bestuur van ESN oproept de in 2.7 bedoelde adviesaanvraag (hierna de adviesaanvraag te noemen) in te trekken en ook overigens geen verdergaande reorganisaties voor te stellen.
2.9 Op 30 juni 2006 is de adviesaanvraag, door middel van een presentatie met sheets, aan werknemers van ESN toegelicht.
2.10 De adviesaanvraag is in de overlegvergaderingen van 19 juli, 2 augustus en 23 augustus 2006 besproken. Daarnaast heeft de ondernemingsraad schriftelijk vragen aan de bestuurder gesteld, welke door deze laatste ook schriftelijk zijn beantwoord. Deels zijn die antwoorden in de overlegvergaderingen nog nader besproken.
2.11 De ondernemingsraad heeft bij brief van 30 augustus 2006 advies uitgebracht. Daarin adviseerde de ondernemingsraad negatief over de voorgenomen reorganisatie, omdat hem de gevraagde gegevens ter motivering van de reductie van personeelskosten van in totaal ? 1,9 miljoen niet waren verstrekt. In de visie van de ondernemingsraad was die kostenreductie al behaald. De ondernemingsraad adviseerde de bestuurder alsnog over te gaan tot verstrekking van de benodigde gegevens ter motivering van de reeds gerealiseerde reductie van genoemde kosten sinds 11 november 2005. Voorts memoreerde de ondernemingsraad dat hij in de vorige reorganisatieronde kenbaar had gemaakt de veiligheid en arbeidsomstandigheden in de onderneming van groot belang te vinden en van mening te zijn dat een reorganisatie niet mag leiden tot meer (veiligheids)risico's. De ondernemingsraad sprak zijn bezorgdheid te dien aanzien ook in dit adviestraject uit en merkte in dit verband op dat het, ondanks zijn verzoek, niet aan hem verstrekken van de conceptrapportage van de interne audit (naar de Ondernemingskamer begrijpt: voorzover betrekking hebbend op ESN) de ondernemingsraad had bemoeilijkt in het uitbrengen van zijn advies. De ondernemingsraad adviseerde die rapportage alsnog aan hem te verstrekken (en zodra deze beschikbaar zou zijn: ook in definitieve vorm). In het advies werd vervolgens ingegaan op de voorgenomen specifieke maatregelen. De ondernemingsraad adviseerde daarover hetzij negatief zonder meer, hetzij negatief tenzij aan bepaalde voorwaarden zou worden voldaan, zulks behoudens de adviezen ter zake van de afdeling HSE & Technology, waarover de ondernemingsraad positief adviseerde, met de aantekening dat nog wel aan de in het advies omschreven voorwaarden diende te worden voldaan.
2.12 Bij brief van 31 augustus heeft ESN de ondernemingsraad (gemotiveerd) laten weten diens advies niet op te volgen, zulks behoudens wat betreft de volgende punten:
- voor de chemielogistiek bulk behelsde het voornemen dat een subafdeling (binnen de afdeling Logistics) zou worden opgericht; ESN zegde toe aan de terzake door de ondernemingsraad gestelde voorwaarden (kort gezegd: adequate opleiding van de desbetreffende medewerkers) te zullen voldoen;
- ook aan de door de ondernemingsraad geformuleerde "mitsen" met betrekking tot de besluitvorming ten aanzien van de afdeling HSE & Technology schreef ESN te zullen voldoen.
3. De gronden van de beslissing
3.1 Een van de bezwaren die de ondernemingsraad tegen het besluit als vervat in de brief van 31 augustus 2006 heeft aangevoerd is dat ESN niet afdoende heeft aangetoond dat de beoogde besparing op de personeelskosten (van in totaal ? 1,9 miljoen, te rekenen vanaf de adviesaanvraag van 11 november 2005) nog niet is gehaald en dat nog een te effectueren besparing van ? 850.000 resteert. De Ondernemingskamer overweegt te dien aanzien als volgt.
3.2 De Ondernemingskamer constateert allereerst dat in de adviesaanvraag van 11 november 2005 wel wordt gezegd dat de personeelskosten met ? 1,9 miljoen gereduceerd moeten worden en dat vervolgens vele in dat verband te nemen maatregelen worden beschreven, maar dat in die aanvraag (en ook in het bewuste adviestraject) niet uit de doeken is gedaan welke besparing met welke maatregel nu wordt verkregen. Nu (blijkens productie VI bij het verweerschrift) volgens ESN met een arbeidsplaats gemiddeld een bedrag aan "jaarkosten" van ? 50.000 gemoeid is, zou - zo bezien - met een reductie van 38 arbeidsplaatsen de (althans volgens ESN) benodigde besparing van ? 1,9 miljoen zijn bereikt. Waarom niettemin aanvankelijk maatregelen werden voorgesteld waarmee een vermindering van 60 arbeidsplaatsen gemoeid was, valt zonder nadere toelichting, die ESN niet heeft gegeven, niet goed te begrijpen.
