ECLI:NL:GHAMS:2007:BA6036

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-004628-06
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens gebrek aan aanwijzingsbesluit bij ademanalyse in alcoholonderzoek

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 25 mei 2007, stond de verdachte B. terecht in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht. De verdachte was beschuldigd van het besturen van een motorrijtuig onder invloed van alcohol, waarbij het alcoholgehalte in de uitgeademde lucht 610 microgram per liter bleek te zijn, wat aanzienlijk boven de wettelijke limiet ligt. De verdediging voerde aan dat het alcoholonderzoek niet rechtsgeldig was uitgevoerd, omdat de opsporingsambtenaar die de ademanalyse had verricht, niet overeenkomstig artikel 7, eerste lid van het Besluit alcoholonderzoeken was aangewezen door de korpschef. Dit was cruciaal, aangezien de wet vereist dat alleen aangewezen opsporingsambtenaren de ademanalyse mogen uitvoeren.

Het hof onderzocht de argumenten van de verdediging en concludeerde dat er geen bewijs was dat de betrokken opsporingsambtenaar, Michiel S., daadwerkelijk was aangewezen. De enige documentatie die in het dossier aanwezig was, was een lijst met namen, maar deze gaf geen duidelijkheid over de aanwijzing van de verbalisant als opsporingsambtenaar. Het hof oordeelde dat het ontbreken van een formeel aanwijzingsbesluit een ernstige tekortkoming was, waardoor het ademanalyseonderzoek niet voldeed aan de wettelijke vereisten.

Daarom vernietigde het hof het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de wettelijke procedures bij alcoholonderzoeken en de noodzaak van een rechtsgeldige aanwijzing van opsporingsambtenaren.

Uitspraak

Parketnummer: 21-004628-06
Uitspraak d.d.: 25 mei 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 15 november 2006 in de strafzaak tegen
B.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 mei 2007 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen nu het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 27 augustus 2006 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen,
althans in het arrondissement Utrecht, als bestuurder van een
motorrijtuig ((personen)auto), dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik
van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van haar adem bij een
onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de
Wegenverkeerswet 1994, 610 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram
alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat geconstateerd moet worden dat niet is voldaan aan artikel 7 lid 1 Besluit alcoholonderzoeken en dat om die reden niet een onderzoek heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 8 lid 2 onder a WVW 1994, zodat verdachte vrijgesproken dient te worden. Hij heeft daartoe het volgende gesteld.
Voor wat betreft de uitvoering van de blaastest en de waarborgen waarmede deze test is omgeven, is het Besluit Alcoholonderzoeken van belang en in dit verband in het bijzonder artikel 7 van dat besluit, de aanwijzingsbevoegdheid. In het eerste lid van dat artikel is bepaald dat het ademanalyseapparaat moet worden bediend door een opsporingsambtenaar die daartoe door de korpschef is aangewezen. In deze zaak heeft de opsporingsambtenaar verklaard dat hij hiertoe is aangewezen. Echter: uit onderzoek van Anker en Anker advocaten is gebleken dat vele opsporingsambtenaren feitelijk niet zijn aangewezen door de korpschef. Een bescheid waaruit deze aanwijzing blijkt is bij de stukken niet aangetroffen. Opmerkelijk is ook dat de bedienaar Michiel S. is, terwijl de eerste verbalisant die het onderzoek zou hebben verricht Michael S.
Het hof overweegt omtrent dit verweer als volgt.
De ademanalyse is, zo blijkt uit het proces-verbaal, afgenomen door de verbalisant Michael S., hoofdagent van politie Utrecht. In het proces-verbaal staat vermeld dat S. een daartoe aangewezen opsporingsambtenaar is als bedoeld in artikel 7 van het Besluit alcoholonderzoeken.
In het dossier is echter geen bescheid aangetroffen waaruit blijkt dat verbalisant S. op 27 augustus 2006 een daartoe aangewezen opsporingsambtenaar was als bedoeld in artikel 7 van het Besluit alcoholonderzoeken.
Wel bevindt zich in het dossier een lijst met namen, waarop ook de naam S. staat vermeld. Echter uit die lijst blijkt niet dat de vermelde personen politieambtenaren zijn noch blijkt uit die lijst dat het namen zijn van politieambtenaren die zijn aangewezen als opsporingsambtenaren in de zin van artikel 7 eerste lid van het Besluit alcoholonderzoeken.
De advocaat-generaal heeft op de zitting gesteld dat aan alle formaliteiten aangaande de ademanalyse is voldaan.
Het hof is echter van oordeel dat een aanwijzingsbesluit van de betrokken verbalisant ontbreekt. Een dergelijk besluit dient in ieder geval de naam van de opsporingsambtenaar die aangewezen wordt, te bevatten en dient voorts gedateerd en ondertekend zijn door degene die het besluit heeft genomen, doorgaans een ambtelijk meerdere van de verbalisant in kwestie. Een lijst met daarop de naam van de verbalisant S. zonder nadere aanduiding is daartoe niet voldoende.
Door de raadsman is aangevoerd dat de zaak zou kunnen worden aangehouden teneinde de advocaat-generaal in de gelegenheid te stellen bedoeld verzuim te herstellen. De advocaat-generaal heeft te kennen gegeven zich daarin te kunnen vinden.
Het hof zal echter niet tot aanhouding van de zaak overgaan.
Het openbaar ministerie was kennelijk voorafgaand aan de behandeling van de zaak ter zitting in hoger beroep op de hoogte van de hiervoor omschreven onvolkomenheid in het proces-verbaal. Het heeft daarop stukken aan het dossier toegevoegd, namelijk de hiervoor omschreven lijst met namen, waarvan niet duidelijk is wat conclusies daaruit zouden kunnen worden getrokken, alsmede een sjabloon van een tekst waarmee een aanwijzing van een verbalisant als hiervoor beschreven zou kunnen worden geëffectueerd. Kennelijk zijn geen andere relevante stukken beschikbaar. Aanhouding met vorenomschreven doel heeft dus geen zin.
Op grond van het hiervoor overwogene komt het hof tot het oordeel dat bij het in deze zaak uitgevoerde ademonderzoek bij gebreke van een aanwijzingsbesluit niet is voldaan aan de daarvoor geldende wettelijke vereisten. Daarmee is geen sprake geweest van een rechtsgeldig onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid onder a van de Wegenverkeerswet, zodat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr J.W.P. Verheugt en mr J.H.M. Zwinkels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw M.C.L. Roelofs, griffier,
en op 25 mei 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.