ECLI:NL:GHAMS:2007:BA2131

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1630/06 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.L.G.A. Stille
  • P.J.N. van Os
  • F.A.A. Duynstee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afhandeling van een nalatenschap door een boedelnotaris en de gevolgen van het openen van een kluisje zonder toestemming van erfgenamen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2007, gaat het om de afhandeling van de nalatenschap van mevrouw [X], die op 7 april 2000 is overleden. Klager, samen met zijn broer en twee zussen, is gerechtigd tot de nalatenschap. De notaris, mr. [Y], was belast met de boedelafhandeling. Klager heeft een klacht ingediend tegen de notaris, onder andere omdat deze het bestaan van een kluisje bij de Rabobank niet had meegenomen in de verdeling. De notaris opende het kluisje op 21 maart 2006 zonder de erfgenamen te informeren of uit te nodigen, wat leidde tot de klacht dat hij buiten hen om handelde. Het hof oordeelt dat de notaris in zijn hoedanigheid van boedelnotaris had moeten verifiëren of het kluisje deel uitmaakte van de nalatenschap en dat hij dit naliet. Dit onderdeel van de klacht werd gegrond verklaard, maar het hof oordeelde dat dit niet van zodanige ernst was dat een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd moest worden. De overige klachtonderdelen, waaronder de financiële afhandeling van de nalatenschap en de communicatie met klager, werden ongegrond verklaard. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer van toezicht, met verbetering van gronden, en verwierp het beroep van klager voor het overige.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 22 maart 2007 in de zaak onder rekestnummer 1630/06 NOT van:
[X],
wonend te [plaats],
APPELLANT,
t e g e n
MR. [Y],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder te noemen klager, is bij een op 26 oktober 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Roermond, verder te noemen de kamer, van 3 oktober 2006, waarbij de klacht tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, gedeeltelijk gegrond is verklaard, zonder oplegging van een maatregel, en de klacht voor het overige ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 22 november 2006 een verweerschrift - met bijlagen - ingediend.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 februari 2007. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld.
4. Het standpunt van klager
Klager verwijt de notaris het volgende:
1) De notaris is bij het opstellen van de uiteindelijke verdeling het kluisje op naam van erflaatster ten kantore van de Rabobank te Nederweert vergeten, terwijl hij in het bezit was van de sleutel van dat kluisje. Op 21 maart 2006 vond alsnog een inventarisatie van de inhoud het kluisje plaats door de notaris en een medewerker van de Rabobank, zonder dat klager hiervoor was uitgenodigd of hiervan zelfs maar op de hoogte was gesteld. Ook de andere erfgenamen waren hierbij niet aanwezig. Van het openen van het kluisje en van de inhoud daarvan zou een film zijn gemaakt. Klager heeft tevergeefs verzocht de film te mogen zien.
2) De notaris heeft klager niet op de hoogte gehouden van de financiële kant van de afhandeling van de nalatenschap. Klager doelt hierbij onder meer op informatie over de opbrengst van het huis, de afschriften van de bankrekeningen en de rente. Klager stelt dat hij de notaris nooit de opdracht heeft gegeven om zijn zaken te behartigen.
3) De notaris heeft ongeveer € 9000,- aan zichzelf betaald door dit bedrag in te houden van de opbrengst van het huis en zonder dit bedrag te specificeren. Klager stelt dat de notaris niets voor hem heeft gedaan.
4) De notaris heeft klager ¼ deel van de kosten voor de makelaar in rekening gebracht, terwijl klager de makelaar nooit opdracht heeft gegeven.
5) De notaris heeft nagelaten klagers ¼ deel van de begrafeniskosten te betalen, waardoor klager rente moest betalen.
6) De notaris heeft klager nooit op zijn kantoor ontvangen en ook telefonisch contact met de notaris was niet mogelijk.
