Parketnummer: 21-005452-05
Uitspraak d.d.: 17 april 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Utrecht van 6 oktober 2005 in de strafzaak tegen
[verdachte 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in HvB PCMI De Corridor te Zeeland.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 10 maart 2006, 1 juni 2006, 25 augustus 2006, 3 oktober 2006, 22 december 2006, 15 januari 2007 en 3 april 2007 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte heeft ter terechtzitting opgegeven dat hij geen rechtsmiddel heeft willen instellen tegen dat deel van het vonnis waarvan beroep waarbij hij ter zake van het onder 1 tenlastegelegde werd vrijgesproken, zodat het hof verstaat dat het hoger beroep van verdachte uitsluitend is gericht tegen dat deel van het vonnis waarvan beroep waarbij verdachte ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde werd veroordeeld.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan zijn oordeel onderworpen om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is (nadat de tenlastelegging in eerste aanleg is gewijzigd) tenlastegelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 24 februari 2004 te Schoonrewoerd, gemeente Leerdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 14.500 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [getuige 1] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2], in elk geval een of meer medewerker(s) en/of klant(en) van de Rabobank (gelegen aan de Noorderwoerd), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of een of meer van zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [getuige 1], in elk geval een of meer medewerker(s) van de Rabobank (gelegen aan de Noorderwoerd), heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 14.500 Euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond aan die [getuige 1] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het lichaam van die [getuige 1] heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of op het lichaam van die [getuige 1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] (met kracht) (middels een arm om de keel) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) meegetrokken en/of geduwd (naar een plek achter in het bankfiliaal) en/of
- (daarbij) heeft/hebben geroepen: "Dit is een overval, geld, geld" en/of "Mond houden" en/of "Naar de grond kijken" en/of "Meer, meer", althans woorden van (dreigende) gelijke aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 22 april 2004 te Vuren, gemeente Lingewaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 29.985 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [betrokkene 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4], in elk geval een of meer medewerker(s) en/of klant(en) van de Rabobank (gelegen aan de Vinkenlaan), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of een of meer van zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 2], in elk geval een of meer medewerker(s) van de Rabobank (gelegen aan de Vinkenlaan), heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 29.985 Euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond aan die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] (met kracht) heeft/hebben vastgegrepen en/of vastgehouden en/of gedwongen op de grond te gaan liggen en/of
- (daarbij) heeft/hebben geroepen "Dit is een overval, liggen, liggen, niet kijken en handen op de rug" en/of "We moeten geld hebben" en/of "Is er nog meer geld" en/of "Naar de grond kijken" en/of "Niet kijken, terugkruipen, vlug vlug, anders schieten we. Ons leven is toch niets meer waard", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] heeft/hebben gedwongen plaats te nemen in een toilet en/of (daar) gedurende (tenminste) twee minuten te wachten;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
In het navolgende wordt verdachte aangeduid als [verdachte 2] en de medeverdachte als [verdachte 1].
Op dinsdag 24 februari 2004, vond er een gewapende overval plaats op een filiaal van de Rabobank gevestigd aan de Noorderwoerd 54 te Schoonrewoerd (gemeente Leerdam). Er zijn door getuigen twee daders waargenomen waarvan één een zogenaamd “visserhoedje” op zijn hoofd droeg. De ander droeg een muts. Getuige [getuige 1] ziet dat één van de overvallers latex handschoenen draagt.
Naar aanleiding van buurtonderzoek is door de politie vastgesteld dat op 19 februari 2004 een zwarte Mercedes met het kenteken [kenteken2] in de nabijheid van het bankfiliaal is geweest. Uit de geconstateerde gedragingen van de inzittenden zou die aanwezigheid kunnen duiden op een zogeheten “voorobservatie”. De Mercedes stond in de periode 10 januari 2004 tot 26 januari 2004 op naam van [verdachte1].
