5 juni 2007
vijfde civiele kamer
rolnummer 2006-912 U
G E R E C H T S H O F T E AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellante],
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
procureur: voorheen mr P.M. Bartels, thans mr H.J.G. Heijen,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
procureur: mr F.B. Falkena.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar het vonnis dat de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) op 12 juli 2006 tussen appellante (hierna te noemen: [appellante]) als eiseres en geïntimeerde (hierna te noemen: [geïntimeerde]) als gedaagde heeft gewezen. Dit vonnis is in kopie aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij exploot van 29 augustus 2006 heeft [appellante] [geïntimeerde] aangezegd van voormeld vonnis in hoger beroep te komen met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellante] drie grieven tegen dit vonnis gericht en toegelicht en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij arrest, voor zover nodig met verbetering van gronden en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen, zoals ingesteld in eerste aanleg, zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
2.3 [geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het ingestelde beroep niet-ontvankelijk zal verklaren, dan wel dit beroep zal afwijzen, met veroordeling van [appellante] in de kosten van (naar het hof begrijpt) het hoger beroep.
2.4 Daarna hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven luiden - zakelijk weergegeven - als volgt:
Grief I
Ten onrechte heeft de kantonrechter overwogen, zoals hij onder 4.3 van het bestreden vonnis heeft gedaan.
Grief II
Ten onrechte heeft de kantonrechter het bewijsaanbod van [appellante] om mr [betrokkene] en zijn secretaresse te doen horen gepasseerd.
Grief III
Ten onrechte heeft de kantonrechter beslist zoals in het bestreden vonnis is weergegeven.
4 De beoordeling van het geschil in hoger beroep
4.1 De grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
4.2 Zoals ook de kantonrechter onbestreden in het vonnis onder 1 heeft vermeld, staat vast dat van het kantoor van [appellante] mr [betrokkene] als advocaat van [geïntimeerde] haar in de periode augustus 2004 tot april 2005 rechtshulp heeft verleend, doch niet onder welke voorwaarden. Volgens [appellante] heeft zij [geïntimeerde] een gedegen uitleg gegeven van wat gefinancierde rechtshulp is en heeft [geïntimeerde] bij het verlenen van de opdracht uitdrukkelijk daarvan afgezien. [geïntimeerde] heeft dit (voldoende gemotiveerd) weersproken. Aldus zal [appellante] in de gelegenheid worden gesteld tot bewijslevering van haar stellingen. Verder zal iedere beslissing worden aangehouden.
Het hof, recht doende in hoger beroep:
stelt [appellante] in de gelegenheid feiten en omstandigheden aan te tonen, waaruit kan worden afgeleid dat zij [geïntimeerde] een gedegen uitleg heeft gegeven van wat gefinancierde rechtshulp is en dat [geïntimeerde] bij het verlenen van de opdracht uitdrukkelijk daarvan heeft afgezien;
bepaalt dat het verhoor van getuigen zal geschieden ten overstaan van het tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr L. Groefsema, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op 11 juli 2007 om 11.30 uur;
bepaalt dat voor deze zitting in beginsel één dagdeel (van maximaal tweeënhalf uur) beschikbaar is en dat partijen zich erop moeten voorbereiden dat aan het einde van deze zitting een datum voor een nieuwe zitting wordt bepaald voor voortzetting getuigenverhoor of tegengetuigenverhoor;
bepaalt dat procureurs slechts in geval van een dringende verhindering tot twee weken na heden uitsluitend schriftelijk aanhouding kunnen verzoeken met vermelding van die dringende reden van verhindering en onder opgave van verhinderdata van beide partijen, hun raadslieden en getuigen en dat aanhoudingsverzoeken na die datum in beginsel niet worden toegestaan;
bepaalt dat [appellante] deugdelijk vertegenwoordigd en [geïntimeerde] in persoon bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigen verklaringen vragen kunnen worden gesteld;
bepaalt dat [appellante] het aantal, de namen en de woonplaats van de voor te brengen getuigen uiterlijk één week voor de zitting dienen op te geven, ambtshalve peremptoir, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de wederpartij;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs Katz-Soeterboek, Groefsema en Prakke-Nieuwenhuizen en is op de openbare terechtzitting van 5 juni 2007 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.