5. Het standpunt van de notaris
De notaris verweert zich als volgt:
1) Ten aanzien van het kluisje bestrijdt de notaris dat de sleutels daarvan in zijn bezit waren dan wel op zijn kantoor aanwezig waren. De sleutels waren in het bezit van de bewindvoerster over het vermogen van een van de erfgenamen. De huur van het kluisje werd betaald van de rekening van deze erfgenaam. De notaris ging er dan ook van uit dat de inhoud van het kluisje aan deze erfgenaam toebehoorde. Na ontvangst van een brief van 13 maart 2006 van de Rabobank is vanuit het kantoor van de notaris actie ondernomen en heeft eerdergenoemde bewindvoerster de sleutels aan de notaris afgegeven. Vervolgens is het kluisje geopend in bijzijn van de notaris, in zijn hoedanigheid van boedelnotaris. Alle erfgenamen hebben een afschrift ontvangen van de bevindingen van de notaris. De notaris stelt dat er geen film door hem is gemaakt.
2) De levering van het huis van erflaatster en de financiële afwikkeling daarvan zijn door notaris mr. [Y] gedaan. Overeenkomstig het vonnis in kort geding van de president van de rechtbank te Roermond van 15 november 2001 is de netto verkoopopbrengst in depot gestort bij de notaris.
3) De notaris heeft klager wel degelijk op de hoogte gesteld van de kosten van de afwikkeling van de nalatenschap. Op 5 mei 2003 heeft de notaris klager een brief gestuurd omtrent de boedelkosten; de declaratie van de notaris was bijgevoegd. Klager heeft nooit op deze brief gereageerd.
4) De nota van de makelaar is niet door de notaris voldaan, maar door notaris mr. [Y].
5) De notaris heeft klager op 2 februari 2001 verzocht zijn aandeel in de begrafeniskosten te betalen. Klager heeft dit, in tegenstelling tot de overige erfgenamen, kennelijk niet gedaan. Op 19 januari 2006 heeft de notaris een brief ontvangen van de uitvaartonderneming, waarin om betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met rente, werd gevraagd. De notaris heeft vervolgens het door klager verschuldigde in het concept van de akte van verdeling verwerkt.
6) Klager heeft recentelijk noch schriftelijk noch telefonisch contact met de notaris opgenomen. Nadat klager eerder een klacht indiende bij de kamer heeft mevrouw [W], als kandidaat-notaris verbonden aan het kantoor van de notaris, de zaak verder behandeld. Klager en zijn advocaat hebben met genoemde kandidaat-notaris contact gehad over het kluisje.
6. De beoordeling
Evenals de kamer stelt het hof voorop dat de notaris geen executeur-testamentair maar boedelnotaris was. Ten aanzien van de klachtonderdelen oordeelt het hof als volgt.
1) Uit de stukken en het verhandelde ter zitting leidt het hof af dat de notaris bekend was met het bestaan van het kluisje. De notaris is na het overlijden van erflaatster in het bezit gesteld van de sleutels van het kluisje. Omdat de huur van het kluisje werd voldaan van de rekening van een van de erfgenamen is de notaris er van uitgegaan dat de inhoud van het kluisje aan deze erfgename toebehoorde en heeft hij de sleutels van het kluisje ter hand gesteld van de bewindvoerster van deze erfgename. Het is het hof niet gebleken dat de notaris vóór het opmaken van de verdelingsakte enig onderzoek heeft gedaan naar de status van het kluisje en de inhoud ervan. Het hof is van oordeel dat de notaris dit, in zijn hoedanigheid van boedelnotaris, had behoren te doen.
Voorts is gebleken dat de notaris, wederom in zijn hoedanigheid van boedelnotaris, het kluisje op 21 maart 2006 buiten aanwezigheid van de erfgenamen heeft geopend. Het hof heeft uit geen enkel stuk noch anderszins kunnen afleiden dat de notaris van klager een volmacht hiertoe had gekregen. Ook de brief van de gemachtigde van klager, van 1 maart 2006, kan naar oordeel van het hof niet worden gekwalificeerd als een volmacht. Voorts is het hof niet gebleken dat de notaris op enigerlei wijze de erfgenamen vooraf op de hoogte heeft gesteld van zijn voornemen het kluisje te openen en hen heeft uitgenodigd daarbij aanwezig te zijn. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de notaris ten onrechte buiten de erfgenamen om heeft gehandeld.