3.3 Uit de in 2.6 bedoelde overeenkomst, gelezen tegen de achtergrond van de in bijlage 2 bij de brief van 16 februari 2006 gegeven opsomming van het in die brief vervatte besluit (waarmee het op 11 november 2005 in gezette adviestraject (hierna adviestraject I te noemen) werd afgesloten), maakt de Ondernemingskamer op dat in adviestraject I 35 arbeidsplaatsen zijn of komen te vervallen. Deze gevolgtrekking laat zich als volgt toelichten. In de opsomming van bijlage 2 staan 28 arbeidsplaatsen ten aanzien waarvan de opheffing door de ondernemingsraad niet is betwist, dan wel werd voldaan aan de voorwaarden, waaronder de ondernemingsraad alsnog met die opheffing akkoord kon gaan. Met betrekking tot de resterende tien (ingevolge de plannen van ESN) te vervallen arbeidsplaatsen is bedoelde overeenkomst gesloten. Uit die overeenkomst valt op te maken dat de maatregelen ten aanzien van de afdeling HSE & Technology (het daarmee toen beoogde verval betrof twee arbeidsplaatsen) werden doorgeschoven naar een volgende reorganisatieronde, dat de secretaressepool van de afdeling Staff Operation in plaats van met drie met twee arbeidsplaatsen zou verminderen (waarmee in totaal op die afdeling drie in plaats van vier arbeidsplaatsen kwamen te vervallen) en dat voor het overige de beoogde besparingen (zeven arbeidsplaatsen) werden doorgezet, met dien verstande dat aan zowel de besparing met betrekking tot de secretaressepool als die met betrekking tot Finance (onderdeel van de afdeling Staff Departments) door partijen werd overeengekomen dat aan een aantal voorwaarden zou moeten worden voldaan. Zodra aan bedoelde (of andere, nader tussen partijen overeen te komen) voorwaarden is voldaan, zullen met (de uitvoering van) adviestraject I al met al dus 35 arbeidsplaatsen vervallen.
3.4 Reeds gelet op het vorenstaande moet de ondernemingsraad worden gevolgd in zijn visie dat ESN niet afdoende heeft aangetoond dat, na de besparingen die het adviestraject I heeft opgeleverd of nog kan opleveren, nog ? 850.000 op personeelskosten moet worden bezuinigd. Terzijde merkt de Ondernemingskamer overigens in dit verband op dat niet juist is het betoog van ESN dat de ondernemingsraad de noodzaak van de bezuiniging van ? 1,9 miljoen heeft erkend. De ondernemingsraad heeft die noodzaak immers zowel in zijn advies van 10 februari 2006 als in zijn advies van 30 augustus 2006 bestreden, althans niet erkend. Wat betreft laatstbedoeld advies wijst de Ondernemingskamer op de volzin daaruit: "Overigens tekent de ondernemingsraad hierbij aan, conform zijn advies d.d. 10 februari 2006 over de vorige reorganisatieronde, dat hij zich niet bindt aan de door u nagestreefde omvang van de kostenreductie."
3.5 Aan het hiervoor overwogene kan worden toegevoegd dat ook de in dit verband door ESN overgelegde productie VII niet overtuigt. Daargelaten dat het de Ondernemingskamer voorkomt dat het niet gaat om sinds 11 november 2005 vertrokken werknemers (maar om sindsdien, met de op basis van adviestraject I genomen of te nemen maatregelen, vervallen of te vervallen arbeidsplaatsen), heeft de ondernemingsraad de inhoud van die productie gemotiveerd betwist (de Ondernemingskamer verwijst wordt naar de pleitnotities van de advocaat van de ondernemingsraad sub 5) en is de juistheid van de stellingen terzake van ESN niet komen vast te staan.