Naar aanleiding van een aan deze overval gewijde uitzending van “Opsporing verzocht” op 10 mei 2004 belt een onbekend gebleven, zich [getuige 2] noemende, man met een op naam van [getuige 3] staande telefoon met de politie. Deze verklaart dat de overval gepleegd is door [verdachte 1], wonende aan [woonplaats verdachte 1] en [verdachte 2], wonende aan de [woonplaats verdachte 2]. Voorts verklaart deze [getuige 2] dat beiden beginners waren, thans over veel geld beschikten en samen een Audi A3 hadden gekocht. Ten aanzien van de in de uitzending getoonde (video-)beelden van de overval wordt verklaard dat de verdachten daarop te herkennen zijn.
Vastgesteld kan worden dat [verdachte 1] en [verdachte 2] woonachtig waren op de respectievelijk genoemde adressen en als first offenders kunnen worden aangemerkt. Op de Audi A3 zal hierna nog worden ingegaan.
In de uitzending van “Opsporing verzocht” worden geen mededelingen gedaan over de omvang van de buit. De buit was groot € 14.500,-.
Technisch sporenonderzoek op de plaats delict en in de vermoedelijke vluchtauto (een Fiat Uno) heeft niet geleid tot bruikbare sporen.
Op donderdag 22 april 2004 vond er een gewapende overval plaats op een filiaal van de Rabobank gevestigd aan de Vinkenlaan 2 te Vuren (gemeente Lingewaal). Getuigen nemen drie daders waar. Twee van hen droegen op hun hoofd vissershoedjes, de derde een muts. De overval begint met het binnentreden van twee overvallers, korte tijd later gevolgd door een derde man. Getuige [getuige 4] spreekt over het schreeuwen en “opgefokt” zijn van deze derde man. Dit wordt bevestigd door de verklaring van [getuige 5].
Bij deze overval wordt de hiervoor reeds genoemde Mercedes gebruikt als vluchtauto. In deze later aangetroffen vluchtauto zijn onder andere 6 voorverpakte handschoenen aangetroffen.
De buit bij deze overval bedroeg € 29.985,00 in biljetten van 5, 10, 20 en 50 euro.
Technisch sporenonderzoek op de plaats delict en in de vluchtauto heeft niet geleid tot bruikbare sporen.
Verklaringen getuige [getuige 6]
Tijdens het onderzoek is de getuige [getuige 6] een aantal malen gehoord. Op 14 oktober 2004 verklaart hij dat [verdachte 2], na de uitzending van “Opsporing verzocht” hem vroeg of hij, [getuige 6], iets had gehoord van een bankoverval in Schoonrewoerd. Samen zouden zij vervolgens de web-pagina van een plaatselijk periodiek hebben bezocht (het kontakt) en een de overval betreffende pagina hebben uitgedraaid. Hij verklaart voorts dat hij van de web-pagina van “Opsporing verzocht” de foto van de overvallers bekeek en [verdachte 2] daarop herkende. In dezelfde verklaring verklaart hij dat hij de pagina ook bekeken heeft met [getuige 7]. Daarbij was ter sprake gekomen dat beiden de overvaller op de foto meenden te herkennen en werden door beiden briefjes uitgewisseld om erachter te komen wie de ánder dacht dat de overvaller op de foto was. Op dit punt vindt de verklaring van [getuige 6] bevestiging in een verklaring van [getuige 7].
[getuige 6] verklaart dat zowel [verdachte 1] als [verdachte 2] hem hebben gezegd de daders te zijn van de overval in Schoonrewoerd. Voorts verklaart [getuige 6] van [verdachte 2] vernomen te hebben wat de omvang van de buit was, te weten ongeveer € 15.000,00.
Het genoemde bedrag van € 15.000,00 ligt erg dicht bij de waarde van de werkelijke buit van
€ 14.500,00 en is als daderinformatie aan te merken. Deze informatie is, zoals gezegd, niet in “Opsporing verzocht” vrijgegeven.