Wat betreft de film die de notaris van het openen zou hebben gemaakt oordeelt het hof dat, aangezien de stellingen hieromtrent alleen zijn gebaseerd op een brief van de Rabobank maar door de notaris worden betwist, onvoldoende is komen vast te staan dat er een film is gemaakt.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat dit onderdeel van de klacht gegrond is, behoudens voor zover het betreft de film die van het openen van de kluis gemaakt zou zijn, en dat het oordeel van de kamer op dit punt moeten worden vernietigd.
2) Wat betreft de financiële afhandeling van de nalatenschap is het hof van oordeel dat de verwijten van klager jegens de notaris die betrekking hebben op de verantwoording van opbrengst van het huis van erflaatster ongegrond zijn, aangezien notaris [Z] in deze zaak de instrumenterende en daarmee de verantwoordelijke notaris was die alle werkzaamheden heeft verricht. Wat betreft de overige verwijten die onder meer betrekking hebben op de afschriften van de bankrekeningen waarop de netto opbrengst van het huis was gestort en de daarover gekweekte rente stelt het hof vast dat de notaris in het kader van het door hem opgestelde concept van de akte van verdeling de rente heeft verantwoord. Nu klager – althans zijn advocaat – heeft gereageerd op het concept van de afrekening en geen vragen heeft gesteld over de verantwoording van de netto opbrengst van het huis en de daarover gekweekte rente treffen genoemde verwijten in deze procedure geen doel.
3) Bij brief van 5 mei 2003 heeft de notaris klager zijn declaratie van de verrichte werkzaamheden tot dan toe gezonden. De notaris heeft gesteld dat klager nooit op deze brief heeft gereageerd. Noch de ontvangst van de brief, noch de stelling van de notaris dat klager nooit heeft gereageerd, is door klager betwist. Het hof gaat er dan ook vanuit dat klager de brief met de declaratie heeft ontvangen en hierop niet heeft gereageerd.
Het hof volgt klager niet in zijn stellingen dat de notaris niets voor hem zou hebben gedaan. De notaris was immers als boedelnotaris belast met de afhandeling van de nalatenschap van erflaatster. Deze afhandeling gebeurde ook in het belang van klager en daaruit volgt dat de notaris ook werkzaamheden ten behoeve van klager heeft verricht.
Nu klager de hoogte van de declaratie niet bij de notaris aan de orde heeft gesteld noch om specificatie daarvan heeft gevraagd komt het hof met verbetering van gronden tot de conclusie dat dit derde onderdeel van de klacht ongegrond is.
4) Zoals hiervoor onder 2) is overwogen is de levering van het huis van erflaatster behandeld door notaris mr. [Y]. Ook de nota van de makelaar is door genoemde notaris voldaan. Het verwijt van klager jegens de notaris is dan ook niet terecht en het hof oordeelt dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.
5) Ten aanzien van het voldoen van klagers aandeel in de begrafeniskosten overweegt het hof als volgt. De notaris heeft gesteld dat hij de erfgenamen een brief heeft geschreven met daarin het verzoek aan ieder van hen om het eigen aandeel in de begrafeniskosten te voldoen en dat klager dat, als enige, kennelijk niet heeft gedaan. Klager heeft dit niet betwist. De notaris was voorts niet gerechtigd om namens klager betalingen te doen uit de onder hem berustende boedelgelden zonder diens uitdrukkelijke opdracht of instemming. De uitvaartonderneming heeft uiteindelijk, behalve de kosten, ook rente in rekening gebracht. Dit komt, onder de gegeven omstandigheden voor risico en rekening van klager. De notaris heeft juist gehandeld door in het concept van de akte van verdeling klagers aandeel in de nalatenschap te verminderen met diens aandeel in de begrafeniskosten. Klager heeft, door ondertekening van de volmacht waarin het concept was opgenomen, ook ingestemd met de betaling door de notaris aan de uitvaartonderneming. Het hof is van oordeel dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.
6) Het hof volgt klager niet in zijn stellingen dat hij niet op het kantoor van de notaris mocht komen en dat geen telefonisch contact met hem mogelijk was. De notaris heeft onweersproken gesteld dat hij de behandeling van de zaak had overgedragen aan de kandidaat-notaris, mr. De Waal, met wie klager wel contact heeft gehad. Het hof is dan ook van oordeel dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
Evenmin als de kamer acht het hof de gedeeltelijke gegrondbevinding van het eerste klachtonderdeel onder de gegeven omstandigheden van zodanige ernst en omvang dat de notaris daarvoor een tuchtrechtelijke maatregel moet worden opgelegd.
