12 februari 2007
eerste civiele kamer
rekestnummer 2006/1262
G E R E C H T S H O F T E A M S T E R D A M
nevenzittingsplaats Arnhem
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
1 Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 2 december 2003 is ten aanzien van appellante (hierna te noemen: [appellante]) de definitieve toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken. Hierbij is tot rechter-commissaris benoemd mr. A.C. Schroten en tot bewindvoerder S.A.M. Verlaan-van den Hengel.
1.2 Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 5 december 2006 is onder meer bepaald dat de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] wordt voortgezet en is een saneringsplan vastgesteld waarbij de termijn, gedurende welke de schuldsaneringsregeling van kracht is, is vastgesteld op (bedoeld zal zijn:) 42 maanden te rekenen vanaf de dag van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, die dag daaronder begrepen. Het hof verwijst naar dit vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 11 december 2006 (per fax) en op 12 december 2006 (per gewone post) ingekomen verzoekschrift is [appellante] in hoger beroep gekomen van laatstgenoemd vonnis.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij behorende stukken, alsmede van een tweetal brieven met bijlage(n) van de bewindvoerder van 12 januari 2007 en 30 januari 2007 en een brief met bijlagen van de procureur van 24 januari 2007.
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 februari 2007, waarbij [appellante] is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. Th. P.M. Moons, advocaat te Amersfoort. Voorts is verschenen de bewindvoerder Verlaan-van den Hengel voornoemd.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 De rechtbank heeft op 28 november 2006 ingevolge de artikelen 337 Fw in verbinding met 335 Fw een openbare terechtzitting gehouden, waarbij zij onder meer heeft beslist over de voortzetting van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Bij deze beslissing heeft de rechtbank ingevolge artikel 338 lid 5 Fw een saneringsplan vastgesteld, waarbij de termijn – gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is – is vastgesteld op (bedoeld zal zijn:) 42 maanden, te rekenen vanaf en met inbegrip van de dag van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, te weten 2 december 2003. De rechtbank heeft aldus de looptijd van de schuldsaneringsregeling (van ten hoogste drie jaar) verlengd met zes maanden, en zodoende de beslissing als bedoeld in artikel 354 Fw gedurende deze termijn aangehouden.
3.2 Het hof overweegt als volgt. Na verloop van drie jaar dient de wettelijke schuldsaneringsregeling te worden beëindigd (al dan niet met schone lei), tenzij sprake is van tekortkomingen die nog herstelbaar zijn binnen een termijn van hooguit twee jaar. In dat geval kan de rechtbank de schuldenaar daartoe de gelegenheid geven. Uit de verklaring van de bewindvoerder is gebleken dat [appellante] zich volledig aan haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, in het bijzonder de sollicitatieverplichting, heeft gehouden. Niet gebleken is van tekortkomingen die een grond opleveren voor tussentijdse beëindiging als bedoeld in artikel 350 lid 3 Fw. Het hof acht – anders dan de rechtbank – voor verlenging dan ook geen omstandigheden aanwezig en derhalve evenmin voor het aanhouden van de beslissing als bedoeld in artikel 354 Fw.
3.3 Alle feiten en omstandigheden in onderling verband en in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het hoger beroep slaagt. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en er zal als volgt worden beslist.
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Utrecht van 5 december 2006;
verstaat dat de rechtbank alsnog een beslissing neemt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Rijken, Mannoury en Van der Pol en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 februari 2007.