Over de overval in Vuren verklaart [getuige 6] dat hij van [verdachte 2] heeft vernomen dat deze de overval had gepleegd samen met [verdachte 1] en twee andere Marokkanen. In het bijzijn van [verdachte 1] zou [verdachte 2] aan [getuige 6] hebben verteld over de derde dader die, terwijl de overal gaande was, schreeuwend het bankgebouw in was gerend.
Het gegeven van de verlate binnenkomst van een schreeuwende derde man kan in het licht van de hiervoor besproken verklaringen van [getuige 4] en [getuige 5] als daderinformatie worden aangemerkt.
[getuige 6] verklaart voorts dat [verdachte 2] aan hem verteld zou hebben dat, naar het hof begrijpt, [verdachte 1] een pistool zou hebben geregeld. Bij [verdachte 1] is bij de doorzoeking van zijn woning een pistool aangetroffen.
Getuige [getuige 8] verklaart dat [getuige 6] op uitgebreide schaal zijn wetenschap over de overvallen en het daderschap van [verdachte 1] en [verdachte 2] met hem, [getuige 8], deelde.
Getuige [getuige 9] verklaart over een gebeurtenis ongeveer een week voor de overval in Vuren. Getuige was samen met [getuige 6] in Gorinchem. Op het station in Gorinchem zou [getuige 6], zich tijdelijk afzonderend van [getuige 9], een ontmoeting hebben gehad met onder andere [verdachte 2] (door [getuige 9] herkend op foto). Die ontmoeting zou geëindigd zijn met een vraag van [verdachte 2] aan [getuige 6] hoe zij het beste terug zouden kunnen reizen. Daarop zou [getuige 6] geantwoord hebben: ”Je kan bus 208 en 112 pakken; of je pakt lijn 47 en dan kom je langs de plek die je nodig hebt”, of woorden van gelijke strekking. [getuige 9] verklaart dat hij aan [getuige 6] toen zijn verbazing kenbaar maakte omdat lijn 47 een grote omweg maakte, ondermeer door Vuren. Hierop zou [getuige 6] hebben verklaard: “ze gaan ergens iets bekijken”.
[getuige 8] verklaart dat zowel [getuige 6] als [getuige 9] hem over de voorverkenning hebben verteld.
Een RCIE-tip dat [verdachte 2] een deel van de buit gebruikt had voor de aanschaf van een Audi A3, met het kenteken [kenteken 3], heeft geleid tot nader onderzoek. Het voertuig bleek op naam te staan van [getuige 10].
De getuige [getuige 11] verklaart dat hij het voertuig inderdaad verkocht had aan een zich [getuige 10] noemende jongeman. Bij het tonen van foto’s wordt door hem [verdachte 2] aangewezen als degene die zich [getuige 10] genoemd had. De koopprijs van € 8000,00 werd betaald met coupures van 10, 20 en 50 euro. Geconstateerd kan worden dat de betaling in deze coupures van een dergelijk bedrag ongebruikelijk is en dat de coupures gelijk zijn aan de bij de overval in Vuren meegenomen coupures.
In de fouillering van [verdachte 2] wordt een sleutel aangetroffen van het betreffende voertuig.
Door [getuige 6] worden [verdachte 1] en [verdachte 2] herkend op de fotoprints van de overval in Schoonrewoerd. [verdachte 1] wordt voorts door [getuige 6] herkend op een fotoprint van de overval in Vuren. Door [getuige 8] wordt [verdachte 1] herkend op een fotoprint van de overval in Vuren en [verdachte 2] op een fotoprint van de overval in Schoonrewoerd.
Er is getracht een meer wetenschappelijke gelaatsherkenning te doen verrichten. Dat is niet mogelijk gebleken. Daarmee zijn de herkenningen door [getuige 6] en [getuige 8] evenwel niet zonder waarde. In ieder geval van de beschrijving door [getuige 8] van [verdachte 2] heeft het hof ter zitting kunnen vaststellen dat deze accuraat was. Ook overigens blijkt uit het dossier dat beiden goed wisten hoe de beide verdachten eruit zagen. Met die kennis hebben zij de verdachten herkend. Weliswaar zou, gegeven de gedeeltelijke bedekking van het gelaat, die herkenning als zodanig een bewezenverklaring niet kunnen dragen, maar bijdragen aan het bewijs kan deze wel.