Het hof zal derhalve de beslissing van de kamer met verbetering van gronden in stand laten en het daartegen gerichte beroep van klager afwijzen met dien verstande dat klachtonderdeel 1) ook gegrond wordt verklaard voor zover het betreft het openen van het kluisje door de notaris zonder toestemming van klager buiten diens tegenwoordigheid.
Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- verklaart klachtonderdeel 1) gegrond voor zover het betreft het openen van het kluisje door de notaris, en vernietigt de beslissing van de kamer in zoverre;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, P.J.N. van Os en F.A.A. Duynstee en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 22 maart 2007 door de rolraadsheer.
Kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Roermond
Nummer: KL 7/2006
BESLISSING
van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen
te Roermond in de zaak van:
de heer [X],
wonende te [adres]
hierna te noemen de klager;
tegen:
notaris mr. [Y],
gevestigd te [plaats],
correspondentieadres: [adres],
hierna te noemen de notaris.
De procedure
Het verloop van procedure blijkt uit:
- de schriftelijke klacht van de klager van 18 april 2006 met bijlagen;
- de schriftelijke reactie van de notaris van 14 mei 2006 met bijlagen;
- de brief van de klager van 16 juni 2006 met bijlage;
- de brief van de notaris van 30 juni 2006;
- de openbare mondelinge behandeling van de klacht op 5 september 2006, waarbij de notaris en de klager zijn verschenen.
De vaststaande feiten
De kamer gaat uit van de volgende, tussen partijen vaststaande feiten.
De klager is samen met zijn broer en zijn twee zussen gerechtigd tot de nalatenschap van zijn moeder, mevrouw [X], die op 7 april 2000 is overleden.
De kosten van de uitvaartverzorging van moeder bedroegen ƒ 10.996,70. De drie mede-erfgenamen van de klager hebben elk eenvierde deel van dat bedrag voldaan. Bij brief van 2 februari 2001 heeft de notaris de klager verzocht om het aandeel van de klager in deze kosten ad ƒ 2.749,18 over te maken op zijn bankrekening. De klager heeft aan dit verzoek niet voldaan. Bij brief van 19 januari 2006 heeft Van Deursen Uitvaartverzorging B.V. de notaris verzocht om het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten, ad € 1.919,51 te voldoen. De notaris heeft laatstgenoemd bedrag bij de verdeling van de nalatenschap in mindering gebracht op het aan de klager toekomende aandeel in de nalatenschap van € 57.796,18.
Tot die nalatenschap behoorde onder meer een huis dat door tussenkomst van een makelaar is verkocht. De leveringsakte is verleden door notaris mr.[Y] te [plaats].
Bij kort-gedingvonnis van de president van de arrondissementsrechtbank te Roermond van 15 november 2001 is onder meer bepaald dat de netto verkoopopbrengst van het huis onder de boedelnotaris blijft totdat over de verdeling van de nalatenschap van moeder overeenstemming dan wel een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is verkregen.
Notaris [Z] heeft uit de verkoopopbrengst van het huis onder meer de nota van Hendriks Makelaardij o.g. B.V. voldaan en de netto verkoopopbrengst van het huis overgemaakt aan de notaris, die boedelnotaris was.
Mevrouw [X] beschikte bij de Rabobank te Nederweert over een kluisje met nummer 173. Dit kluisje is op 21 maart 2006 geïnventariseerd door de notaris en een medewerker van de Rabobank. De notaris heeft van hetgeen hij bij de inventarisatie heeft aangetroffen per brief, verstuurd op 21 maart 2006, mededeling gedaan aan de advocaat van de klager.
De inhoud van de klacht
De klacht houdt - zakelijk weergegeven - in:
1. dat de notaris het kluisje bij de Rabobank, waarvan de notaris het bestaan kende, in de verdeling is vergeten mee te nemen, dat de klager bij de opening van het kluisje niet aanwezig is kunnen zijn, dat er een film is gemaakt van de opening en de inhoud van het kluisje, welke film niet meer aanwezig is;
2. dat de notaris de klager nooit op de hoogte heeft gehouden van de financiën, zoals de opbrengst van het huis, de (afschriften van de) bankrekeningen, de rente; dat de klager nooit opdracht aan de notaris heeft gegeven om zijn zaken te behartigen;
3. dat de notaris van de vier erfgenamen ongeveer € 9.000,00 heeft ingehouden op de opbrengst van het huis voor het door hem verrichte werk, terwijl hij voor de klager niets heeft gedaan, hem geen gespecificeerde rekening heeft gestuurd en van de gewerkte uren geen specificaties heeft verstrekt;
4. dat de notaris de klager zonder diens medeweten ¼ deel van de makelaarskosten in rekening heeft gebracht, terwijl de betreffende makelaar van de klager geen opdracht heeft gekregen;
5. dat de notaris de klager ¼ deel van de begrafeniskosten in rekening heeft gebracht, inclusief rente;
6. dat de klager nooit bij de notaris op kantoor mocht komen en dat de notaris de klager telefonisch niet te woord heeft willen staan door de telefoonverbinding te verbreken.
Het standpunt van de notaris
1. de Rabobank heeft aan de notaris bij brief van 13 maart 2006 laten weten dat er een kluisje met nummer 173 aanwezig was. Het kluisje is op 21 maart 2006 in aanwezigheid van een bankemployé geopend en daarin zijn geen zaken van enigerlei waarde aangetroffen; de notaris heeft hierbij geen film gemaakt;
2. de financiële afwikkeling van de verkoop van het huis is door notaris [Y] verricht. De (netto) verkoopopbrengst is in depot gestort bij de notaris op grond van een kort-gedingvonnis van 15 november 2001;
3. de klager is op de hoogte gesteld van de kosten van de afwikkeling door middel van een brief van de notaris van 5 mei 2003. Op deze brief heeft de klager nooit gereageerd;
4. de nota van de makelaar is niet door de notaris voldaan, maar door notaris [Z];
5. de notaris heeft de klager op 2 februari 2001 verzocht om zijn, klagers, deel van de begrafeniskosten te betalen, hetgeen kennelijk niet is gebeurd. Op 19 januari 2006 heeft de notaris van brief van de uitvaartverzorger ontvangen, waarin om betaling van het openstaande bedrag met rente en kosten werd verzocht;
6. de klager heeft recentelijk telefonisch noch schriftelijk contact met de notaris opgenomen; wel heeft kandidaat-notaris mevrouw [W] met de klager gesproken over het kluisje bij de Rabobank.
De beoordeling van de klacht
De kamer stelt voorop dat de notaris geen executeur(-testamentair) maar boedelnotaris was. Anders dan de notaris ter zitting heeft verklaard, ontleende hij deze hoedanigheid niet aan een rechterlijke uitspraak. De kamer gaat er dan ook van uit dat de notaris de hoedanigheid van boedelnotaris heeft op grond van een uitdrukkelijke dan wel stilzwijgende opdracht van de broer en zussen van de klager, die samen voor meer dan de helft in de onverdeelde nalatenschap van moeder gerechtigd waren. De kamer baseert zich daarbij op het feit dat in deze procedure is gebleken dat slechts de klager de notaris niet als boedelnotaris accepteerde en de notaris desalniettemin de nalatenschap heeft behandeld, van welke behandeling gesteld noch gebleken is dat de drie andere erfgenamen tegen die behandeling bezwaren hebben geuit.
Over de zes onderdelen van de klacht oordeelt de kamer als volgt.
1. De klager heeft gesteld dat hij de notaris vanaf het begin (waarmee naar het oordeel van de kamer is bedoeld vanaf het begin dat de notaris de afwikkeling van de nalatenschap op zich heeft genomen en dat was in het jaar 2000) op het bestaan van het kluisje heeft gewezen. De notaris heeft deze stelling niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. Een brief van de advocaat van de klager van begin 2006 heeft ertoe geleid dat de notaris het kluisje op 21 maart 2006 heeft geïnventariseerd. Naar het oordeel van de kamer had de notaris het niet zover moeten laten komen dat door toedoen van de advocaat van de klager tot inventarisatie van het kluisje werd overgegaan. De notaris had de bewering van de klager over het kluisje eerder moeten natrekken.
Tot de taak van de boedelnotaris behoort onder meer de boedel goed en voortvarend af te wikkelen met alle middelen die hem daartoe ten dienste staan. Door het kluisje te openen in aanwezigheid van een medewerker van de bank, van die inventarisatie een proces-verbaal op te maken en een kopie daarvan onmiddellijk aan de advocaat van de klager te zenden, heeft de notaris in zijn hoedanigheid van boedelnotaris naar het oordeel van de kamer tuchtrechtelijk niet laakbaar gehandeld.
In haar brief van 25 april 2006 aan de klager schrijft de Rabobank onder meer: “Bovendien is de inventarisatie door de notaris vastgelegd op film.” De notaris heeft gesteld dat hij van de opening van het kluisje geen film heeft gemaakt; hij acht het niet uitgesloten dat er via een bewakingscamera in de bank een film is gemaakt. De kamer acht het niet uitgesloten dat in de hiervoor aangehaalde passage in de brief van de Rabobank de vermelding “door de notaris” betrekking heeft op de inventarisatie en niet op het vastleggen op film. Maar hoe dit ook zij, de kamer moet vaststellen dat de notaris in elk geval geen film van de inventarisatie heeft gemaakt en dat hem dan ook geen verwijt kan worden gemaakt dat die film niet meer aanwezig is.
2. De akte van levering van het huis is door notaris [Z] verleden en notaris [Z] heeft ook de financiële afwikkeling van die levering verricht. Bij kort-gedingvonnis van 15 november 2001 heeft de president van de arrondissementsrechtbank te Roermond bepaald dat de netto verkoopopbrengst van het huis onder de boedelnotaris dient te blijven totdat over de verdeling van de nalatenschap van moeder overeenstemming dan wel een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is verkregen. Overeenkomstig dit vonnis heeft notaris [Z], zoals hij ook heeft vermeld in zijn nota van afrekening aan de erven Houben van 17 december 2001, de netto verkoopopbrengst overgemaakt aan de notaris. De klager heeft tijdens de openbare behandeling van de klacht verklaard bekend te zijn met de hoogte van de netto verkoopopbrengst van het huis.
De notaris is wettelijk verplicht – en van deze verplichting kan niet worden afgeweken – om gelden, die hij in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden onder zich neemt of die hem in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden worden toevertrouwd, op de zogenaamde kwaliteitsrekening te storten. Volgens de onweersproken verklaring van de notaris is dat ook in dit geval gebeurd. Elke rechthebbende heeft naar evenredigheid van het bedrag dat ten behoeve van iedere rechthebbende op die rekening is gestort, recht op de gekweekte rente. Nu er voor de notaris geen andere mogelijkheid bestond dan de netto verkoopopbrengst van het huis op de kwaliteitsrekening te storten, is de kamer van oordeel dat de notaris niet onjuist heeft gehandeld door de klager niet op eigen initiatief te informeren over de rekening waarop de netto verkoopopbrengst was gestort en over de daarop gekweekte rente. De klager heeft nog gesteld dat hij de notaris daarnaar heeft gevraagd, doch de notaris betwist dit. Nu de klager niet heeft aangegeven dat en hoe hij zijn stelling op dit punt kan bewijzen, zal de kamer hem niet tot bewijslevering toelaten. De kamer acht de betreffende stelling dan ook niet aannemelijk geworden.
3. Bij brief van 5 mei 2003 aan de klager, die de ontvangst van die brief niet heeft betwist, heeft de notaris hem zijn declaratie voor de door hem verrichte werkzaamheden tot op dat moment toegezonden. De notaris heeft gesteld dat de klager op die brief nimmer heeft gereageerd en deze stelling is door de klager niet weersproken, zodat de kamer ervan uit gaat dat de klager op de declaratie nooit naar de notaris toe heeft gereageerd. De kamer is van oordeel dat de klager, toen hij de in zijn ogen onvolledigheid van de declaratie ontdekte, binnen bekwame tijd met de notaris contact had moeten op te nemen. Nu - bijna drie jaar later - kan de klager de notaris in redelijkheid geen verwijt meer maken van de gestelde onvolledigheid.
Over de stelling van de klager dat de notaris niets voor hem heeft gedaan, oordeelt de kamer als volgt. Zoals hiervoor vermeld was de notaris als boedelnotaris belast met de behandeling en afhandeling van de nalatenschap van moeder, in welke nalatenschap de klager met drie andere erfgenamen medegerechtigd was. Een dergelijke behandeling en afhandeling gebeurde ook in het belang van de klager en in zoverre kan gesproken worden dat de notaris ook werkzaamheden ten behoeve van de klager heeft verricht. De kamer volgt de klager dan ook niet in zijn stelling dat de notaris niets voor hem heeft gedaan.
4. Niet de notaris maar notaris [Z] heeft de financiële afwikkeling van de levering van het huis verzorgd. Zo heeft notaris [Z] onder meer de rekening van Hendriks makelaardij o.g. B.V. voldaan uit de verkoopopbrengst van het huis. De notaris heeft met de betaling van de rekening van de makelaar niets van doen gehad en hem treft dan ook niet het verwijt dat hij de klager zonder diens medeweten eenvierde deel van de makelaarskosten in rekening heeft gebracht.
5. De klager heeft niet betwist dat hij de brief van de notaris van 2 februari 2001, waarin de notaris de klager verzoekt om zijn aandeel in de begrafeniskosten te voldoen, heeft ontvangen. De klager heeft zijn aandeel in die kosten niet voldaan. De notaris heeft aangegeven dat hij van de klager geen betalingen mocht doen zonder de uitdrukkelijke opdracht of goedkeuring van de klager, hetgeen de klager niet heeft weersproken. Dat de uitvaartverzorger uiteindelijke rente en kosten in rekening brengt, komt onder de gegeven omstandigheden voor rekening en risico van de klager, die als enige van de vier erfgenamen in gebreke is gebleven met de tijdige betaling van de uitvaartverzorger. Het behoort tot de taak van de boedelnotaris om uit de nalatenschap de boedelschulden te voldoen alvorens tot uitkering aan de erfgenamen over te gaan. Van die taak heeft de notaris zich gekweten door het aan klager uit te keren aandeel in de nalatenschap te verminderen met het deel van de begrafeniskosten dat voor rekening van de klager komt. Op dit punt valt de notaris geen verwijt te maken.
6. Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld en uit hetgeen bij de openbare behandeling is gebleken, komt niet naar voren dat de klager niet op het kantoor van de notaris mocht komen. Volgens zijn eigen verklaring is de klager in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap een aantal keren op het kantoor van de notaris is geweest, zij het bij notaris [M], de kantoorgenoot van de notaris. De notaris had zijn kandidaat-notaris mevrouw [W] belast met de feitelijke werkzaamheden ten aanzien van de afwikkeling van de nalatenschap. Met mevrouw [W] heeft de klager wel telefonisch contact gehad. Niet is komen vast te staan dat de klager mevrouw [W] ooit om een mondeling of telefonisch gesprek met de notaris heeft verzocht.
Op grond van de hiervoor onder 1 tot en met 6 vermelde overwegingen komt de kamer tot de slotsom dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is, met uitzondering echter van het onderdeel dat ziet op het natrekken van het kluisje. De notaris had de bewering van de klager over het kluisje eerder moeten verifiëren. Dit onderdeel van de klacht acht de kamer gegrond. De kamer acht dit nalaten echter niet van een zodanige ernst en omvang dat de notaris daarvoor een tuchtrechtelijke maatregel moet worden opgelegd.
De beslissing
De kamer:
verklaart de klacht gegrond voor zover deze betrekking heeft op het niet tijdig verifiëren van de bewering van de klager dat tot de nalatenschap van moeder ook nog een kluisje behoorde;
bepaalt dat aan de notaris geen tuchtmaatregel wordt opgelegd;
verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E.J.M. Boogaard-Derix, voorzitter, Th.P.M. Pluymaekers, R.T.J.M. Hetterschijt, M.H.G.A. Verlinden en J.J.G.M. Kuijpers, bijgestaan door L.G.H. Cox, secretaris, en op 3 oktober 2006 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter in tegenwoordigheid van de secretaris.
De secretaris, De voorzitter,
mr. L.G.H. Cox mr. E.J.M. Boogaard-Derix