3.6 Aan het vorenstaande kan voorts nog worden toegevoegd dat ook de adviesaanvraag van 13 juni 2006 geen enkel inzicht geeft in de met de in die aanvraag omschreven maatregelen te behalen kostenreducties. Slechts met de nodige moeite is uit die adviesaanvraag op te maken hoeveel arbeidsplaatsen met de daarin beschreven plannen nu gemoeid zijn. Indien de adviesaanvraag van 11 november 2005 wordt gelegd naast die van 13 juni 2006 en tevens de uitkomst van adviestraject I in beschouwing wordt genomen (waarbij de Ondernemingskamer met name doelt op de inhoud van bijlage 2 van de eerder genoemde brief van 16 februari 2006) dan komt de Ondernemingskamer op negentien te vervallen arbeidsplaatsen op basis van de adviesaanvraag van 13 juni 2006 (voorzover die althans niet ziet op het tweede aspect van die aanvraag, de nieuwe reorganisatie van de commerciële organisatie, welk aspect - zo valt uit de adviesaanvraag van 13 juni 2006 op te maken - los staat van de doelstelling ? 1,9 miljoen te reduceren op de kosten). Immers, bij Production gaat het om twaalf te vervallen arbeidsplaatsen (van 119 naar 107; resultaat adviestraject I: van 120 naar 119), bij Logistics om één arbeidsplaats extra (van 33 naar 34; resultaat adviestraject I: van 42 naar 33), bij Quality om twee te vervallen arbeidsplaatsen (van 24 naar 22; resultaat adviestraject I: van 26 naar 24), bij Engineering & Maintenance om elf te vervallen arbeidsplaatsen (van 31 naar 20; resultaat adviestraject I: van 35 naar 31) en bij HSE & Technology om vijf extra arbeidsplaatsen (van 11 naar 16; geen resultaat in adviestraject I), hetgeen per saldo negentien te vervallen arbeidsplaatsen betekent. Als uitgegaan wordt van de door ESN zelf genoemde kostenbesparing per arbeidsplaats op jaarbasis ten bedrage van ? 50.000, dan zou doorvoering van de bewuste maatregelen een besparing opleveren van ? 950.000. Dat is zelfs meer dan het door ESN in de adviesaanvraag van 13 juni 2006 genoemde bedrag van ? 850.000 dat zij zelf zegt nog te moeten bezuinigen. Ter terechtzitting is door ESN in dit verband, onder verwijzing naar productie VII bij het verweerschrift, overigens nog weer een ander bedrag genoemd. De advocaat van ESN heeft immers toen desgevraagd verklaard dat nog (slechts) ? 750.000 behoefde te worden bezuinigd. Wat hiervan zij, tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor in 3.2 en 3.3 is overwogen, is hoe dan ook niet begrijpelijk dat thans nog een reductie van arbeidsplaatsen in de orde van negentien zou moeten plaatsvinden om de door ESN gestelde benodigde reductie op personeelskosten van ? 1,9 miljoen, te rekenen vanaf 11 november 2005, te bereiken.
3.7 Op zich kan niet worden uitgesloten dat voor (alle of enkele van) de voorgestelde maatregelen hoe dan ook goede grond bestaat, maar een zodanige stellingname en het debat over de vraag of die juist is dient dan in het adviestraject ook centraal te staan. Dat is niet het geval geweest. Zowel de adviesaanvraag van 11 november 2005 als die van 13 juni 2006 is immers in de sleutel geplaatst van de gewenste bezuiniging op de personeelskosten van in totaal ? 1,9 miljoen. Voorzover in de adviesaanvraag van 11 november 2005 mogelijk ook gelezen kan worden dat er wat schort aan het voldoen door ESN aan "de klantverwachtingen met betrekking tot een goede leverbetrouwbaarheid, productkwaliteit en kwaliteit van werken", geldt dat de ondernemingsraad met klem heeft betwist dat dit bij ESN aan de orde is en dat de (toenmalige) bestuurder daarop ook uitdrukkelijk heeft gesteld dat voor ESN als reden voor de ingrepen slechts gold dat het financiële resultaat van ESN door de aandeelhouder Hanover Investors te mager was bevonden. De Ondernemingskamer verwijst naar de notulen van de overlegvergadering van 22 november 2005. Overigens heeft de Ondernemingskamer over dat financiële resultaat uit de stukken ook geen eenduidig beeld kunnen krijgen. Zo wordt in de adviesaanvraag van 11 november 2005 nog gesproken over een verwacht bedrijfsresultaat voor ESN over 2005 van ? 3,8 miljoen positief, maar wordt in de in 2.9 bedoelde presentatie voor dat jaar gesproken over een negatief bedrijfsresultaat van ? 2,7 miljoen (naar aldaar is vermeld: "zonder maatregelen", maar de vraag laat zich stellen hoe het bedrijfsresultaat over 2005 beïnvloed zou kunnen worden door een in november 2005 ingezet adviestraject dat pas in maart 2006 wordt afgerond) en is in antwoorden op door de ondernemingsraad gestelde vragen weer van andere cijfers sprake. Waarom, als ESN de noodzaak van te treffen bezuinigingen zou willen duidelijk maken, het debat met de ondernemingsraad niet (in ieder geval: mede) wordt gevoerd aan de hand van (al of niet) voorlopige jaarcijfers - welke cijfers dan vanzelfsprekend, waar nodig, nader kunnen worden toegelicht - is de Ondernemingskamer evenmin duidelijk geworden.
3.8 Op grond van dit alles is de Ondernemingskamer van oordeel dat ESN bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit als vervat in de brief van 31 augustus 2006 heeft kunnen komen, voorzover dat besluit althans ziet op de "afronding" van de bij de adviesaanvraag van 11 november 2005 ingezette reorganisatie.