Zowel in de fouillering van [verdachte 1] als [verdachte 2] werd een vissershoedje aangetroffen. Bij [verdachte 1] zijn nog latex handschoenen aangetroffen. De bij [verdachte 1] inbeslaggenomen computer is onderzocht. Bij dat onderzoek werden opvallend veel “hits” geconstateerd op onder meer de woorden “opsporing verzocht” (4976), overval (172), bank (2106), Schoonrewoerd (24) en Vuren (24).
De hiervoor weergegeven verklaringen van [getuige 6], [getuige 7], [getuige 9] en [getuige 8] zijn in een later stadium door hen in diametraal tegenovergestelde zin gewijzigd. [getuige 8] is later weer teruggekeerd naar zijn oorspronkelijke verklaring.
Ook [getuige 10] (de tenaamgestelde van de Audi A3) heeft zijn oorspronkelijke verklaring gewijzigd.
Het hof is zich bewust dat een eventuele bewezenverklaring bij gebreke van enig forensisch bewijs in hoge mate zal steunen op de hiervoor uitgebreid weergegeven oorspronkelijke verklaringen van de zo-even genoemde getuigen.
Bij de waardering van dit bewijsmateriaal liggen twee elkaar uitsluitende mogelijkheden voor. Ofwel de oorspronkelijk verklaringen zijn door welke oorzaak dan ook in strijd met de waarheid afgelegd, ofwel de latere verklaringen zijn onjuist.
Voor het eerste scenario is in het dossier niet een begin van een serieuze aanwijzing te vinden. Het opsporingsonderzoek is op verzoek van de verdediging onder een vergrootglas gelegd en een aantal bij het onderzoek betrokken politiefunctionarissen zijn gehoord. Daarbij is zeker, wat het hof dan maar noemt, ruis te constateren die met menselijk handelen gegeven is. Maar in essentie blijven de onderzoeksresultaten recht overeind. Bovendien sluiten de oorspronkelijke verklaringen, behoudens waar het [getuige 6] mogelijke rol bij de voorbereiding van de overval in Vuren betreft, vrijwel naadloos op elkaar aan.
Voor het tweede scenario bevinden zich vele aanwijzingen in het dossier. Die aanwijzingen zijn zo talrijk, dat het hof ervan overtuigd is dat oorspronkelijk belastende of onwelgevallige verklaringen onder druk of bedreiging vanuit (de omgeving van) verdachte en/of zijn medeverdachte zijn gewijzigd.
[getuige 6] en [getuige 7] spreken voorafgaand aan hun oorspronkelijke verklaring openlijk over hun angst. [getuige 8] heeft uitgebreid verklaard over bedreigingen welke verklaringen enige verankering vinden in de verklaringen van [getuige 12] , [getuige 13] , [getuige 14] en [getuige 15] . Een aanwijzing voor de bedreigingen is ook het door [verdachte 2] gevoerde telefoongesprek vanuit het huis van bewaring met een onbekende waarin ondermeer door [verdachte 2] gezegd wordt: “Je moet tegen hem zeggen dat hij zijn hersens moet gebruiken, die jongen die mij verraden heeft”.
Namens verdachte is een aantal verweren gevoerd die in de kern allen neerkomen op de bruikbaarheid of betrouwbaarheid van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. In hetgeen hiervoor (onder het kopje “Bewezenverklaring”) is overwogen worden alle door de verdediging aangevoerde punten besproken. Het hof zal derhalve thans niet opnieuw de pleitnota puntsgewijs doorlopen. In de hiervoor beschreven verantwoording van de waardering van de beschikbare bewijsmiddelen ligt besloten dat de gevoerde bewijs(middel)verweren worden verworpen.
In dit licht acht het hof het niet noodzakelijk om, zoals door de raadsman is verzocht, de meineedprocedure tegen de getuige [getuige 6] af te wachten.
De overtuiging van het hof wordt mede gevoed door de proceshouding van verdachte. Al het voorgaande is op één of meer momenten in de procedure (opsporingsonderzoek, eerste aanleg, hoger beroep) aan de verdachte voorgehouden. Tijdens de politieverhoren heeft verdachte enige verklaringen afgelegd die het hof, op de punten die er in dit verband toe doen, als ongeloofwaardig aanmerkt. Zo verklaart hij medeverdachte [verdachte 1] vóór zijn aanhouding lange tijd niet te hebben gezien. Hij zou voorts het bij hem aangetroffen vissershoedje op de dag van zijn aanhouding hebben gevonden in het gras en dit bij zich hebben gestoken om later weg te gooien. Over een aantal aan verdachte voorgehouden omstandigheden verklaart verdachte ten slotte om, gegeven de ernst van de beschuldiging, onduidelijke redenen opvallend vaag: zo vind hij het niet belangrijk te verklaren over de eigendom van een telefoon , wil hij de privacy niet schenden van mensen met wie hij in een Mercedes heeft gezeten en wil hij om dezelfde reden niet zeggen waar hij bij die gelegenheid met hen naar toe is geweest. In de kern is de proceshouding van verdachte zowel bij de behandeling in eerste aanleg als in hoger beroep geweest dat hij kaal heeft ontkend bij de overvallen betrokken te zijn geweest en zich voor het overige heeft beroepen op zijn zwijgrecht.
Uiteraard heeft verdachte dat recht. Maar het feit dat verdachte daarmee ook de hiervoor beschreven voor hem uiterst belastende feiten en omstandigheden, die duidelijk om opheldering vragen, onbesproken heeft gelaten draagt bij aan de overtuiging dat een bewezenverklaring zoals volgt op zijn plaats is.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
hij op 24 februari 2004 te Schoonrewoerd, gemeente Leerdam, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 5.000 Euro, toebehorende aan [benadeelde 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [getuige 1] en [betrokkene 1] en [betrokkene 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [getuige 1], heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 9.500 Euro, toebehorende aan de [benadeelde 1], welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond aan die [getuige 1] en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het lichaam van die [getuige 1] heeft gedrukt en gedrukt gehouden en op het lichaam van die [getuige 1] heeft gericht en gericht gehouden en
- die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft vastgepakt en vastgehouden en vervolgens meegetrokken en geduwd (naar een plek achter in het bankfiliaal) en
- (daarbij) heeft/hebben geroepen: "Dit is een overval, geld, geld" en/of "Mond houden" en/of "Naar de grond kijken" en/of "Meer, meer".
3.
hij op 22 april 2004 te Vuren, gemeente Lingewaal, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 2], heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 29.985 Euro, toebehorende aan [betrokkene 3], welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededaders
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond aan die [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde 2] heeft gericht en gericht gehouden en
- die [benadeelde 3] en [benadeelde 4] met kracht heeft gedwongen op de grond te gaan liggen en
- (daarbij) heeft/hebben geroepen "Dit is een overval, liggen, liggen, niet kijken en handen op de rug" en "We moeten geld hebben" en/of "Is er nog meer geld" en/of "Naar de grond kijken" en "Niet kijken, terugkruipen, vlug vlug, anders schieten we. Ons leven is toch niets meer waard", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
De voortgezette handeling van:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het 3 bewezenverklaarde:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof vindt, hoewel de verdachte ten tijde van het begaan van het hierboven tenlastegelegde en bewezenverklaarde de leeftijd van zestien doch niet die van achttien jaren had bereikt, grond recht te doen overeenkomstig de bepalingen voor strafrechtelijk meerderjarigen, in de ernst van de feiten en de persoonlijkheid van verdachte.
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat verdachte samen met medeverdachte(n) twee bankovervallen heeft gepleegd. Daarbij zijn de medewerkers van de bank bedreigd met een vuurwapen, onder schot gehouden en is ook gedreigd van dit vuurwapen gebruik te maken.
Het is algemeen bekend dat dergelijke levensbedreigende situaties een zeer grote indruk maken op de slachtoffers, waardoor zij nog lange tijd psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dit blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaringen in het dossier. Het leed van de slachtoffers is deels onherstelbaar. Verdachte heeft zich uitsluitend laten leiden door eigen financieel belang en zich niets gelegen laten liggen aan de grote (psychische) schade die hij de werknemers en klanten van de bankfilialen in kwestie zou kunnen aandoen en (dus) ook heeft aangedaan. Ook de samenleving als geheel is door dit gewelddadig handelen ernstig geschokt.
Verdachte is weliswaar jong en is blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 maart 2007 niet eerder met justitie in aanraking geweest, maar de wijze waarop de feiten zijn begaan, geeft blijk van ernstig gewetenloos handelen. Het voorgaande, in combinatie met de proceshouding van verdachte, waarbij het hof geen enkel zicht heeft kunnen krijgen op verzachtende noties als “spijt” of mededogen met de slachtoffers, maakt dat het hof een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden acht.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 2 en 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 170,- wegens materiële schade en, naar het hof begrijpt, een bedrag van meer dan EUR 1.000,- wegens immateriële schade ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 1.170,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 5.000,- wegens immateriële schade en een onbekend bedrag wegens materiële schade ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 2.500,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 2.630,- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 18.541,50 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 14.500,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 24c, 33, 33a, 36f, 56, 57, 77b, 310, 312(oud) en 317(oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Verstaat, dat het door verdachte ingestelde rechtsmiddel niet is gericht tegen dat deel van het vonnis waarvan beroep waarbij verdachte terzake van het onder 1 tenlastegelegde werd vrijgesproken.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de in beslag genomen voorwerpen
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 2 vissershoedjes, kleur zwart.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 2 stoffen handschoenen, kleur zwart
- 1 sleutel van Audi
- diverse rekeningen op naam van verdachte
- 3 zonnebrillen
- 1 verblijfsdocument met nummer [nummer verblijfsdocument]
- 1 Marokkaans paspoort [paspoortnummer]
- 1 doos van Siemens/T-mobile
- 1 jongerenpas CJP, [nummer jongerenpas]
- 1 fotoalbum
- 1 tas, kleur blauw, merk Eastpack
- 1 overschrijvingskaart Postbank
- 1 map afschriften Postbank
- 1 neprevolver, kleur zwart.
de aan [benadeelde 3] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde 3], te betalen een bedrag van EUR 1.170,00 (duizend honderdzeventig euro) met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [benadeelde 3], een bedrag te betalen van EUR 1.170,00 (duizend honderdzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 (drieëntwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededaders van verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
de aan [benadeelde 4] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde 4], te betalen een bedrag van EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 4], in haar vordering voor het overige niet ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [benadeelde 4], een bedrag te betalen van EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 (tweeënveertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededaders van verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
de aan [benadeelde 2] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde 2], te betalen een bedrag van EUR 2.630,00 (tweeduizend zeshonderddertig euro) met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van EUR 2.630,00 (tweeduizend zeshonderddertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 43 (drieënveertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededader van verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
de aan [benadeelde 1] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde 1], te betalen een bedrag van EUR 14.500,00 (veertienduizend vijfhonderd euro) met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 1], in haar vordering voor het overige niet ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van EUR 14.500,00 (veertienduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 102 (honderdtwee) dagen hechtenis.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededader van verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr A.G. Coumans, voorzitter,
mr B.P.J.A.M. van der Pol en mr R. Prakke-Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr N.D. ten Elshof, griffier,
en op 17 april 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr R. Prakke-Nieuwenhuizen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.