3.9 Met betrekking tot het besluit voorzover het ziet op de nieuwe reorganisatie van de commerciële organisatie overweegt de Ondernemingskamer als volgt.
3.10 Het gaat daarbij om een drietal (deel)besluiten, één ten aanzien van de afdeling Colorants, één ten aanzien van de afdeling Communications en één ten aanzien van de afdeling Surfactants. Met betrekking tot het besluit ter zake van de afdeling Communications kan geconstateerd worden dat daartegen door de ondernemingsraad in zijn verzoekschrift geen bezwaar is aangevoerd. Dat besluit kan dus hoe dan ook in stand blijven. Tegen het besluit met betrekking tot de afdeling Colorants heeft de ondernemingsraad als bezwaar aangevoerd dat ESN niet heeft aangetoond dat het laboratorium in Keulen over de noodzakelijke competenties beschikt om de werkzaamheden over te nemen die voorheen bij ESN geschiedde (het gaat daarbij om de technische ondersteuning van de coatingsadditieven). Gezien tegen de achtergrond van hetgeen de ondernemingsraad over deze kwestie in zijn advies heeft opgemerkt (hetgeen kennelijk berustte op enkel de, niet met feiten gestaafde, zojuist weergegeven veronderstelling met betrekking tot het laboratorium in Keulen en als zodanig zonder meer als miniem valt te kenschetsen), is de Ondernemingskamer van oordeel dat ESN in de brief van 31 augustus 2006 terzake kon volstaan met hetgeen zij over deze kwestie in die brief heeft geschreven. De ondernemingsraad wordt mitsdien niet in zijn bezwaar terzake gevolgd. Met betrekking tot het besluit ter zake van de afdeling Surfactants heeft de ondernemingsraad als bezwaar naar voren gebracht dat ESN niet is ingegaan op de door de ondernemingsraad aan de orde gestelde vraag of de voorgestelde vermindering van arbeidsplaatsen op de bewuste afdeling wel werkbaar is. Dit is een punt dat de ondernemingsraad ook in zijn advisering aan de orde heeft gesteld, maar waarop ESN inderdaad in haar brief van 31 augustus 2006 niet is ingegaan. Ook in het verweerschrift wordt niet inhoudelijk op dit punt gerespondeerd. ESN heeft het gelaten bij de constatering dat (vrij weergegeven) hetgeen de ondernemingsraad hier aanvoert te weinig is om de conclusie te dragen dat het desbetreffende besluit niet genomen had kunnen worden. De Ondernemingskamer volgt ESN hierin. Daarbij heeft de Ondernemingskamer ook betrokken dat de ondernemingsraad in zijn advies spreekt over drie medewerkers die 300 klanten zou moeten bedienen (waarna de vrees wordt uitgesproken dat "dit niet haalbaar zal blijken te zijn"), maar dat, naar de Ondernemingskamer afleidt uit het besluit van ESN van 31 augustus 2006 (in 6.3, laatste alinea) en de adviesaanvraag van 13 juni 2006 (in 4.4, voorlaatste alinea vóór de tabel), door de ondernemingsraad verder niet is weersproken dat hier sprake is van een misverstand en dat de klanten worden bediend door vier medewerkers.
3.11 Het vorenstaande betekent dat de ondernemingsraad niet wordt gevolgd in zijn bezwaren tegen het besluit voorzover het ziet op de nieuwe reorganisatie van de commerciële organisatie.
3.12 Nu ten gronde zal worden beslist, behoeft de door de ondernemingsraad verzochte voorlopige voorziening geen behandeling.
3.13 ESN zal ten slotte, als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding.
verklaart dat Elementis Specialties Netherlands B.V., gevestigd te Delden, bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit als vervat in de brief van 31 augustus 2006 heeft kunnen komen, behoudens voorzover dat besluit betrekking heeft op de hiervoor in 3.9 bedoelde reorganisatie;
gebiedt Elementis Specialties Netherlands B.V. vorenbedoelde besluit in zoverre in te trekken en alle gevolgen daarvan ongedaan te maken;
verbiedt Elementis Specialties Netherlands B.V. in zoverre handelingen te verrichten of te doen verrichten ter (verdere) uitvoering van meerbedoelde besluit of onderdelen daarvan;
veroordeelt Elementis Specialties Netherlands B.V. in de kosten van het geding, deze aan de zijde van de ondernemingsraad tot op heden begroot op ? 2.973;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. Willems, voorzitter, mr. Van Loon en mr. Goslings, raadsheren, drs. Izeboud RA en mr. Van Maanen, raden, in tegenwoordigheid van mr. Van Hassel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 11 januari 2007.
coll.: